Deze publicatie maakt gebruik van cookies

We gebruiken functionele en analytische cookies om onze website te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om gepersonaliseerde advertenties op social media weer te geven. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies.

In een veranderende wereld is zuiveringsslib voorlopig een blijvertje

Tot 2050 blijft de hoeveelheid slib uit rioolwaterzuiveringen nagenoeg constant, aldus een STOWA-prognose. Maar hoe het slib dan wordt verwerkt, is minder duidelijk. Technologieën die duurzamer en meer circulair zijn dan de verwerkingstechnieken van nu, zijn nog niet volwassen. “Maar het is wel tijd om je er in te verdiepen”, zegt senior consultant Ellen van Voorthuizen van Haskoning. “De komende tien jaar maken we de keuzes voor 2050.”

Dagelijks vullen de Nederlandse waterschappen gezamenlijk bijna honderd vrachtwagens met ontwaterd slib. Het slib gaat vanuit de rwzi’s hoofdzakelijk naar vier slibeind­verwerkers in eigen land, onder meer SNB in Moerdijk. Circa tien procent gaat naar erkende verwerkers in buurlanden België of Duitsland. Eindverwerkers verbranden het slib, eventueel na droging en/of compostering. Zo wordt er elektriciteit en warmte uit gewonnen. Uiteindelijk blijft er slibas over; dit vindt een weg naar de cementindustrie en de wegenbouw.

Jaarlijks gaat het om 1,4 miljard kilo ontwaterd zuiveringsslib, of beter gezegd om 320 miljoen kilo ‘droge stof’ (ontwaterd slib bevat nog steeds veel water). Het slib bestaat vooral uit bacteriën, de ‘werkpaarden’ van de waterzuivering. Zij breken allerlei verontreinigingen af. Maar slib bevat ook ‘stikstof’ en ‘fosfor’, zand en microverontreinigingen zoals zware metalen, microplastics, pesticiden of geneesmiddelenresten. Het slib is de ‘stofzuiger’ die het water schoonveegt.

Groeiende bevolking

Dit voorjaar publiceerde STOWA het rapport Slibeindverwerking van de toekomst’ dat een blik vooruit werpt op slibeindverwerking in 2050. Aanleiding zijn de vele veranderingen in de komende jaren voor de sector, vertelt auteur Ellen van Voorthuizen, senior consultant Wastewater Technology bij Haskoning. De bevolking groeit bijvoorbeeld door. Tegelijkertijd worden de eisen aan het gezuiverde water, het effluent, strenger, waarmee nieuwe technieken hun intrede doen op de rwzi’s. Ook krijgen de eindverwerkers te maken met strengere regels en ambities rond duurzaamheid en milieu. En veel installaties zijn tegen 2050 aan het eind van hun levensduur. Wat betekenen al die ontwikkelingen voor de slib­eind­ver­wer­king? “Het is verstandig en nodig om regelmatig vooruit te kijken”, zegt Jan Peter Speelman, afdelingshoofd afvalwaterketen bij het Hoog­heem­raad­schap Schieland Krimpenerwaard en voorzitter van de regiegroep slib­eind­ver­werking (van de Vereniging van Zuiveringsbeheerders (VvZB)). “Installaties voor slibeindverwerking zijn groot en vragen honderden miljoenen aan inves­teringen. Des te belangrijker om de juiste keuzes te maken. Op welke ver­ande­ringen in capaciteit of samenstelling moeten we rekenen? En welke nieuwe, mogelijk betere technieken zijn er in aantocht?”

