STOWATERINFOOTJES
WATER
Nieuwe release Sleutelfactor Toxiciteit: msPAF-tool aangepast
Onlangs zijn er enkele veranderingen doorgevoerd aan de Sleutelfactor Toxiciteit. Met name in de msPAF-tool die in de methode wordt gebruikt. De msPAF - dat staat voor ‘meer-soorten Potentieel Aangetaste Fractie’ - geeft een indicatie over het deel van de organismen dat nadelige gevolgen kan ondervinden als gevolg van het aanwezige mengsel van verontreinigingen.
De Sleutelfactor Toxiciteit – kortweg SFTox - is een methode waarmee waterbeheerders en drinkwaterbedrijven chemische verontreiniging van het oppervlaktewater aan kunnen tonen. Op basis hiervan kunnen ze effectieve maatregelen nemen om de verontreiniging aan te pakken. SFTox legt een directe relatie tussen chemische verontreiniging en de effecten ervan op het waterleven. Het instrument geeft ook informatie over de zuiveringsinspanning voor de bereiding van drinkwater uit oppervlaktewater.
SFTox maakt onderdeel uit van een grotere set ecologische sleutelfactoren. Deze instrumenten geven aan of wordt voldaan aan de belangrijkste niet-levende randvoorwaarden voor een goed functionerend aquatisch ecosysteem.
> Ga direct naar de vernieuwde website van de Sleutelfactor Toxiciteit
> Meer weten over alle sleutelfactoren? Dat kan via deze link.
Factsheets mogelijke landgebruiksvormen vernatte veenweidegebieden
STOWA en enkele waterschappen doen mee met het TKI-project ‘Laag Nederland in 2050’. In dit project wordt onderzocht hoe het landelijk gebied er over dertig jaar uit kan zien en hoe de belangen van stakeholders daarin passen. In dit verband zijn factsheets ontwikkeld over mogelijk nieuwe meervoudige landgebruiksvormen voor vernatte veenweidegebieden.
De factsheets zijn opgesteld met het idee te laten zien wat voor opties er zijn als vernatting gerealiseerd wordt, bijvoorbeeld in een 'water en bodem sturend scenario'. De factsheets zijn gemaakt op basis van expertkennis bij WUR en via het raadplegen van (internationale) literatuur. Er zijn factsheets opgesteld voor onder meer de volgende landgebruiksvormen: fruitgewassen in natte omstandigheden, inheemse veengewassen met mogelijkheden tot valorisatie tot hoogwaardige producten, helofytenfilters op groot schaalniveau, regionale beschoeiingshoutproductie met nog niet eerder beproefde houtige gewassen en het opwekken van hernieuwbare energie.
De factsheets van de nieuwe landgebruiksvormen zijn ontstaan door het bodem- en watersysteem als uitgangspunt te nemen, te zoeken welke gewassen en veesoorten hierbij passen, en te zoeken welke landgebruiksvormen meerwaarde hebben voor natuur en maatschappij. Hieruit hebben de opstellers een selectie gekozen die ook economische potentie heeft.
Elke factsheet behandelt grotendeels dezelfde thema’s per landgebruiksvorm, zoals een omschrijving van het idee, waar mogelijk een specificering van de fysische randvoorwaarden (zoals waterpeil), een inschatting van de te verwachten ecosysteemdiensten, voorbeelden van gewassen en planten en een opsomming van aanbevelingen en uitdagingen.
> Meer weten? De factsheets zijn te vinden op https://edepot.wur.nl/660689. Wil je verder met het concretiseren van deze ideeën, naam dan contact op met Marc Ravesloot, marc.ravesloot@wur.nl
Hemelwater:
naar de rwzi, of lokaal gebruiken?
STOWA laat een praktisch bruikbare handleiding opstellen om gemeenten en waterschappen te helpen hoe ze om kunnen gaan met bestaande hemelwaterafvoerstelsels. Doel is om zo min mogelijk ‘schoon’ regenwater naar de zuivering te leiden, maar lokaal vast te houden en te gebruiken om droogte te bestrijden.
In Nederland is ongeveer 25 procent van de rioolstelsels gescheiden gerioleerd en ongeveer acht procent verbeterd gescheiden. Bij gescheiden rioolstelsels, stelsels waarbij rioolwater en hemelwater gescheiden worden ingezameld en verwerkt, zijn met name foutaansluitingen een probleem. Hierbij wordt rioolwater uit woningen en bedrijven per abuis aangesloten op de hemelwaterafvoer. Ook foutieve lozingen komen regelmatig voor, zoals verfresten in straatkolken. Het hemelwater dat via het hemelwaterriool wordt geloosd in stedelijke water, is daarmee vaak vuiler dan voorzien. Daarom worden steeds vaker zuiverende hemelwatervoorzieningen toegepast.
