Mark van der Werf:
“Ik kom mijn bed uit om de wereld iets beter te maken”
Mark van der Werf (48) is met ingang van 1 juni de nieuwe directeur van STOWA. Hij kent de waterwereld heel goed. Van der Werf werkte meer dan twintig jaar bij de Unie van Waterschappen. Maar de waterkennis trok. Net als de wens om hands-on een bijdrage te leveren aan een betere wereld: “Het grootste vraagstuk voor de mensheid is volgens mij: hoe gaan we leven binnen de natuurlijke grenzen van onze planeet? STOWA kan helpen bij het vinden van een antwoord op die vraag.”
Mark, waar kom je vandaan?
Ik ben geboren en getogen in Den Haag. (lacht) Dat kun je soms ook wel horen toch? Ik kom uit een echt arbeidersmilieu. We woonden in Spoorwijk, een vooroorlogse arbeidersbuurt. Het was – zou je kunnen zeggen – een spannende omgeving. Er gebeurde van alles, ook minder leuke dingen. Een manier om daaruit te ontsnappen is voor mij kennis geweest. Ik was een nieuwsgierig jongetje en sleepte mijn moeder mee naar musea, wat niet veel mensen in mijn omgeving deden. Er zat kennelijk een honger naar kennis in mij. Ik heb eerst HBO Milieukunde gedaan aan de HAS in Delft, richting Water en Bodem. Daarna heb ik Environmental Science met specialiteit Zuiveringstechnologie gestudeerd in Wageningen.
Hoe komt een stadse jongen erbij om zich te verdiepen in de wereld van milieu en water?
Een bepalend moment. Ik was in het Museon in Den Haag met mijn moeder. Daar hadden ze met gloeilampen 28 vakken gemaakt, die in 60 seconden één voor één uitgingen. Die vlakken stonden voor de voetbalvelden aan bomen die iedere minuut in de Amazone werden gekapt. Dat raakte me destijds enorm. Ik zag het verdwijnen van het Amazonewoud voor mijn ogen gebeuren! Dat heeft mijn studiekeuze bepaald.
Wat voor beeld had je van STOWA voordat je hier begon?
Toen ik in 2002 als beleidsadviseur bij de Unie van Waterschappen aan de slag ging, was één van de eerste dingen het in kaart brengen van het speelveld: welke organisaties zijn er rond de Unie? En wat doen ze? Zo leerde ik natuurlijk ook STOWA kennen.
Ik heb uiteindelijk meer dan twintig jaar bij de Unie gewerkt. Ik was er MT-lid en zat weliswaar in een bestuurlijke wereld, maar stiekem zat er al die tijd ook een technoloog in mij. En nog steeds: als je mij een beleidsnotitie en een onderzoeksrapport geeft, zal ik bij voorkeur eerst het onderzoeksrapport lezen. Ik ben altijd fan geweest van STOWA. Ook omdat de kennis van STOWA mij in die beleidstijd echt heeft geholpen. Ik was bijvoorbeeld een keer aan het lobbyen bij het ministerie - iets met risiconormering van dijken - en ik kreeg het maar niet door het ministerie heen. Totdat ik een STOWA-rapport over precies dat onderwerp in handen kreeg. En dat gaf uiteindelijk het goede zetje bij het ministerie. Dat heeft mij ook geleerd dat beleid én kennis in combinatie zorgen voor optimale belangenbehartiging.
Wat was de reden voor je sollicitatie bij STOWA?
Bij de Unie was ik de afgelopen jaren steeds vaker met hele grote beleidsthema’s bezig. Dat is duwen en trekken aan een beleids-supertanker, waarbij het altijd maar de vraag is hoeveel invloed je hebt op de koers van die tanker. Ik kreeg ook bij de Unie juist energie van trajecten die ik samen met de waterschappen zelf ontplooide, zoals rond circulariteit. Met de bal aan de voet zelf invloed hebben, nog steeds in het waterwerkveld en dan nu in het kennisdomein met de waterschappen aan de slag te gaan, daar heb ik onwijs veel zin in. Toen de vacature voor directeur van STOWA voorbij kwam, was de brief dus snel geschreven.