Prognoses

Een van de conclusies in het vergezicht is dat de hoeveelheid slib vrij constant zal blijven tot 2050. Er zal wat meer slib vrijkomen, omdat de bevolking en dus de afvalwaterstroom groeit en omdat zuiveringsprocessen verder worden geoptimaliseerd. Aan de andere kant worden op de rwzi’s steeds vaker grondstoffen teruggewonnen. Organische stof, bijvoorbeeld in de vorm van producten als cellulose of Kaumera; fosfor in de vorm van struviet of vivianiet. Wat er op de rwzi wordt uitgehaald, belandt niet meer in het slib. Dat reduceert de hoeveelheid weer. “Grondstofterugwinning is een mooie ontwikkeling en zal op steeds grotere schaal gebeuren”, zegt Ad de Man, strategisch adviseur bij waterschap Limburg. “Maar percentueel leidt het nog niet snel tot grote slibvolumereducties.” De gebruikte technieken zijn niet voor alle huidige rwzi’s geschikt. Kaumera bijvoorbeeld dat in biobased bouw toepassing vindt, is een product van de Nereda-zuivering die maar op een twintigtal locaties van de ruim driehonderd rwzi’s draait. De Man: “Er komen steeds meer bewezen technieken voor terugwinning, maar ook de ontwikkeling van een stabiele afzetmarkt kost veel tijd.”

Meer verontreinigingen

Een tweede conclusie is dat het slib in 2050 naar verwachting meer verontreinigingen bevat. Dat is vooral een gevolg van de hogere eisen aan het effluent; er moet meer stikstof en fosfor uit het water worden gehaald. Maar bijvoorbeeld ook medicijnresten en andere microverontreinigingen. Met het toedienen van poederkool, een gangbare methode hiervoor, belanden deze verontreinigingen ook in het slib.

Extra vervuiling vergt extra actie bij eindverwerkers. Want de kwaliteit van slibas en teruggewonnen grondstoffen moet zodanig zijn, dat afzet mogelijk is. En ook het reinigen van schoorsteen­gassen vergt meer inzet. Technisch is dat zeker niet problematisch, benadrukt Van Voorthuizen. Het zal met name zoeken zijn naar de meest efficiënte en duurzame oplossingen. Het betekent dus ook meer kosten? De waterschappen betalen gezamenlijk al tientallen miljoenen per jaar voor slibeind­ver­werking. Speelman: “Het is inderdaad een belangrijke kostenpost. Maar die kosten horen er natuurlijk wel bij. Schoon water is immers ons allereerste en belangrijkste product en een verantwoorde slibeind­verwerking is daar een onlosmakelijk onderdeel van.”

Advies

Het rapport adviseert waterschappen en eindverwerkers de komende jaren de ontwikkelingen in terugwinning van organische stof uit slib nauw te volgen. Van Voorthuizen: “De helft van de droge stof bestaat uit organisch materiaal; het is dus de grootste hoop. Bovendien valt daar energetisch gezien het meest te winnen. Verbranding zoals nu is in feite de laagste trap op de ladder van duurzaamheid.”

Alternatieve technologieën op dit terrein staan echter nog in de kinderschoenen. Het gaat om processen als superkritisch vergassen, pyrolyse en Torwash. Het slib wordt bij al deze methoden onder druk omgezet in een brandbaar product: een koek, een olie of een gasmengsel. Van Voorthuizen: “Onder de streep moet zo’n alternatief natuurlijk minder milieu-impact hebben. Dat zijn complexe berekeningen, waarbij je een eenduidige referentie moet kiezen.” Wat duur­zaam­heid betreft, zou dat mono­­ver­branding kunnen zijn, na droging van het slib met restwarmte. Monoverbranding is verbranding van ontwaterd slib in een special daartoe ontworpen oven bij hoge temperaturen (alternatief is verbranding samen met huishoudelijk afval in een ‘gewone’ afvalverbrandingsinstallatie). Bovendien kan fosfor uit de as en stikstof uit het afvalwater worden teruggewonnen. Van Voorthuizen: “Zeker als het slib gedroogd is met restwarmte, is zo’n combinatie niet eenvoudig te verslaan. ”