Een verbeterd gescheiden riool (VGS) bestaat eveneens uit gescheiden rioolwater- en hemelwaterafvoersystemen. Maar van het hemelwater gaat bij een regenbui het eerste, meest vervuilde water (de zgn. first flush) ook naar de afvalwaterzuivering; de rest wordt via een (hemelwater)overstort op een sloot of plas geloosd. Bij deze stelsels staat de afvoer van ‘schoon’ water (regenwater en vaak ook instromend oppervlaktewater en grondwater) naar de rwzi in toenemende mate ter discussie. Want hierbij gaat er toch nog relatief veel water naar de zuivering.
Het probleem is dat zuiveringsbeheerders vaak op zoek zijn naar meer hydraulische capaciteit op hun rwzi’s, capaciteit die nu wordt verbruikt door relatief schoon regenwater. Watersysteembeheerders aan de andere kant willen het regenwater het liefst lokaal houden en gebruiken als aanvulling voor droge perioden. In de praktijk heeft dit op veel plaatsen al geleid tot initiatieven om bestaande VGS’en permanent om te bouwen naar gescheiden stelsels of via sturing tijdelijk uit te zetten om benedenstroomse gemengde rioolstelsels te ontlasten. Dit heeft vervolgens weer geleid tot problemen met foutaansluitingen.
De wens is om zo min mogelijk hemelwater naar de rwzi af te voeren, en tegelijkertijd hemelwater bij regenwateruitlaten te zuiveren en foutaansluitingen te verhelpen. De handleiding die nu wordt opgesteld, moet gemeenten en waterschappen inzicht geven in de manier waarop ze kunnen omgaan met water afkomstig van hemelwaterafvoerstelsels, en de consequenties daarvan. Dit helpt bij het verbeteren van de waterkwaliteit, droogtebestrijding, en draagt bij aan een doelmatige zuiveringsinspanning (i.c. minder water dat naar de zuivering gaat).
Nieuw programmaplan ORK: verder onderzoek naar integrale veiligheidsbenadering
Onlangs kwam het vijfde programmaplan uit van het Ontwikkelprogramma Regionale Keringen (ORK), periode 2024-2027. Belangrijke aandachtspunten voor de komende planperiode zijn de integrale veiligheidsbenadering, het concept water en bodem sturend en het toets- en ontwerpinstrumentarium.
Door de introductie van de overstromingskansbenadering bij primaire keringen is er ook discussie ontstaan over de huidige veiligheidsbenadering voor regionale keringen. Moeten we daar niet integraler naar kijken? Op basis van reeds uitgevoerd onderzoek (STOWA 2024-18) is geconcludeerd dat een specifieke regionale veiligheidsbenadering wenselijk is. Doel voor ORK-V is het zorgen voor een plausibel, integraler beeld van de kans op een overstroming. Er worden daarvoor onder meer verbeteringen voorzien in de normering en de toetsmethodiek. Aan het einde van de planperiode wordt over de wenselijke werkwijze voor de veiligheidsbenadering bij de regionale keringen een besluit genomen.
Waterbeheer is inmiddels onlosmakelijk verbonden met klimaatopgaven en de zorg voor natuur en landschap. De watersector raakt hierdoor steeds meer verweven met uiteenlopende maatschappelijke opgaven. Water en bodem sturend moet de sleutel zijn bij het oplossen van deze opgaven. Maar het is nog onduidelijk in hoeverre dat echt een leidend principe is. Binnen het ORK gaan we onderzoeken wat de bijdrage van regionale keringen aan, dan wel de invloed is op water-bodemsturend en klimaatverandering. Mogelijk kan hierbij worden aangesloten bij andere initiatieven van waterschappen en provincies. In dit verband wordt in ieder geval de studie ‘droogtescan’ doorgezet. Ook worden de normen op orde gebracht en er wordt gekeken of in de toekomst een andere (integrale) benadering mogelijk is. Ten slotte wordt onderzocht of ‘continu inzicht’ in de ruimtelijke ordening mogelijk is.