Je sprak net over de relatie tussen kennis en beleid als een gouden combinatie. Maar die combinatie is de afgelopen jaren wel veranderd. Het lijkt erop alsof sommige bestuurders en politici kennis wantrouwen. Hoe kijk jij daar als STOWA-directeur tegenaan?
Omdat water steeds politieker wordt, zullen feiten en cijfers juist steeds belangrijker worden. Die vormen de basis voor het juiste gesprek tussen bestuurders, zeker als zaken polariseren.
STOWA is een sterk merk en staat er goed op. Dat willen we behouden. Dat doe je allereerst door kwaliteit te leveren en onafhankelijk te zijn. Wat wij opschrijven, moet kloppen. Als wij alleen opschrijven wat sommige mensen willen lezen, ben je gezien. Daarbij hoort wel dat we onze bevindingen goed moeten uitleggen. Je moet kunnen volgen waarom we ergens op uit komen. Daar mag je het uiteraard mee oneens zijn, en daarover gaat we graag met iedereen het gesprek aan.
Feiten en cijfers dus, maar hoe zit het met het gebruik van modellen? De politiek lijkt er tegenwoordig weinig mee op te hebben. Denk aan de discussie rondom het stikstofmodel.
Het waterbeheer is zo complex geworden dat het gebruik van goede modellen, zoals het Nederlands Hydrologisch Instrumentarium (NHI), onontbeerlijk is om goed onderbouwde beslissingen te nemen, of het effect van maatregelen door te kunnen rekenen. Ik denk dat modellen steeds beter worden, zeker met nieuwe technieken en rekenkrachten. Of het nu gaat over droogtebestrijding, wateroverlast of waterkwaliteit. Een model geeft waterschappen handvatten waar ze hard naar op zoek zijn. Natuurlijk moet je ze met verstand gebruiken en het beheerdersoordeel van de professional is leidend. De wereld is geen model en kennis over je systeem moet ook bij de mannen en vrouwen van het waterschap zitten, maar model en mens versterken elkaar.
Wat zie je als de belangrijkste uitdaging voor STOWA de komende jaren? Er is genoeg te doen.
De basis is de hoge kwaliteit en onafhankelijkheid van ons werk. Ik denk dat we daarnaast iets transparanter kunnen zijn over de vraag hoe wij komen tot de keuze voor onderzoeken en de wijze waarop we die wegzetten bij onderzoeksinstituten en kennisinstellingen. Onze deelnemers hebben daar recht op. Maar ik wil met het STOWA-bestuur ook onderzoeken of we op basis van feiten en cijfers vaker prikkelender of agenderender kunnen zijn. Soms doen we dat al. Niet altijd alleen maar goed luisteren naar onze achterban, maar ook meer een echte gesprekspartner zijn.
Kun je daar een voorbeeld van geven?
De waterschappen hebben prachtige circulariteitsambities vastgelegd. Winnen wat van waarde is. Bij het realiseren van die ambities wordt vooral gekeken naar de afvalwaterzuivering. Maar waterschappen beheren ook duizenden kilometers sloten, kanalen en dijken. We voeren maaisel af, we beschoeien oevers, bekleden dijken, enzovoort. Wat doen we om daar ook circulair in te worden? Welke belemmeringen kunnen we wegnemen om ook in het watersysteem en bij waterkeringen circulair te worden? Dat gesprek zou ik graag actief aanjagen.
Een ander voorbeeld is dat het lijkt of waterkwaliteit (KRW) en afvalwaterzuivering tot voor kort gescheiden werelden waren. Maar effluentlozingen vanuit zuiveringen vormen ondanks alle inspanningen nog altijd een substantieel deel van het probleem dat we hebben met nutriënten, naast landbouw, industrie en andere bronnen. We kunnen onderzoeken hoe we effluentlozingen in lijn brengen met de waterkwaliteitseisen van de KRW.
Wat de zuiveringen en het aanstromend transportstelsel betreft, we hebben met elkaar enorme ambities en opgaven: duurzamer, schoner, medicijnresten, grondstoffen en energie, digitalisering, etc. Zelfs als we het geld hebben, dan nog wordt het een enorme uitvoeringsklus. De vraag is of we daar de mensen voor hebben. Wij als waterschappen maar ook de markt. De vraag is: hoe pak je de opgaven in dat licht slim aan en wat kan STOWA daarin betekenen? Dat prikkelende gesprek zou ik vanuit STOWA wel willen voeren met de waterschappen. De besluitvorming ligt uiteraard bij de bestuurders. Maar bij het gesprek en de onderzoeken speelt STOWA graag een rol.