Innovatiekansen

De Man vindt het belangrijk dat alternatieven ook echt een kans krijgen. “Innovatie komt nu vooral vanuit start-ups met vaak weinig financiële armslag na de initiële fase. Wie adopteert zo’n techniek als er een laatste zetje nodig is?” Een taak voor de slib­eind­ver­werkers of de water­­schap­­pen zelf? De Man: “Eigenlijk van beide. Wij als water­schap­pen hebben onze ambitie voor CO2-neutraliteit. Slib­ver­werking gebeurt echter bij de eind­ver­werkers, waar de waterschappen dan weer vaak aandeelhouder zijn.” Hij ziet dat deze ‘twee werelden’ de laatste jaren minder gescheiden zijn. “Ik zie dat eind­ver­wer­kers zich nu verdiepen in de vraag: wat komt er na verbranding? Wat is er op de markt?” Dat is ook nodig, benadrukt Van Voorthuizen: “2050 lijkt ver weg, maar de komende tien jaar moeten eind­ver­wer­kers hun strategie gaan bepalen: wat hebben we dan nodig?”

Noodopslag slib

In 2019 ontstond een tijdelijke ‘slibcrisis’ toen meerdere verbrandingsovens in Amsterdam maanden stil lagen. “Het slibverwerkingssysteem zit relatief vol in Nederland; 95 procent van de capaciteit wordt benut”, stelt Jan Peter Speelman (HHSK). “Dat is natuurlijk ook efficiënt.” Maar bij langdurige uitval van een installatie kan het tot ‘slibbergen’ leiden. Honderd vrachtwagens slib per dag is een groot volume. Waterschappen hebben daarom inmiddels op drie locaties een ‘incidentenopslag’ gerealiseerd in Noord-Nederland, onder regie van AquaMinerals. De noodopslag is tot nu toe nauwelijks nodig geweest. Ad de Man (Waterschap Limburg): “Waterschappen en eindverwerkers weten elkaar snel te vinden, de lijntjes zijn kort. De noodvoorziening is echt voor onverwachte, grote incidenten.”

Geen zuiveringsslib naar de landbouw

Hoe kan zuiveringsslib in de toekomst worden afgezet als meststof dan wel bodemverbeteraar in Nederland? Dat was een vraag die STOWA graag beantwoord zag. Het antwoord luidde: niet. Hoe mooi circulair het ook is om onze uitwerpselen weer te gebruiken als meststof in de landbouw, zoals eeuwenlang de gewoonste zaak van de wereld was.

Waarom niet? Ons zuiveringsslib en de mestproducten daaruit voldoen aan de Europese normen voor zware metalen, maar niet aan de Nederlandse normwaarden voor koper en zink. En het is onwaarschijnlijk dat het gaat lukken om dit omlaag te brengen. Bovendien zijn er ‘opkomende’ verontreinigingen zoals medicijnresten, PFAS, micro- en nanoplastics.

Al wordt er bijvoorbeeld gewerkt aan uitfasering van PFAS, dan nog zal het tientallen jaren duren voordat dergelijke verontreinigingen met mogelijk gezondheids- en milieurisico’s verdwenen zijn. Ellen van Voorthuizen (Haskoning): “We beschermen het milieu door met het slib zoveel mogelijk vervuiling uit het water te verwijderen. Om dat slib als meststof gebruiken, is niet verstandig.”

Artikel in het kort

  • De hoeveelheid zuiveringsslib uit rwzi’s zal tot 2050 vrij constant blijven

  • Het gehalte aan verontreinigingen in slib zal toenemen vanwege strengere effluenteisen en nieuwe zuiveringstechnieken. Dit vraagt om extra maatregelen in de eindverwerking.

  • Een blik op innovaties, vooral technologieën die organische stof terugwinnen, is daarom belangrijk.

  • Afzet van slib in de landbouw is niet haalbaar vanwege vervuiling van het slib met koper en microveront­reinigingen.

