STOWA en het Waterschapshuis geven digitale transformatie samen vorm
Bij het zoeken naar oplossingen voor complexe watervraagstukken komen de sterk toenemende mogelijkheden van digitale technologie steeds nadrukkelijker in beeld. Al die digitale oplossingen moeten vervolgens beheerd en onderhouden (kunnen) worden. Bovendien vraagt de introductie ervan vaak een andere manier van werken door waterschappen. En zo raakt het werk van STOWA en het Waterschapshuis steeds meer met elkaar verbonden. Hoog tijd voor een gesprek met directeuren Marjan Vogel (hWh) en Mark van der Werf (STOWA) over rollen, taken, verantwoordelijkheden en samenwerking.
Marjan Vogel: Ik ervaar bij hWh een enorme gedrevenheid om voor de waterschappen handen en voeten te geven aan alle nieuwe digitale mogelijkheden die er aankomen. Er zit heel veel energie achter. Het tempo gaat razendsnel. Tegelijkertijd groeien we als organisatie in hoog tempo. En daarbovenop hebben we de opdracht om de waterschappen mee te krijgen in de digitale transformatie die gaande is. Wat vraagt dat van ons als Waterschapshuis? En wat vraagt dat van de samenwerking met onze vakinhoudelijke partner STOWA? Kortom: er zijn allerlei ontwikkelingen en vragen die parallel aan elkaar lopen; hWh is druk doende daar meer duidelijkheid over te scheppen.
En voor jou, Mark? Wat is jouw eerste ervaring bij STOWA op dit gebied?
Mark van der Werf: Ik denk dat digitale transformatie een integraal onderdeel gaat uitmaken van bijna ieder inhoudelijk project dat we bij STOWA uitvoeren. Tegelijkertijd werken we bij STOWA nog vooral vanuit de inhoud. De digitale component hangt er – met alle respect – vaak toch nog een beetje bij. Dat komt ook omdat we eigenlijk nog aan het ontdekken zijn hoe we met de nieuwe digitale mogelijkheden binnen ons werk om moeten gaan. Het is een beetje een onvolwassen thema. We zijn druk doende om daar samen met hWh verandering in te brengen.
Natuurlijk brengen we de nieuwe digitale mogelijkheden al vaak in bij de oplossingen die we zoeken voor de vragen van de waterschappen. Maar die oplossing is vaak net niet in een programmeertaal geschreven die past binnen de Beheer- en Onderhoudsstructuur die we collectief hebben afgesproken. Of de flexibiliteit van de digitale oplossing is te karig, zodat deze heel moeilijk aanpasbaar of uit te breiden is. Dat maakt het verder uitrollen van zo’n digitale oplossing over alle waterschappen natuurlijk erg lastig.
Hoe is jullie verhouding tot de waterschappen?
Marjan Vogel: Wij helpen de waterschappen op hun verzoek bij de digitale transformatie die ze moeten doormaken. Dat vraagt van de organisatie en de medewerkers om een andere manier van werken, denken en doen. Wij staan continu in contact met de waterschappen om te horen wat zij daarvoor nodig hebben. En hoe je de hiervoor benodigde innovatie moet gaan vormgeven met elkaar. Welke vragen er op ze afkomen en welke digitale technologie kan helpen bij het oplossen daarvan. Dat vraagt van ons richting de toekomst dat we agenderender moeten zijn. We moeten meer proactief laten zien wat er inhoudelijk mogelijk is en wordt op basis van nieuwe digitale mogelijkheden. We willen en moeten nog meer aan de voorkant met elkaar samenwerken om vorm – de digitale technologie – en inhoud op elkaar af te stemmen.
Mark van der Werf: Ik ben het met Marjan eens dat we als STOWA meer aan de voorkant de digitale component moeten meenemen in onze activiteiten. We hebben al een stap gezet door aan iedere programmacommissie van STOWA iemand van hWh toe te voegen. Dan kan een hWh'er zeggen: denken jullie eraan dat de innovatieve digitale oplossing waaraan jullie werken ook beheerd en onderhouden moet worden, dat het moet passen binnen de IT-infrastructuur van de waterschappen? Of dat het in een bepaalde programmeertaal wordt geschreven of aan bepaalde standaarden moet voldoen? Ik kan mij voorstellen dat bij STOWA-projecten waar naar verwachting een grote digitale component bij zit, ook iemand van hWh zitting neemt in de begeleidingscommissie van dit project zelf. Dat komt de digitale transformatie van alle waterschappen volgens mij zeer ten goede.