Het huidige toets- en ontwerpinstrumentarium is voldoende uitgewerkt voor een betrouwbare analyse van de veiligheid van een regionale kering, alsmede het ontwerpen van een versterking daarvan. In de periode 2024 - 2027 wordt geen substantiële inspanning gedaan voor het aanpassen van de rekenregels (voor zowel toetsen en ontwerpen). Doel voor het ORK-V is vooral: houd kennisontwikkeling van derden in de gaten en identificeer zo nodig nieuwe belastingen of faalmechanismen. Om een betrouwbaar beeld van de veiligheid van de regionale keringen te behouden, wordt in ieder geval aandacht besteed aan de ontwikkeling van een richtlijn Langsconstructies en actualisering van de Leidraad Toetsen Veiligheid.
Het programma wordt door STOWA uitgevoerd, in opdracht van het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen. Dit gebeurt samen met vertegenwoordigers van de provincies en waterschappen.
> Meer weten? Bekijk het programmaplan ORK V
Hoe voorkom je afzettingen in vacuümrioleringssystemen?
STOWA werkt aan het opstellen van algemene richtlijnen voor de bestrijding van aanslag in vacuümrioleringssystemen. Recente ervaringen met het Waterschoon-project in Sneek - waar huizen en gebouwen zijn aangesloten op vacuümriolering - laten de noodzaak hiervan zien.
Het project Waterschoon in Sneek uit 2008 is een innovatief project waarbij zwart water (toiletwater, inclusief vermalen gft-afval) wordt gescheiden van grijs water (afkomstig van de badkamer, gootsteen en (vaat)wasmachine). Deze stromen worden apart lokaal verwerkt. Uit het zwarte water worden biogas en fosfaat (in de vorm van struviet) teruggewonnen. Voor de opvang van het zwarte toiletwater worden vacuümtoiletten gebruikt, gekoppeld aan een vacuümsysteem (zoals in vliegtuigen en treinen). Dat bespaart heel veel spoelwater en levert een geconcentreerde stroom op, wat goed is voor de verwerking.
In 2008 werden de eerste woningen aangesloten op het vacuümsysteem, en sinds 2015 zijn er 207 huurwoningen op aangesloten. Maar het aantal verstoppingen neemt toe. Het 'dichtslibben' van de vacuümbuizen heeft grote gevolgen; aangesloten vacuümtoiletten kunnen niet meer worden gebruikt. De vraag is: welke (preventieve) maatregelen kunnen genomen worden om dichtslibben te voorkomen? STOWA laat dit uitzoeken, met als doel het opstellen van richtlijnen voor de bestrijding. Gezien het feit dat er sinds Waterschoon meerdere projecten met vacuümtoiletten zijn gerealiseerd in Nederland en daarbuiten, is het zeer waarschijnlijk dat deze projecten uiteindelijk tegen dezelfde problemen aanlopen als in Sneek. De ervaringen met, en mogelijke oplossingen voor afzettingen in Sneek zijn daarmee zeer relevant voor andere projecten met vacuümrioleringssystemen.
> Meer weten? Bekijk deze video over het project Waterschoon in Sneek
Vernieuwde themasite dynamisch kustbeheer
STOWA en Rijkswaterstaat sloegen een jaar of tien geleden de handen ineen om kustbeheerders te ondersteunen bij het verkennen van de mogelijkheden van dynamisch kustbeheer. Bij deze nieuwe beheerstrategie van kust en duinen krijgen wind en zee de ruimte om sediment te verplaatsen tussen de ondiepe zee, het strand en de duinen. Dit leidt tot een natuurlijk, gevarieerd en robuust kustlandschap dat kan meegroeien met de stijgende zeespiegel. Onlangs ging de vernieuwde themawebsite live.
Op de website lees je alles over de achtergronden, het beleid, onderzoek naar en effecten van dynamisch kustbeheer. Ook lees je meer over de bijeenkomsten die Rijkswaterstaat en STOWA jaarlijks organiseren over dit onderwerp.
Sinds 1990 heeft dynamisch kustbeheer een grote ontwikkeling doorgemaakt. De regering besloot toen om de kustlijn te handhaven door middel van zandsuppleties. Daarbij wordt zand uit de diepe Noordzee gewonnen en aangebracht op het strand of net voor de kust in de ondiepe Noordzee. Dit extra zand houdt de zandvoorraad van de kustzone op peil en voorkomt langdurige erosie.