Nooit meer iets missen? Meld je dan aan voor de notificatie van ons digitale magazine via www.stowa.nl/aanmeldenmagazine  

In een veranderende wereld is zuiveringsslib voorlopig een blijvertje

Tot 2050 blijft de hoeveelheid slib uit rioolwaterzuiveringen nagenoeg constant, aldus een STOWA-prognose. Maar hoe het slib dan wordt verwerkt, is minder duidelijk. Technologieën die duurzamer en meer circulair zijn dan de verwerkingstechnieken van nu, zijn nog niet volwassen. “Maar het is wel tijd om je er in te verdiepen”, zegt senior consultant Ellen van Voorthuizen van Haskoning. “De komende tien jaar maken we de keuzes voor 2050.”

Dagelijks vullen de Nederlandse waterschappen gezamenlijk bijna honderd vrachtwagens met ontwaterd slib. Het slib gaat vanuit de rwzi’s hoofdzakelijk naar vier slibeind­verwerkers in eigen land, onder meer SNB in Moerdijk. Circa tien procent gaat naar erkende verwerkers in buurlanden België of Duitsland. Eindverwerkers verbranden het slib, eventueel na droging en/of compostering. Zo wordt er elektriciteit en warmte uit gewonnen. Uiteindelijk blijft er slibas over; dit vindt een weg naar de cementindustrie en de wegenbouw.

Jaarlijks gaat het om 1,4 miljard kilo ontwaterd zuiveringsslib, of beter gezegd om 320 miljoen kilo ‘droge stof’ (ontwaterd slib bevat nog steeds veel water). Het slib bestaat vooral uit bacteriën, de ‘werkpaarden’ van de waterzuivering. Zij breken allerlei verontreinigingen af. Maar slib bevat ook ‘stikstof’ en ‘fosfor’, zand en microverontreinigingen zoals zware metalen, microplastics, pesticiden of geneesmiddelenresten. Het slib is de ‘stofzuiger’ die het water schoonveegt.

Groeiende bevolking

Dit voorjaar publiceerde STOWA het rapport Slibeindverwerking van de toekomst’ dat een blik vooruit werpt op slibeindverwerking in 2050. Aanleiding zijn de vele veranderingen in de komende jaren voor de sector, vertelt auteur Ellen van Voorthuizen, senior consultant Wastewater Technology bij Haskoning. De bevolking groeit bijvoorbeeld door. Tegelijkertijd worden de eisen aan het gezuiverde water, het effluent, strenger, waarmee nieuwe technieken hun intrede doen op de rwzi’s. Ook krijgen de eindverwerkers te maken met strengere regels en ambities rond duurzaamheid en milieu. En veel installaties zijn tegen 2050 aan het eind van hun levensduur. Wat betekenen al die ontwikkelingen voor de slib­eind­ver­wer­king? “Het is verstandig en nodig om regelmatig vooruit te kijken”, zegt Jan Peter Speelman, afdelingshoofd afvalwaterketen bij het Hoog­heem­raad­schap Schieland Krimpenerwaard en voorzitter van de regiegroep slib­eind­ver­werking (van de Vereniging van Zuiveringsbeheerders (VvZB)). “Installaties voor slibeindverwerking zijn groot en vragen honderden miljoenen aan inves­teringen. Des te belangrijker om de juiste keuzes te maken. Op welke ver­ande­ringen in capaciteit of samenstelling moeten we rekenen? En welke nieuwe, mogelijk betere technieken zijn er in aantocht?”

