Deze publicatie maakt gebruik van cookies

We gebruiken functionele en analytische cookies om onze website te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om gepersonaliseerde advertenties op social media weer te geven. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies.
Foto van das (zoogdier) in groene omgeving

Graverij van bevers en dassen actief aangepakt

Waterschappen en terreinbeheerders zijn de afgelopen jaren steeds actiever geworden om ongewenste graverij van bevers en dassen aan te pakken. Bijvoorbeeld door wekelijkse inspecties, het direct aanpakken van graverij en het aanreiken van alternatieve verblijf- en vluchtplaatsen bij hoog water. Dit moet drastische maatregelen zoals afschot voorkomen. In het Kenniscentrum Bever (zie kader) delen partijen, waaronder STOWA, kennis om op een duurzame wijze samen te leven met knagers en gravers.

“We moeten duurzaam samenleven met bevers en dassen,” zegt Hanneke Kloosterboer, beleidsmedewerker van Waterschap Aa en Maas. Dassen en bevers die gangen en holen in dijken graven, bezorgen beheerders in het hele land een hoop werk en kosten. Hun aantal is de afgelopen jaren exponentieel toegenomen tot naar schatting 5 duizend bevers en 6 duizend dassen. De dieren komen overal voor in ons land. Er zijn genoeg territoria waar zij weinig kwaad kunnen. Maar op bepaalde plekken levert hun aanwezigheid veiligheidsrisico’s op. Het graven in dijken kan schade veroorzaken zoals afschuiving, instabiliteit en piping. Wegen en paden kunnen worden ondergraven. Ook de veiligheid bij onderhoudswerk is in het geding. “Er belandt af en toe een wiel van een voertuig in een beverhol. Gelukkig bleef het tot nu toe bij materiële schade,” schetst Kloosterboer.

Foto van Hanneke Kloosterboer, beleidsmedewerker van Waterschap Aa
en Maas

Aa en Maas becijferde voor 2021 in totaal 2700 uur (2019: 1500) aan inspectie, onderzoek en ontwikkeling van beleid voor bevers en dassen in relatie tot waterkeringen, en daarnaast 200 duizend euro aan operationeel herstel in 110 km Maasdijken en 75 km regionale dijken. In 2019 waren de operationele kosten nog 130 duizend euro. De kosten van maatregelen in het watergangen en sloten zijn in deze cijfers nog niet meegeteld. De oorzaak vormt de groei van beide dierenpopulaties. “Dat is de kracht van de natuurbescherming,” concludeert Kloosterboer. De inheemse zoogdieren geven veel meerwaarde aan de natuur. Met hun dammen hervormen bevers landschappen naar hun wensen, zorgen voor een gevarieerd waterpeil en dragen bij aan de biodiversiteit. Maar bij hun aanwezigheid hoort ook het graven van meterslange en vaak brede gangen waarin zij zich schuilhouden en hun nesten maken. Ook de das maakt netwerken van gangen en kamers. In dijken graaft het dier bij voorkeur in het hogere en droge deel. De bever graaft onder water een ingang en werkt vandaar naar boven tot in het droge gedeelte om daar een nest te bouwen.

Foto van een bever

Graafsporen

Meer inspecties zijn noodzakelijk om tijdig ongewenste graafactiviteiten op te sporen. Aa en Maas doet dit nu wekelijks. Bij inspecties wordt vooral gelet op sporen. Bij dassen is dit het gemakkelijkst, aangezien de uitgeworpen zandhopen zichtbaar zijn. Bij bevers is het opsporen lastiger, maar omgeknaagde boompjes verraden wel hun aanwezigheid. Populaire vestigingsplaatsen van bevers zijn wielen (voormalige doorbraakgaten) waar de dijk in een bocht omheen is gelegd. Bij het constateren van graafactiviteiten op ongewenste plekken treedt een protocol in werking. Hierbij worden de gangenstelsels diervriendelijk uitgegraven. Eerst wordt de ingang van de gangen grotendeels dichtgezet. Dit vinden de dieren vervelend, waardoor ze een andere woonlocatie zoeken. Als ze hun holen hebben verlaten, worden de gangen nagegraven en daarna dichtgemaakt met grond. Deze herstelmaatregel kost tijd, en soms is er geen tijd te verliezen, zoals bij hoogwater. Bij het hoogwater langs de Maas in juni 2021 moest het waterschap vier dassenburchten acuut dichtzetten om doorbraken te voorkomen, ze stonden al vol water. Hierbij werd een 170 meter brede houtwal verwijderd, een steunberm aangelegd en een sloot aan de voet van de dijk gedempt. Het was volgens Kloosterboer een race tegen de klok, waarbij ook veel publiek op afstand moesten worden gehouden.