Dit beleid vormde een keerpunt in de kustontwikkeling: van een voornamelijk eroderende kust naar een stabiele of zelfs groeiende kust. Het intensieve beheer van de zeereep, waarbij helmgras en stuifschermen zoveel mogelijk zand vasthielden, was daardoor niet meer overal nodig. Op sommige plaatsen werden zelfs maatregelen genomen die de natuurlijke dynamiek actief bevorderen, zoals het aanleggen van kerven. De uitvoering van zandsuppleties heeft de mogelijkheden voor dynamisch kustbeheer sterk vergroot.
> Ga direct naar de nieuwe website dynamischkustbeheer.nl
STOWATERINFOOTJES
Nieuw programmaplan ORK: verder onderzoek naar integrale veiligheidsbenadering
Hemelwater: naar de rwzi, of lokaal gebruiken?
Hoe voorkom je afzettingen in vacuümriolerings-systemen?
Nieuwe release Sleutelfactor Toxiciteit: msPAF-tool aangepast
Vernieuwde themasite dynamisch kustbeheer
Factsheets mogelijke landgebruiksvormen vernatte veenweidegebieden
WATER
Nieuwe release Sleutelfactor Toxiciteit: msPAF-tool aangepast
Onlangs zijn er enkele veranderingen doorgevoerd aan de Sleutelfactor Toxiciteit. Met name in de msPAF-tool die in de methode wordt gebruikt. De msPAF - dat staat voor ‘meer-soorten Potentieel Aangetaste Fractie’ - geeft een indicatie over het deel van de organismen dat nadelige gevolgen kan ondervinden als gevolg van het aanwezige mengsel van verontreinigingen.
De Sleutelfactor Toxiciteit – kortweg SFTox - is een methode waarmee waterbeheerders en drinkwaterbedrijven chemische verontreiniging van het oppervlaktewater aan kunnen tonen. Op basis hiervan kunnen ze effectieve maatregelen nemen om de verontreiniging aan te pakken. SFTox legt een directe relatie tussen chemische verontreiniging en de effecten ervan op het waterleven. Het instrument geeft ook informatie over de zuiveringsinspanning voor de bereiding van drinkwater uit oppervlaktewater.
SFTox maakt onderdeel uit van een grotere set ecologische sleutelfactoren. Deze instrumenten geven aan of wordt voldaan aan de belangrijkste niet-levende randvoorwaarden voor een goed functionerend aquatisch ecosysteem.
> Ga direct naar de vernieuwde website van de Sleutelfactor Toxiciteit
> Meer weten over alle sleutelfactoren? Dat kan via deze link.
Factsheets mogelijke landgebruiksvormen vernatte veenweidegebieden
STOWA en enkele waterschappen doen mee met het TKI-project ‘Laag Nederland in 2050’. In dit project wordt onderzocht hoe het landelijk gebied er over dertig jaar uit kan zien en hoe de belangen van stakeholders daarin passen. In dit verband zijn factsheets ontwikkeld over mogelijk nieuwe meervoudige landgebruiksvormen voor vernatte veenweidegebieden.
De factsheets zijn opgesteld met het idee te laten zien wat voor opties er zijn als vernatting gerealiseerd wordt, bijvoorbeeld in een 'water en bodem sturend scenario'. De factsheets zijn gemaakt op basis van expertkennis bij WUR en via het raadplegen van (internationale) literatuur. Er zijn factsheets opgesteld voor onder meer de volgende landgebruiksvormen: fruitgewassen in natte omstandigheden, inheemse veengewassen met mogelijkheden tot valorisatie tot hoogwaardige producten, helofytenfilters op groot schaalniveau, regionale beschoeiingshoutproductie met nog niet eerder beproefde houtige gewassen en het opwekken van hernieuwbare energie.
De factsheets van de nieuwe landgebruiksvormen zijn ontstaan door het bodem- en watersysteem als uitgangspunt te nemen, te zoeken welke gewassen en veesoorten hierbij passen, en te zoeken welke landgebruiksvormen meerwaarde hebben voor natuur en maatschappij. Hieruit hebben de opstellers een selectie gekozen die ook economische potentie heeft.
Elke factsheet behandelt grotendeels dezelfde thema’s per landgebruiksvorm, zoals een omschrijving van het idee, waar mogelijk een specificering van de fysische randvoorwaarden (zoals waterpeil), een inschatting van de te verwachten ecosysteemdiensten, voorbeelden van gewassen en planten en een opsomming van aanbevelingen en uitdagingen.
> Meer weten? De factsheets zijn te vinden op https://edepot.wur.nl/660689. Wil je verder met het concretiseren van deze ideeën, naam dan contact op met Marc Ravesloot, marc.ravesloot@wur.nl
Hemelwater:
naar de rwzi, of lokaal gebruiken?