Wat heeft jullie voorkeur? Eerst de inhoud, dan de (digitale) vorm? Of moet het gelijk oplopen?
Marjan Vogel: Het is voor mij niet het een of het ander. Je kunt de digitale component vanaf het begin laten meelopen. Maar je kunt er ook voor kiezen eerst – los van alle formele eisen en standaarden – aan de slag te gaan en in een pilot een model te ontwikkelen dat werkt. Bij verdere uitrol kan het zijn dat je het opnieuw moet gaan bouwen, maar je kunt in de eerste verkennende fase wel de snelheid en creativiteit behouden. Soms is die experimentele aanpak nodig. Het is een afweging om per situatie te bezien wat de beste aanpak is. Wij worden er zelf altijd een beetje ongelukkig van als men – zonder overleg vooraf – met een ‘kant-en-klaar product’ bij hWh aanklopt voor beheer en onderhoud. Zo van: We hebben een businessprobleem en we hebben ook al de oplossing gebouwd; onderhoud en beheer het even. Beide routes kunnen werken, maar het is belangrijk dat je vooraf met elkaar bepaalt welke van die twee routes je gaat volgen.
Mark van der Werf: Er zijn mensen die zeggen dat het heel remmend werkt als je de standaarden en eisen aan digitale producten vanaf het begin van een innovatie meeneemt. Ik ben daar zelf niet zo bang voor. Ik ben zelf meer van de school die zaken over beheer van het product al wel aan de voorkant wil meenemen; dan is het uiteindelijke product soepeler over te dragen naar de andere organisatie.
Jullie bepleiten allebei een stevige vormvinger in de inhoudelijke pap. Wat is het belang om die digitale component integraal mee te nemen?
Marjan Vogel: Dat heeft zoals gezegd alles te maken met allerlei IT-standaarden en eisen die we de afgelopen jaren met elkaar hebben afgesproken, als basis van waaruit we opereren. Maar hoe vervelend ook: dat doen we niet voor niets. Daarmee wordt het uitwisselen van data, het gebruik van standaard dataportalen, maar bijvoorbeeld ook de implementatie van nieuwe tools bij waterschappen veel eenvoudiger. Dat die standaarden gevoelsmatig in de weg kunnen zitten bij het ontwikkelen van nieuwe digitale producten, begrijp ik. Maar de meerwaarde is dat een volgens de standaarden ontwikkeld instrument heel eenvoudig over het hele waterschapsveld kan worden uitgerold.
Mark van der Werf: Bij STOWA maken we in onze nieuwe strategienota een speerpunt van kennisdoorwerking. Dat doen we met werksessies, Communities of Practices en dergelijke. Maar dat moeten we dus ook doen door ontwikkelde instrumenten min of meer panklaar aan te leveren voor uitrol bij alle waterschappen. Tegelijkertijd hebben we soms wel eens het gevoel dat we bij hWh eerst door allerlei hoepeltjes moeten springen voordat het zover is. Van idee naar proof of concept, van businesscase naar uitvoering. En ga zo maar door. Dat levert hier in huis weleens frustratie op; het duurt allemaal soms wel heel erg lang. En het voelt als een black box.
Wat denk je als je dit hoort, Marjan?
Marjan Vogel: Dat sentiment begrijp ik. Dat heeft denk ik veel te maken met onze eigen groeistuipen. We willen het heel graag goed doen, maar werken nog een beetje te veel ad hoc. Nu is er voor ieder probleem weer een andere oplossing. Juist omdat we snel resultaten willen halen. En dat leidt tot onduidelijkheid bij derden. We zijn bezig even een stap terug te doen en werken aan het inbouwen van een soort standaardfasering. Dat schept rust binnen de organisatie en duidelijkheid naar buiten: zo doen we het.
Jullie onderschrijven beiden het belang van samen optrekken in de digitale transformatie. Hoe ziet dat er idealiter uit?