Foto van een das

Duurzame aanpak

In samenwerking met onder andere de Zoogdiervereniging hebben waterschappen en Rijkswaterstaat een duurzame aanpak voor bever- en dassengraverij ontwikkeld. “Deze is erop gericht de dieren de ruimte te geven op plekken waar ze geen kwaad kunnen, en risicoplekken zoals waterkeringen te verminderen of extra te beschermen. Je wilt dieren verleiden om op minder risicovolle plekken te graven, en dus niet in een waterkering,” zegt beverspecialist Vilmar Dijkstra van de Zoogdierenvereniging. Een effectieve maatregel is het inbrengen van gaas in de kwetsbaarste delen van de dijken; daar waar water bij normale waterstanden aan de voet van de dijk staat. Deze maatregel wordt het liefst uitgevoerd in combinatie met dijkversterkingen, maar soms is de situatie zo urgent dat niet gewacht kan worden op een geplande dijkversterking. Aa en Maas is afgelopen september begonnen met het inbrengen van gaas. Met een investering van 350 duizend euro wordt straks een deel van de dijken bever- en dassenproof. Ook het verflauwen van oevers helpt, aangezien bevers graag in steile oevers graven. Maar niet overal is daar ruimte voor. Het tegengaan van wateroverlast is mogelijk door buizen in beverdammen te plaatsen, een zogenoemde beaver deceiver (zie video hieronder). Het plaatsen van geurstaven in de gangen stimuleert de dieren om een stukje verderop te gaan. Tot slot helpt afstand creëren tot risicoplekken: een sloot aan de teen van de dijk verleggen, voorkomt dat de graverij vanuit een sloot doorloopt in de dijk.

Foto van een alternative door de mens gemaakte verblijfplaats. Foto van vluchtplaats voor bevers bij hoog water.

Alternatieven

Bij hoog water, als hun burchten en holen onder water staan, wijken de dieren uit naar een veilige droge plek. Dat is bijvoorbeeld een hoger gelegen grondlichaam als een dijk. Daarbij ontstaat vaak weer ongewenste graverij. Daarom zijn in samenwerking met de Zoogdiervereniging alternatieven ontwikkeld; de ontwerpen gaan komende jaren in uitvoering.  Een oplossing is de aanleg van hoger gelegen bulten (hoogwatervluchtplaatsen gebouwd met grond) in de uiterwaarden, uitgerust met bosschages en verstopplekken. “Een aantrekkelijker plek dan de dijk,” zegt Kloosterboer. De inpassing is nog wel een klus, want er mag door deze bulten geen stuwing van het rivierwater optreden. Een tweede oplossing zijn drijvende hoogwatervluchtplaatsen: drijvende hutjes waar de bevers kunnen schuilen en het hoogwater kunnen uitzitten. Deze vlotten bewegen mee met het water en zijn dus altijd toegankelijk. Tot slot kan ook het compartimenteren van dijken helpen: bevers en dassen toelaten op stukjes dijk waar zij geen veiligheidsrisico opleveren, doordat dat deel van de dijk met stalen damwand of gaas is afgescheiden van de werkelijke dijk. Gaan dieren ook werkelijk gebruikmaken van deze alternatieve vlucht- en verblijflocaties? Dijkstra is hiervan overtuigd, mede op basis van eerdere pilots en ervaringen in het buitenland.