Wat voor directeur krijgt STOWA?
Een energieke en nieuwsgierige meneer, die openheid en gelijkwaardigheid belangrijk vindt. Waarbij nieuwsgierigheid voor mij het allerbelangrijkst is. Want die heeft me gebracht waar ik nu ben. Uiteindelijk kom ik iedere dag mijn bed uit om de wereld net iets beter te maken.
Wat zijn je plannen voor de komende tijd?
Kennis maken, het veld verkennen en dan aan de slag met een nieuwe strategienota van STOWA. De huidige nota loopt tot eind 2025 en ik wil in het voorjaar van 2026 een nieuwe nota gereed hebben. Daarin moeten we uiteraard vragen beantwoorden als: wat komt er inhoudelijk allemaal op ons af? Welke kennis hebben waterbeheerders nodig? Maar ook: hoe gaan we dat dan organiseren in huis? Welk soort STOWA-bureau hoort daarbij?
De waterschappen en STOWA zijn nog altijd vrij technologisch georiënteerd. De zeespiegel stijgt: de dijk moet hoger. De grondstoffen raken op: we moeten circulair worden. We proberen via de inhoud dingen te regelen. Dat is belangrijk, maar daar moet iets aan toegevoegd worden: een gedragscomponent. Die vergeten we vaak. Uiteindelijk gaat de echte verandering niet via de techniek, maar via de mens. De Ultieme Waterfabriek is hier een goed voorbeeld van. Dat gaat erg over de vraag: Wat is nou nodig om te zorgen dat mensen gezuiverd effluent willen drinken?
Tot slot: als water zou kunnen praten, wat zou het ons willen zeggen?
Ik word in Nederland niet genoeg gewaardeerd. Misschien wel omdat ik hier zo goedkoop ben. Wees zuinig(er) op mij.
Mark van der Werf:
“Ik kom mijn bed uit om de wereld iets beter te maken”
Mark van der Werf (48) is met ingang van 1 juni de nieuwe directeur van STOWA. Hij kent de waterwereld heel goed. Van der Werf werkte meer dan twintig jaar bij de Unie van Waterschappen. Maar de waterkennis trok. Net als de wens om hands-on een bijdrage te leveren aan een betere wereld: “Het grootste vraagstuk voor de mensheid is volgens mij: hoe gaan we leven binnen de natuurlijke grenzen van onze planeet? STOWA kan helpen bij het vinden van een antwoord op die vraag.”
Mark, waar kom je vandaan?
Ik ben geboren en getogen in Den Haag. (lacht) Dat kun je soms ook wel horen toch? Ik kom uit een echt arbeidersmilieu. We woonden in Spoorwijk, een vooroorlogse arbeidersbuurt. Het was – zou je kunnen zeggen – een spannende omgeving. Er gebeurde van alles, ook minder leuke dingen. Een manier om daaruit te ontsnappen is voor mij kennis geweest. Ik was een nieuwsgierig jongetje en sleepte mijn moeder mee naar musea, wat niet veel mensen in mijn omgeving deden. Er zat kennelijk een honger naar kennis in mij. Ik heb eerst HBO Milieukunde gedaan aan de HAS in Delft, richting Water en Bodem. Daarna heb ik Environmental Science met specialiteit Zuiveringstechnologie gestudeerd in Wageningen.
Hoe komt een stadse jongen erbij om zich te verdiepen in de wereld van milieu en water?
Een bepalend moment. Ik was in het Museon in Den Haag met mijn moeder. Daar hadden ze met gloeilampen 28 vakken gemaakt, die in 60 seconden één voor één uitgingen. Die vlakken stonden voor de voetbalvelden aan bomen die iedere minuut in de Amazone werden gekapt. Dat raakte me destijds enorm. Ik zag het verdwijnen van het Amazonewoud voor mijn ogen gebeuren! Dat heeft mijn studiekeuze bepaald.
Wat voor beeld had je van STOWA voordat je hier begon?