Mark van der Werf: Volgens mij moeten we elkaar inzetten op elkaars kracht. De kracht van STOWA is dat we heel erg geconnect zijn met alle waterinhoudelijke mensen. Dat is onze natuurlijke habitat. De habitat van hWh zijn de IT-mensen bij de waterschappen. De Chief Information en Data Officers, de data-analisten. We moeten elkaars habitats leren begrijpen en benutten om succesvolle projecten te kunnen doen en laten implementeren. Hoe? Om te beginnen door elkaar te informeren over de projecten die er spelen. De volgende stap is afstemmen wat we doen om elkaar niet in de weg te zitten. En tot slot projecten samen doen. Gelukkig zijn er al best wat projecten die we samen doen. Maar het kan absoluut nog beter.
Hoe zie jij dat, Marjan?
Marjan Vogel: Ik onderschrijf wat Mark zegt. Informeren, afstemmen en als het even kan samen doen. We moeten hierbij steeds rekening houden met de organisatie- en financieringsstructuur van hWh. We zijn een gemeenschappelijke regeling van de waterschappen. Daarin geldt het adagium: waterschappen, u vraagt, wij draaien. We mogen maar voor een klein deel werk uitvoeren met, en voor niet-waterschappen zoals STOWA. Zelfs als STOWA ons daar keurig voor betaalt. Daar wil ik graag met het bestuur van hWh nog eens goed naar kijken. Deze structuur kan in de toekomst gaan knellen, in het licht van de snel toenemende complexiteit van watervraagstukken in combinatie met de snelle ontwikkelingen in digitale technologie. Ik zou graag iets vrijer, creatiever, agenderender en actiever willen opereren om zodoende voor de waterschappen van nog meer waarde te kunnen zijn op het gebied van digitale transformatie. Maar ik begrijp dat de waterschappen wel sturing willen houden op ons werk. Het is tenslotte hun geld.
Mark van der Werf en Marjan Vogel: new kids on the block
Mark van der Werf en Marjan Vogel zijn de new kids on the block binnen hun eigen organisaties. Van der Werf, van huis uit milieukundige en zuiveringstechnoloog, werkte vanaf 2002 bij de Unie van Waterschappen. Voor zijn overstap naar STOWA in mei 2024 was hij werkzaam als manager en plaatsvervangend directeur voor Waterkwaliteit, Duurzaamheid, Innovatie en Internationaal. Voordat jurist Marjan Vogel in maart van dit jaar aantrad als nieuwe directeur van hWh, deed ze leidinggevende ervaring op in zowel de publieke als private sector, met een sterke focus op organisatieverandering en -ontwikkeling en digitale transformatie. Ze werkte hiervoor bij de Kamer van Koophandel in Utrecht en bij IT-dienstverlener Ordina.
Nooit meer iets missen? Meld je dan aan voor de notificatie van ons digitale magazine via www.stowa.nl/aanmeldenmagazine
Mark van der Werf
Wat zijn in jullie eigen organisaties de eerste ervaringen met digitale transformatie? Wat valt op?
Marjan Vogel: De waterschappen zullen daarvoor echt over hun eigen grenzen moeten gaan kijken en nog meer samen als sector moeten gaan optrekken. Dat betekent dat je als sector gaat denken en als sector gaat investeren in pilots, in proof of concepts, wat dan ook. Dat betekent ook dat je als sector soms geld investeert in iets wat niet lukt, omdat proefondervindelijk blijkt dat iets toch niet werkt. Of dat je geld investeert in iets waar de sector in zijn algemeenheid veel, maar jij als waterschap wellicht minder direct profijt van hebt.
Mark van der Werf: We moeten inderdaad de waterschapsgrenzen een beetje uitgummen. Maar we moeten ook het innovatieve vermogen van de waterschappen helpen versterken. Om de veranderlijke omstandigheden voor te blijven, zullen we innovatiever moeten worden als waterbeheerders. Daarbij kun je natuurlijk vol gas de digitale technologie ingaan. Maar de sleutel voor succes ligt volgens mij in de mensenkant. Innoveren vraagt dat we een omgeving creëren waarin mensen fouten mogen maken, dat er speelruimte is voor vernieuwende ideeën. En dat we andere frisse blikken toevoegen uit andere sectoren. Want verandering gaat via de inhoud, maar wordt gedragen door mensen.