Heeft niets geholpen en dreigt acuut gevaar door onopgemerkte holen, dan is er nog de laatste, niet-duurzame optie: het afschieten van bevers. Dit gebeurt alleen als provincies een terreinbeheerder hiervoor ontheffing geven. De Brabantse waterschappen en Rijkswaterstaat krijgen volgend jaar een ontheffing voor ‘afschot’ bij calamiteiten zodra het nieuwe beverprotocol is goedgekeurd. In andere regio’s, zoals in Limburg, is dit al toegestaan. Waterschap Limburg heeft afgelopen jaar 80 bevers laten afschieten. Het is geen structurele oplossing, benadrukt Kloosterboer. “De dieren zijn territoriaal, en een vrijgekomen plek wordt snel weer door andere dieren ingenomen die zich extra gaan voortplanten.” Hoewel er in een paar jaar flinke stappen zijn gezet in een actiever optreden is het risico op bever- en dassengraverij in Nederland nog niet onder controle. Kloosterboer en Dijkstra benadrukken de noodzaak om kennis verder te ontwikkelen en te verspreiden. “Voor het samenleven met de bever kan het kenniscentrum Bever een belangrijke rol vervullen.”

Kenniscentrum Bever

Foto van bever in een grassige omgeving met oranje-gele bloemetjes.

In het Kenniscentrum Bever, een initiatief van STOWA, Rijkswaterstaat, ProRail, de Unie van Waterschappen, Interprovinciaal Overleg en de Zoogdiervereniging, delen partijen kennis en ervaringen met als doel op een duurzame wijze samen te leven met de bever.

Op de website van het Kenniscentrum Bever staat veel informatie over de bever. Niet alleen over de ecologie, maar ook over knelpunten en mogelijke oplossingen voor graaf-, nat-, vraat- en knaagschade en de juridische aspecten daarvan. De site bevat ook een bibliotheek met achtergronddocumenten en beverprotocollen.

Meer weten? Kijk op www.kenniscentrumbever.nl

Foto van das (zoogdier) in groene omgeving

Graverij van bevers en dassen actief aangepakt

Waterschappen en terreinbeheerders zijn de afgelopen jaren steeds actiever geworden om ongewenste graverij van bevers en dassen aan te pakken. Bijvoorbeeld door wekelijkse inspecties, het direct aanpakken van graverij en het aanreiken van alternatieve verblijf- en vluchtplaatsen bij hoog water. Dit moet drastische maatregelen zoals afschot voorkomen. In het Kenniscentrum Bever (zie kader) delen partijen, waaronder STOWA, kennis om op een duurzame wijze samen te leven met knagers en gravers.

“We moeten duurzaam samenleven met bevers en dassen,” zegt Hanneke Kloosterboer, beleidsmedewerker van Waterschap Aa en Maas. Dassen en bevers die gangen en holen in dijken graven, bezorgen beheerders in het hele land een hoop werk en kosten. Hun aantal is de afgelopen jaren exponentieel toegenomen tot naar schatting 5 duizend bevers en 6 duizend dassen. De dieren komen overal voor in ons land. Er zijn genoeg territoria waar zij weinig kwaad kunnen. Maar op bepaalde plekken levert hun aanwezigheid veiligheidsrisico’s op. Het graven in dijken kan schade veroorzaken zoals afschuiving, instabiliteit en piping. Wegen en paden kunnen worden ondergraven. Ook de veiligheid bij onderhoudswerk is in het geding. “Er belandt af en toe een wiel van een voertuig in een beverhol. Gelukkig bleef het tot nu toe bij materiële schade,” schetst Kloosterboer.