Prognoses

Een van de conclusies in het vergezicht is dat de hoeveelheid slib vrij constant zal blijven tot 2050. Er zal wat meer slib vrijkomen, omdat de bevolking en dus de afvalwaterstroom groeit en omdat zuiveringsprocessen verder worden geoptimaliseerd. Aan de andere kant worden op de rwzi’s steeds vaker grondstoffen teruggewonnen. Organische stof, bijvoorbeeld in de vorm van producten als cellulose of Kaumera; fosfor in de vorm van struviet of vivianiet. Wat er op de rwzi wordt uitgehaald, belandt niet meer in het slib. Dat reduceert de hoeveelheid weer. “Grondstofterugwinning is een mooie ontwikkeling en zal op steeds grotere schaal gebeuren”, zegt Ad de Man, strategisch adviseur bij waterschap Limburg. “Maar percentueel leidt het nog niet snel tot grote slibvolumereducties.” De gebruikte technieken zijn niet voor alle huidige rwzi’s geschikt. Kaumera bijvoorbeeld dat in biobased bouw toepassing vindt, is een product van de Nereda-zuivering die maar op een twintigtal locaties van de ruim driehonderd rwzi’s draait. De Man: “Er komen steeds meer bewezen technieken voor terugwinning, maar ook de ontwikkeling van een stabiele afzetmarkt kost veel tijd.”

Meer verontreinigingen

Een tweede conclusie is dat het slib in 2050 naar verwachting meer verontreinigingen bevat. Dat is vooral een gevolg van de hogere eisen aan het effluent; er moet meer stikstof en fosfor uit het water worden gehaald. Maar bijvoorbeeld ook medicijnresten en andere microverontreinigingen. Met het toedienen van poederkool, een gangbare methode hiervoor, belanden deze verontreinigingen ook in het slib.

Extra vervuiling vergt extra actie bij eindverwerkers. Want de kwaliteit van slibas en teruggewonnen grondstoffen moet zodanig zijn, dat afzet mogelijk is. En ook het reinigen van schoorsteen­gassen vergt meer inzet. Technisch is dat zeker niet problematisch, benadrukt Van Voorthuizen. Het zal met name zoeken zijn naar de meest efficiënte en duurzame oplossingen. Het betekent dus ook meer kosten? De waterschappen betalen gezamenlijk al tientallen miljoenen per jaar voor slibeind­ver­werking. Speelman: “Het is inderdaad een belangrijke kostenpost. Maar die kosten horen er natuurlijk wel bij. Schoon water is immers ons allereerste en belangrijkste product en een verantwoorde slibeind­verwerking is daar een onlosmakelijk onderdeel van.”

Advies

Het rapport adviseert waterschappen en eindverwerkers de komende jaren de ontwikkelingen in terugwinning van organische stof uit slib nauw te volgen. Van Voorthuizen: “De helft van de droge stof bestaat uit organisch materiaal; het is dus de grootste hoop. Bovendien valt daar energetisch gezien het meest te winnen. Verbranding zoals nu is in feite de laagste trap op de ladder van duurzaamheid.”

Alternatieve technologieën op dit terrein staan echter nog in de kinderschoenen. Het gaat om processen als superkritisch vergassen, pyrolyse en Torwash. Het slib wordt bij al deze methoden onder druk omgezet in een brandbaar product: een koek, een olie of een gasmengsel. Van Voorthuizen: “Onder de streep moet zo’n alternatief natuurlijk minder milieu-impact hebben. Dat zijn complexe berekeningen, waarbij je een eenduidige referentie moet kiezen.” Wat duur­zaam­heid betreft, zou dat mono­­ver­branding kunnen zijn, na droging van het slib met restwarmte. Monoverbranding is verbranding van ontwaterd slib in een special daartoe ontworpen oven bij hoge temperaturen (alternatief is verbranding samen met huishoudelijk afval in een ‘gewone’ afvalverbrandingsinstallatie). Bovendien kan fosfor uit de as en stikstof uit het afvalwater worden teruggewonnen. Van Voorthuizen: “Zeker als het slib gedroogd is met restwarmte, is zo’n combinatie niet eenvoudig te verslaan. ”