Marjan Vogel: Innoveren is een vak, een manier van kijken, een manier van doen. Hoe verloopt een innovatieproces eigenlijk? Met wie moet je samenwerken en welke vaardigheden heb je dan nodig? Die je moet ontwikkelen om er überhaupt toe in staat te zijn. Daarom werken we vanuit hWh aan training, opleiding en begeleiding van innovatoren. Dat is één. En we hebben een apart programma, waar STOWA ook in zit, waarin we experimenteren met het opstellen van proof of concepts, een belangrijke stap in digitale transformatie.
Marjan Vogel: We hebben het met STOWA vaak over de landingsbaan, de metafoor voor hoe je van een innovatie – via allerlei stappen als pilot, demo, validatie en opschaling – naar een werkend product komt. Ik zou met Mark graag nog eens verder praten over de rol of rollen die STOWA in het aan de grond zetten van digitaliseringsprojecten zou kunnen spelen, rollen die wellicht nu nog onderbelicht zijn.
Mark: Ik zou willen zeggen: hWh, betrek ons, bevraag ook STOWA, zet onze kracht in bij de digitale transformatie. Onze kracht is dat we de waterinhoudprofessional dicht bij ons hebben staan.
Mark van der Werf: We moeten af van het idee dat als wij denken dat het klaar is, het ook echt klaar is. En dan tegen hWh zeggen: schroeven jullie het even aan elkaar? Dat hWh wel de vraag stelt: is het echt nodig? Vind ik ook helemaal niet zo heel raar. Want anders komen zij in een situatie waarin er sprake is van een ongestructureerde en ongebreidelde groei. STOWA heeft te leren dat wij beter weten dat als wij iets door hWh willen halen, er IT-professionals zijn aan de andere kant van onze gang die er – terecht – ook nog wat van gaan vinden. Daar moet je dus mee dealen.
Er worden nu al volop pilots en projecten gedraaid waarin het gebruik van de nieuwste digitale mogelijkheden als AI een grote, succesvolle rol speelt. Denk aan het verminderen van lachgasemissies op rwzi’s met behulp van AI-gegenereerde processturing. Wat is ervoor nodig om te zorgen dat dit soort oplossingen binnen vijf jaar staande praktijk wordt bij alle waterschappen? Wat vraagt het dan van die waterschapsorganisaties en hoe gaan jullie ze er dan samen bij helpen?
Tot slot: wat zouden jullie elkaar nog willen meegeven als het gaat om de rol die jullie spelen in digitale transformatie?
Wat heeft STOWA nog te leren in de samenwerking?
Marjan Vogel
STOWA en het Waterschapshuis geven digitale transformatie samen vorm
Bij het zoeken naar oplossingen voor complexe watervraagstukken komen de sterk toenemende mogelijkheden van digitale technologie steeds nadrukkelijker in beeld. Al die digitale oplossingen moeten vervolgens beheerd en onderhouden (kunnen) worden. Bovendien vraagt de introductie ervan vaak een andere manier van werken door waterschappen. En zo raakt het werk van STOWA en het Waterschapshuis steeds meer met elkaar verbonden. Hoog tijd voor een gesprek met directeuren Marjan Vogel (hWh) en Mark van der Werf (STOWA) over rollen, taken, verantwoordelijkheden en samenwerking.
Marjan Vogel: Ik ervaar bij hWh een enorme gedrevenheid om voor de waterschappen handen en voeten te geven aan alle nieuwe digitale mogelijkheden die er aankomen. Er zit heel veel energie achter. Het tempo gaat razendsnel. Tegelijkertijd groeien we als organisatie in hoog tempo. En daarbovenop hebben we de opdracht om de waterschappen mee te krijgen in de digitale transformatie die gaande is. Wat vraagt dat van ons als Waterschapshuis? En wat vraagt dat van de samenwerking met onze vakinhoudelijke partner STOWA? Kortom: er zijn allerlei ontwikkelingen en vragen die parallel aan elkaar lopen; hWh is druk doende daar meer duidelijkheid over te scheppen.