Toen ik in 2002 als beleidsadviseur bij de Unie van Waterschappen aan de slag ging, was één van de eerste dingen het in kaart brengen van het speelveld: welke organisaties zijn er rond de Unie? En wat doen ze? Zo leerde ik natuurlijk ook STOWA kennen.
Ik heb uiteindelijk meer dan twintig jaar bij de Unie gewerkt. Ik was er MT-lid en zat weliswaar in een bestuurlijke wereld, maar stiekem zat er al die tijd ook een technoloog in mij. En nog steeds: als je mij een beleidsnotitie en een onderzoeksrapport geeft, zal ik bij voorkeur eerst het onderzoeksrapport lezen. Ik ben altijd fan geweest van STOWA. Ook omdat de kennis van STOWA mij in die beleidstijd echt heeft geholpen. Ik was bijvoorbeeld een keer aan het lobbyen bij het ministerie - iets met risiconormering van dijken - en ik kreeg het maar niet door het ministerie heen. Totdat ik een STOWA-rapport over precies dat onderwerp in handen kreeg. En dat gaf uiteindelijk het goede zetje bij het ministerie. Dat heeft mij ook geleerd dat beleid én kennis in combinatie zorgen voor optimale belangenbehartiging.
Wat was de reden voor je sollicitatie bij STOWA?
Bij de Unie was ik de afgelopen jaren steeds vaker met hele grote beleidsthema’s bezig. Dat is duwen en trekken aan een beleids-supertanker, waarbij het altijd maar de vraag is hoeveel invloed je hebt op de koers van die tanker. Ik kreeg ook bij de Unie juist energie van trajecten die ik samen met de waterschappen zelf ontplooide, zoals rond circulariteit. Met de bal aan de voet zelf invloed hebben, nog steeds in het waterwerkveld en dan nu in het kennisdomein met de waterschappen aan de slag te gaan, daar heb ik onwijs veel zin in. Toen de vacature voor directeur van STOWA voorbij kwam, was de brief dus snel geschreven.
Je sprak net over de relatie tussen kennis en beleid als een gouden combinatie. Maar die combinatie is de afgelopen jaren wel veranderd. Het lijkt erop alsof sommige bestuurders en politici kennis wantrouwen. Hoe kijk jij daar als STOWA-directeur tegenaan?
Omdat water steeds politieker wordt, zullen feiten en cijfers juist steeds belangrijker worden. Die vormen de basis voor het juiste gesprek tussen bestuurders, zeker als zaken polariseren.
STOWA is een sterk merk en staat er goed op. Dat willen we behouden. Dat doe je allereerst door kwaliteit te leveren en onafhankelijk te zijn. Wat wij opschrijven, moet kloppen. Als wij alleen opschrijven wat sommige mensen willen lezen, ben je gezien. Daarbij hoort wel dat we onze bevindingen goed moeten uitleggen. Je moet kunnen volgen waarom we ergens op uit komen. Daar mag je het uiteraard mee oneens zijn, en daarover gaat we graag met iedereen het gesprek aan.
Feiten en cijfers dus, maar hoe zit het met het gebruik van modellen? De politiek lijkt er tegenwoordig weinig mee op te hebben. Denk aan de discussie rondom het stikstofmodel.
Het waterbeheer is zo complex geworden dat het gebruik van goede modellen, zoals het Nederlands Hydrologisch Instrumentarium (NHI), onontbeerlijk is om goed onderbouwde beslissingen te nemen, of het effect van maatregelen door te kunnen rekenen. Ik denk dat modellen steeds beter worden, zeker met nieuwe technieken en rekenkrachten. Of het nu gaat over droogtebestrijding, wateroverlast of waterkwaliteit. Een model geeft waterschappen handvatten waar ze hard naar op zoek zijn. Natuurlijk moet je ze met verstand gebruiken en het beheerdersoordeel van de professional is leidend. De wereld is geen model en kennis over je systeem moet ook bij de mannen en vrouwen van het waterschap zitten, maar model en mens versterken elkaar.
Wat zie je als de belangrijkste uitdaging voor STOWA de komende jaren? Er is genoeg te doen.