Innovatiekansen

De Man vindt het belangrijk dat alternatieven ook echt een kans krijgen. “Innovatie komt nu vooral vanuit start-ups met vaak weinig financiële armslag na de initiële fase. Wie adopteert zo’n techniek als er een laatste zetje nodig is?” Een taak voor de slib­eind­ver­werkers of de water­­schap­­pen zelf? De Man: “Eigenlijk van beide. Wij als water­schap­pen hebben onze ambitie voor CO2-neutraliteit. Slib­ver­werking gebeurt echter bij de eind­ver­werkers, waar de waterschappen dan weer vaak aandeelhouder zijn.” Hij ziet dat deze ‘twee werelden’ de laatste jaren minder gescheiden zijn. “Ik zie dat eind­ver­wer­kers zich nu verdiepen in de vraag: wat komt er na verbranding? Wat is er op de markt?” Dat is ook nodig, benadrukt Van Voorthuizen: “2050 lijkt ver weg, maar de komende tien jaar moeten eind­ver­wer­kers hun strategie gaan bepalen: wat hebben we dan nodig?”

Noodopslag slib

In 2019 ontstond een tijdelijke ‘slibcrisis’ toen meerdere verbrandingsovens in Amsterdam maanden stil lagen. “Het slibverwerkingssysteem zit relatief vol in Nederland; 95 procent van de capaciteit wordt benut”, stelt Jan Peter Speelman (HHSK). “Dat is natuurlijk ook efficiënt.” Maar bij langdurige uitval van een installatie kan het tot ‘slibbergen’ leiden. Honderd vrachtwagens slib per dag is een groot volume. Waterschappen hebben daarom inmiddels op drie locaties een ‘incidentenopslag’ gerealiseerd in Noord-Nederland, onder regie van AquaMinerals. De noodopslag is tot nu toe nauwelijks nodig geweest. Ad de Man (Waterschap Limburg): “Waterschappen en eindverwerkers weten elkaar snel te vinden, de lijntjes zijn kort. De noodvoorziening is echt voor onverwachte, grote incidenten.”

Geen zuiveringsslib naar de landbouw

Hoe kan zuiveringsslib in de toekomst worden afgezet als meststof dan wel bodemverbeteraar in Nederland? Dat was een vraag die STOWA graag beantwoord zag. Het antwoord luidde: niet. Hoe mooi circulair het ook is om onze uitwerpselen weer te gebruiken als meststof in de landbouw, zoals eeuwenlang de gewoonste zaak van de wereld was.

Waarom niet? Ons zuiveringsslib en de mestproducten daaruit voldoen aan de Europese normen voor zware metalen, maar niet aan de Nederlandse normwaarden voor koper en zink. En het is onwaarschijnlijk dat het gaat lukken om dit omlaag te brengen. Bovendien zijn er ‘opkomende’ verontreinigingen zoals medicijnresten, PFAS, micro- en nanoplastics.

Al wordt er bijvoorbeeld gewerkt aan uitfasering van PFAS, dan nog zal het tientallen jaren duren voordat dergelijke verontreinigingen met mogelijk gezondheids- en milieurisico’s verdwenen zijn. Ellen van Voorthuizen (Haskoning): “We beschermen het milieu door met het slib zoveel mogelijk vervuiling uit het water te verwijderen. Om dat slib als meststof gebruiken, is niet verstandig.”

Artikel in het kort

  • De hoeveelheid zuiveringsslib uit rwzi’s zal tot 2050 vrij constant blijven

  • Het gehalte aan verontreinigingen in slib zal toenemen vanwege strengere effluenteisen en nieuwe zuiveringstechnieken. Dit vraagt om extra maatregelen in de eindverwerking.

  • Een blik op innovaties, vooral technologieën die organische stof terugwinnen, is daarom belangrijk.

  • Afzet van slib in de landbouw is niet haalbaar vanwege vervuiling van het slib met koper en microveront­reinigingen.

Nooit meer iets missen? Meld je dan aan voor de notificatie van ons digitale magazine via www.stowa.nl/aanmeldenmagazine  

STOWA Publicaties

Hier vindt u de digitale uitgaven van STOWA waaronder het digitale magazine Ter Info.
Volledig scherm