Foto van Hanneke Kloosterboer, beleidsmedewerker van Waterschap Aa
en Maas

Aa en Maas becijferde voor 2021 in totaal 2700 uur (2019: 1500) aan inspectie, onderzoek en ontwikkeling van beleid voor bevers en dassen in relatie tot waterkeringen, en daarnaast 200 duizend euro aan operationeel herstel in 110 km Maasdijken en 75 km regionale dijken. In 2019 waren de operationele kosten nog 130 duizend euro. De kosten van maatregelen in het watergangen en sloten zijn in deze cijfers nog niet meegeteld. De oorzaak vormt de groei van beide dierenpopulaties. “Dat is de kracht van de natuurbescherming,” concludeert Kloosterboer. De inheemse zoogdieren geven veel meerwaarde aan de natuur. Met hun dammen hervormen bevers landschappen naar hun wensen, zorgen voor een gevarieerd waterpeil en dragen bij aan de biodiversiteit. Maar bij hun aanwezigheid hoort ook het graven van meterslange en vaak brede gangen waarin zij zich schuilhouden en hun nesten maken. Ook de das maakt netwerken van gangen en kamers. In dijken graaft het dier bij voorkeur in het hogere en droge deel. De bever graaft onder water een ingang en werkt vandaar naar boven tot in het droge gedeelte om daar een nest te bouwen.

Foto van een bever

Graafsporen

Meer inspecties zijn noodzakelijk om tijdig ongewenste graafactiviteiten op te sporen. Aa en Maas doet dit nu wekelijks. Bij inspecties wordt vooral gelet op sporen. Bij dassen is dit het gemakkelijkst, aangezien de uitgeworpen zandhopen zichtbaar zijn. Bij bevers is het opsporen lastiger, maar omgeknaagde boompjes verraden wel hun aanwezigheid. Populaire vestigingsplaatsen van bevers zijn wielen (voormalige doorbraakgaten) waar de dijk in een bocht omheen is gelegd. Bij het constateren van graafactiviteiten op ongewenste plekken treedt een protocol in werking. Hierbij worden de gangenstelsels diervriendelijk uitgegraven. Eerst wordt de ingang van de gangen grotendeels dichtgezet. Dit vinden de dieren vervelend, waardoor ze een andere woonlocatie zoeken. Als ze hun holen hebben verlaten, worden de gangen nagegraven en daarna dichtgemaakt met grond. Deze herstelmaatregel kost tijd, en soms is er geen tijd te verliezen, zoals bij hoogwater. Bij het hoogwater langs de Maas in juni 2021 moest het waterschap vier dassenburchten acuut dichtzetten om doorbraken te voorkomen, ze stonden al vol water. Hierbij werd een 170 meter brede houtwal verwijderd, een steunberm aangelegd en een sloot aan de voet van de dijk gedempt. Het was volgens Kloosterboer een race tegen de klok, waarbij ook veel publiek op afstand moesten worden gehouden.

Foto van een das

Duurzame aanpak

In samenwerking met onder andere de Zoogdiervereniging hebben waterschappen en Rijkswaterstaat een duurzame aanpak voor bever- en dassengraverij ontwikkeld. “Deze is erop gericht de dieren de ruimte te geven op plekken waar ze geen kwaad kunnen, en risicoplekken zoals waterkeringen te verminderen of extra te beschermen. Je wilt dieren verleiden om op minder risicovolle plekken te graven, en dus niet in een waterkering,” zegt beverspecialist Vilmar Dijkstra van de Zoogdierenvereniging. Een effectieve maatregel is het inbrengen van gaas in de kwetsbaarste delen van de dijken; daar waar water bij normale waterstanden aan de voet van de dijk staat. Deze maatregel wordt het liefst uitgevoerd in combinatie met dijkversterkingen, maar soms is de situatie zo urgent dat niet gewacht kan worden op een geplande dijkversterking. Aa en Maas is afgelopen september begonnen met het inbrengen van gaas. Met een investering van 350 duizend euro wordt straks een deel van de dijken bever- en dassenproof. Ook het verflauwen van oevers helpt, aangezien bevers graag in steile oevers graven. Maar niet overal is daar ruimte voor. Het tegengaan van wateroverlast is mogelijk door buizen in beverdammen te plaatsen, een zogenoemde beaver deceiver (zie video hieronder). Het plaatsen van geurstaven in de gangen stimuleert de dieren om een stukje verderop te gaan. Tot slot helpt afstand creëren tot risicoplekken: een sloot aan de teen van de dijk verleggen, voorkomt dat de graverij vanuit een sloot doorloopt in de dijk.