STOWA laat een praktisch bruikbare handleiding opstellen om gemeenten en waterschappen te helpen hoe ze om kunnen gaan met bestaande hemelwaterafvoerstelsels. Doel is om zo min mogelijk ‘schoon’ regenwater naar de zuivering te leiden, maar lokaal vast te houden en te gebruiken om droogte te bestrijden.
In Nederland is ongeveer 25 procent van de rioolstelsels gescheiden gerioleerd en ongeveer acht procent verbeterd gescheiden. Bij gescheiden rioolstelsels, stelsels waarbij rioolwater en hemelwater gescheiden worden ingezameld en verwerkt, zijn met name foutaansluitingen een probleem. Hierbij wordt rioolwater uit woningen en bedrijven per abuis aangesloten op de hemelwaterafvoer. Ook foutieve lozingen komen regelmatig voor, zoals verfresten in straatkolken. Het hemelwater dat via het hemelwaterriool wordt geloosd in stedelijke water, is daarmee vaak vuiler dan voorzien. Daarom worden steeds vaker zuiverende hemelwatervoorzieningen toegepast.
Een verbeterd gescheiden riool (VGS) bestaat eveneens uit gescheiden rioolwater- en hemelwaterafvoersystemen. Maar van het hemelwater gaat bij een regenbui het eerste, meest vervuilde water (de zgn. first flush) ook naar de afvalwaterzuivering; de rest wordt via een (hemelwater)overstort op een sloot of plas geloosd. Bij deze stelsels staat de afvoer van ‘schoon’ water (regenwater en vaak ook instromend oppervlaktewater en grondwater) naar de rwzi in toenemende mate ter discussie. Want hierbij gaat er toch nog relatief veel water naar de zuivering.
Nieuw programmaplan ORK: verder onderzoek naar integrale veiligheidsbenadering
Onlangs kwam het vijfde programmaplan uit van het Ontwikkelprogramma Regionale Keringen (ORK), periode 2024-2027. Belangrijke aandachtspunten voor de komende planperiode zijn de integrale veiligheidsbenadering, het concept water en bodem sturend en het toets- en ontwerpinstrumentarium.
Door de introductie van de overstromingskansbenadering bij primaire keringen is er ook discussie ontstaan over de huidige veiligheidsbenadering voor regionale keringen. Moeten we daar niet integraler naar kijken? Op basis van reeds uitgevoerd onderzoek (STOWA 2024-18) is geconcludeerd dat een specifieke regionale veiligheidsbenadering wenselijk is. Doel voor ORK-V is het zorgen voor een plausibel, integraler beeld van de kans op een overstroming. Er worden daarvoor onder meer verbeteringen voorzien in de normering en de toetsmethodiek. Aan het einde van de planperiode wordt over de wenselijke werkwijze voor de veiligheidsbenadering bij de regionale keringen een besluit genomen.
Waterbeheer is inmiddels onlosmakelijk verbonden met klimaatopgaven en de zorg voor natuur en landschap. De watersector raakt hierdoor steeds meer verweven met uiteenlopende maatschappelijke opgaven. Water en bodem sturend moet de sleutel zijn bij het oplossen van deze opgaven. Maar het is nog onduidelijk in hoeverre dat echt een leidend principe is. Binnen het ORK gaan we onderzoeken wat de bijdrage van regionale keringen aan, dan wel de invloed is op water-bodemsturend en klimaatverandering. Mogelijk kan hierbij worden aangesloten bij andere initiatieven van waterschappen en provincies. In dit verband wordt in ieder geval de studie ‘droogtescan’ doorgezet. Ook worden de normen op orde gebracht en er wordt gekeken of in de toekomst een andere (integrale) benadering mogelijk is. Ten slotte wordt onderzocht of ‘continu inzicht’ in de ruimtelijke ordening mogelijk is.
Het huidige toets- en ontwerpinstrumentarium is voldoende uitgewerkt voor een betrouwbare analyse van de veiligheid van een regionale kering, alsmede het ontwerpen van een versterking daarvan. In de periode 2024 - 2027 wordt geen substantiële inspanning gedaan voor het aanpassen van de rekenregels (voor zowel toetsen en ontwerpen). Doel voor het ORK-V is vooral: houd kennisontwikkeling van derden in de gaten en identificeer zo nodig nieuwe belastingen of faalmechanismen. Om een betrouwbaar beeld van de veiligheid van de regionale keringen te behouden, wordt in ieder geval aandacht besteed aan de ontwikkeling van een richtlijn Langsconstructies en actualisering van de Leidraad Toetsen Veiligheid.