De basis is de hoge kwaliteit en onafhankelijkheid van ons werk. Ik denk dat we daarnaast iets transparanter kunnen zijn over de vraag hoe wij komen tot de keuze voor onderzoeken en de wijze waarop we die wegzetten bij onderzoeksinstituten en kennisinstellingen. Onze deelnemers hebben daar recht op. Maar ik wil met het STOWA-bestuur ook onderzoeken of we op basis van feiten en cijfers vaker prikkelender of agenderender kunnen zijn. Soms doen we dat al. Niet altijd alleen maar goed luisteren naar onze achterban, maar ook meer een echte gesprekspartner zijn.
Kun je daar een voorbeeld van geven?
De waterschappen hebben prachtige circulariteitsambities vastgelegd. Winnen wat van waarde is. Bij het realiseren van die ambities wordt vooral gekeken naar de afvalwaterzuivering. Maar waterschappen beheren ook duizenden kilometers sloten, kanalen en dijken. We voeren maaisel af, we beschoeien oevers, bekleden dijken, enzovoort. Wat doen we om daar ook circulair in te worden? Welke belemmeringen kunnen we wegnemen om ook in het watersysteem en bij waterkeringen circulair te worden? Dat gesprek zou ik graag actief aanjagen.
Een ander voorbeeld is dat het lijkt of waterkwaliteit (KRW) en afvalwaterzuivering tot voor kort gescheiden werelden waren. Maar effluentlozingen vanuit zuiveringen vormen ondanks alle inspanningen nog altijd een substantieel deel van het probleem dat we hebben met nutriënten, naast landbouw, industrie en andere bronnen. We kunnen onderzoeken hoe we effluentlozingen in lijn brengen met de waterkwaliteitseisen van de KRW.
Wat de zuiveringen en het aanstromend transportstelsel betreft, we hebben met elkaar enorme ambities en opgaven: duurzamer, schoner, medicijnresten, grondstoffen en energie, digitalisering, etc. Zelfs als we het geld hebben, dan nog wordt het een enorme uitvoeringsklus. De vraag is of we daar de mensen voor hebben. Wij als waterschappen maar ook de markt. De vraag is: hoe pak je de opgaven in dat licht slim aan en wat kan STOWA daarin betekenen? Dat prikkelende gesprek zou ik vanuit STOWA wel willen voeren met de waterschappen. De besluitvorming ligt uiteraard bij de bestuurders. Maar bij het gesprek en de onderzoeken speelt STOWA graag een rol.
Wat voor directeur krijgt STOWA?
Een energieke en nieuwsgierige meneer, die openheid en gelijkwaardigheid belangrijk vindt. Waarbij nieuwsgierigheid voor mij het allerbelangrijkst is. Want die heeft me gebracht waar ik nu ben. Uiteindelijk kom ik iedere dag mijn bed uit om de wereld net iets beter te maken.
Wat zijn je plannen voor de komende tijd?
Kennis maken, het veld verkennen en dan aan de slag met een nieuwe strategienota van STOWA. De huidige nota loopt tot eind 2025 en ik wil in het voorjaar van 2026 een nieuwe nota gereed hebben. Daarin moeten we uiteraard vragen beantwoorden als: wat komt er inhoudelijk allemaal op ons af? Welke kennis hebben waterbeheerders nodig? Maar ook: hoe gaan we dat dan organiseren in huis? Welk soort STOWA-bureau hoort daarbij?
De waterschappen en STOWA zijn nog altijd vrij technologisch georiënteerd. De zeespiegel stijgt: de dijk moet hoger. De grondstoffen raken op: we moeten circulair worden. We proberen via de inhoud dingen te regelen. Dat is belangrijk, maar daar moet iets aan toegevoegd worden: een gedragscomponent. Die vergeten we vaak. Uiteindelijk gaat de echte verandering niet via de techniek, maar via de mens. De Ultieme Waterfabriek is hier een goed voorbeeld van. Dat gaat erg over de vraag: Wat is nou nodig om te zorgen dat mensen gezuiverd effluent willen drinken?
Tot slot: als water zou kunnen praten, wat zou het ons willen zeggen?
Ik word in Nederland niet genoeg gewaardeerd. Misschien wel omdat ik hier zo goedkoop ben. Wees zuinig(er) op mij.