Foto van een alternative door de mens gemaakte verblijfplaats. Foto van vluchtplaats voor bevers bij hoog water.

Alternatieven

Bij hoog water, als hun burchten en holen onder water staan, wijken de dieren uit naar een veilige droge plek. Dat is bijvoorbeeld een hoger gelegen grondlichaam als een dijk. Daarbij ontstaat vaak weer ongewenste graverij. Daarom zijn in samenwerking met de Zoogdiervereniging alternatieven ontwikkeld; de ontwerpen gaan komende jaren in uitvoering.  Een oplossing is de aanleg van hoger gelegen bulten (hoogwatervluchtplaatsen gebouwd met grond) in de uiterwaarden, uitgerust met bosschages en verstopplekken. “Een aantrekkelijker plek dan de dijk,” zegt Kloosterboer. De inpassing is nog wel een klus, want er mag door deze bulten geen stuwing van het rivierwater optreden. Een tweede oplossing zijn drijvende hoogwatervluchtplaatsen: drijvende hutjes waar de bevers kunnen schuilen en het hoogwater kunnen uitzitten. Deze vlotten bewegen mee met het water en zijn dus altijd toegankelijk. Tot slot kan ook het compartimenteren van dijken helpen: bevers en dassen toelaten op stukjes dijk waar zij geen veiligheidsrisico opleveren, doordat dat deel van de dijk met stalen damwand of gaas is afgescheiden van de werkelijke dijk. Gaan dieren ook werkelijk gebruikmaken van deze alternatieve vlucht- en verblijflocaties? Dijkstra is hiervan overtuigd, mede op basis van eerdere pilots en ervaringen in het buitenland.

Heeft niets geholpen en dreigt acuut gevaar door onopgemerkte holen, dan is er nog de laatste, niet-duurzame optie: het afschieten van bevers. Dit gebeurt alleen als provincies een terreinbeheerder hiervoor ontheffing geven. De Brabantse waterschappen en Rijkswaterstaat krijgen volgend jaar een ontheffing voor ‘afschot’ bij calamiteiten zodra het nieuwe beverprotocol is goedgekeurd. In andere regio’s, zoals in Limburg, is dit al toegestaan. Waterschap Limburg heeft afgelopen jaar 80 bevers laten afschieten. Het is geen structurele oplossing, benadrukt Kloosterboer. “De dieren zijn territoriaal, en een vrijgekomen plek wordt snel weer door andere dieren ingenomen die zich extra gaan voortplanten.” Hoewel er in een paar jaar flinke stappen zijn gezet in een actiever optreden is het risico op bever- en dassengraverij in Nederland nog niet onder controle. Kloosterboer en Dijkstra benadrukken de noodzaak om kennis verder te ontwikkelen en te verspreiden. “Voor het samenleven met de bever kan het kenniscentrum Bever een belangrijke rol vervullen.”

Kenniscentrum Bever

Foto van bever in een grassige omgeving met oranje-gele bloemetjes.

In het Kenniscentrum Bever, een initiatief van STOWA, Rijkswaterstaat, ProRail, de Unie van Waterschappen, Interprovinciaal Overleg en de Zoogdiervereniging, delen partijen kennis en ervaringen met als doel op een duurzame wijze samen te leven met de bever.

Op de website van het Kenniscentrum Bever staat veel informatie over de bever. Niet alleen over de ecologie, maar ook over knelpunten en mogelijke oplossingen voor graaf-, nat-, vraat- en knaagschade en de juridische aspecten daarvan. De site bevat ook een bibliotheek met achtergronddocumenten en beverprotocollen.

Meer weten? Kijk op www.kenniscentrumbever.nl

Beaver Deceiver

Vluchtplaats bij hoog water

STOWA Publicaties

Hier vindt u de digitale uitgaven van STOWA waaronder het digitale magazine Ter Info.
Volledig scherm