Het programma wordt door STOWA uitgevoerd, in opdracht van het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen. Dit gebeurt samen met vertegenwoordigers van de provincies en waterschappen.
> Meer weten? Bekijk het programmaplan ORK V
Hoe voorkom je afzettingen in vacuümrioleringssystemen?
STOWA werkt aan het opstellen van algemene richtlijnen voor de bestrijding van aanslag in vacuümrioleringssystemen. Recente ervaringen met het Waterschoon-project in Sneek - waar huizen en gebouwen zijn aangesloten op vacuümriolering - laten de noodzaak hiervan zien.
Het project Waterschoon in Sneek uit 2008 is een innovatief project waarbij zwart water (toiletwater, inclusief vermalen gft-afval) wordt gescheiden van grijs water (afkomstig van de badkamer, gootsteen en (vaat)wasmachine). Deze stromen worden apart lokaal verwerkt. Uit het zwarte water worden biogas en fosfaat (in de vorm van struviet) teruggewonnen. Voor de opvang van het zwarte toiletwater worden vacuümtoiletten gebruikt, gekoppeld aan een vacuümsysteem (zoals in vliegtuigen en treinen). Dat bespaart heel veel spoelwater en levert een geconcentreerde stroom op, wat goed is voor de verwerking.
In 2008 werden de eerste woningen aangesloten op het vacuümsysteem, en sinds 2015 zijn er 207 huurwoningen op aangesloten. Maar het aantal verstoppingen neemt toe. Het 'dichtslibben' van de vacuümbuizen heeft grote gevolgen; aangesloten vacuümtoiletten kunnen niet meer worden gebruikt. De vraag is: welke (preventieve) maatregelen kunnen genomen worden om dichtslibben te voorkomen? STOWA laat dit uitzoeken, met als doel het opstellen van richtlijnen voor de bestrijding. Gezien het feit dat er sinds Waterschoon meerdere projecten met vacuümtoiletten zijn gerealiseerd in Nederland en daarbuiten, is het zeer waarschijnlijk dat deze projecten uiteindelijk tegen dezelfde problemen aanlopen als in Sneek. De ervaringen met, en mogelijke oplossingen voor afzettingen in Sneek zijn daarmee zeer relevant voor andere projecten met vacuümrioleringssystemen.
> Meer weten? Bekijk deze video over het project Waterschoon in Sneek
Vernieuwde themasite dynamisch kustbeheer
STOWA en Rijkswaterstaat sloegen een jaar of tien geleden de handen ineen om kustbeheerders te ondersteunen bij het verkennen van de mogelijkheden van dynamisch kustbeheer. Bij deze nieuwe beheerstrategie van kust en duinen krijgen wind en zee de ruimte om sediment te verplaatsen tussen de ondiepe zee, het strand en de duinen. Dit leidt tot een natuurlijk, gevarieerd en robuust kustlandschap dat kan meegroeien met de stijgende zeespiegel. Onlangs ging de vernieuwde themawebsite live.
Op de website lees je alles over de achtergronden, het beleid, onderzoek naar en effecten van dynamisch kustbeheer. Ook lees je meer over de bijeenkomsten die Rijkswaterstaat en STOWA jaarlijks organiseren over dit onderwerp.
Sinds 1990 heeft dynamisch kustbeheer een grote ontwikkeling doorgemaakt. De regering besloot toen om de kustlijn te handhaven door middel van zandsuppleties. Daarbij wordt zand uit de diepe Noordzee gewonnen en aangebracht op het strand of net voor de kust in de ondiepe Noordzee. Dit extra zand houdt de zandvoorraad van de kustzone op peil en voorkomt langdurige erosie.
Dit beleid vormde een keerpunt in de kustontwikkeling: van een voornamelijk eroderende kust naar een stabiele of zelfs groeiende kust. Het intensieve beheer van de zeereep, waarbij helmgras en stuifschermen zoveel mogelijk zand vasthielden, was daardoor niet meer overal nodig. Op sommige plaatsen werden zelfs maatregelen genomen die de natuurlijke dynamiek actief bevorderen, zoals het aanleggen van kerven. De uitvoering van zandsuppleties heeft de mogelijkheden voor dynamisch kustbeheer sterk vergroot.
> Ga direct naar de nieuwe website dynamischkustbeheer.nl