En voor jou, Mark? Wat is jouw eerste ervaring bij STOWA op dit gebied?
Mark van der Werf: Ik denk dat digitale transformatie een integraal onderdeel gaat uitmaken van bijna ieder inhoudelijk project dat we bij STOWA uitvoeren. Tegelijkertijd werken we bij STOWA nog vooral vanuit de inhoud. De digitale component hangt er – met alle respect – vaak toch nog een beetje bij. Dat komt ook omdat we eigenlijk nog aan het ontdekken zijn hoe we met de nieuwe digitale mogelijkheden binnen ons werk om moeten gaan. Het is een beetje een onvolwassen thema. We zijn druk doende om daar samen met hWh verandering in te brengen.
Natuurlijk brengen we de nieuwe digitale mogelijkheden al vaak in bij de oplossingen die we zoeken voor de vragen van de waterschappen. Maar die oplossing is vaak net niet in een programmeertaal geschreven die past binnen de Beheer- en Onderhoudsstructuur die we collectief hebben afgesproken. Of de flexibiliteit van de digitale oplossing is te karig, zodat deze heel moeilijk aanpasbaar of uit te breiden is. Dat maakt het verder uitrollen van zo’n digitale oplossing over alle waterschappen natuurlijk erg lastig.
Hoe is jullie verhouding tot de waterschappen?
Marjan Vogel: Wij helpen de waterschappen op hun verzoek bij de digitale transformatie die ze moeten doormaken. Dat vraagt van de organisatie en de medewerkers om een andere manier van werken, denken en doen. Wij staan continu in contact met de waterschappen om te horen wat zij daarvoor nodig hebben. En hoe je de hiervoor benodigde innovatie moet gaan vormgeven met elkaar. Welke vragen er op ze afkomen en welke digitale technologie kan helpen bij het oplossen daarvan. Dat vraagt van ons richting de toekomst dat we agenderender moeten zijn. We moeten meer proactief laten zien wat er inhoudelijk mogelijk is en wordt op basis van nieuwe digitale mogelijkheden. We willen en moeten nog meer aan de voorkant met elkaar samenwerken om vorm – de digitale technologie – en inhoud op elkaar af te stemmen.
Mark van der Werf: Ik ben het met Marjan eens dat we als STOWA meer aan de voorkant de digitale component moeten meenemen in onze activiteiten. We hebben al een stap gezet door aan iedere programmacommissie van STOWA iemand van hWh toe te voegen. Dan kan een hWh'er zeggen: denken jullie eraan dat de innovatieve digitale oplossing waaraan jullie werken ook beheerd en onderhouden moet worden, dat het moet passen binnen de IT-infrastructuur van de waterschappen? Of dat het in een bepaalde programmeertaal wordt geschreven of aan bepaalde standaarden moet voldoen? Ik kan mij voorstellen dat bij STOWA-projecten waar naar verwachting een grote digitale component bij zit, ook iemand van hWh zitting neemt in de begeleidingscommissie van dit project zelf. Dat komt de digitale transformatie van alle waterschappen volgens mij zeer ten goede.
Wat heeft jullie voorkeur? Eerst de inhoud, dan de (digitale) vorm? Of moet het gelijk oplopen?
Marjan Vogel: Het is voor mij niet het een of het ander. Je kunt de digitale component vanaf het begin laten meelopen. Maar je kunt er ook voor kiezen eerst – los van alle formele eisen en standaarden – aan de slag te gaan en in een pilot een model te ontwikkelen dat werkt. Bij verdere uitrol kan het zijn dat je het opnieuw moet gaan bouwen, maar je kunt in de eerste verkennende fase wel de snelheid en creativiteit behouden. Soms is die experimentele aanpak nodig. Het is een afweging om per situatie te bezien wat de beste aanpak is. Wij worden er zelf altijd een beetje ongelukkig van als men – zonder overleg vooraf – met een ‘kant-en-klaar product’ bij hWh aanklopt voor beheer en onderhoud. Zo van: We hebben een businessprobleem en we hebben ook al de oplossing gebouwd; onderhoud en beheer het even. Beide routes kunnen werken, maar het is belangrijk dat je vooraf met elkaar bepaalt welke van die twee routes je gaat volgen.
Mark van der Werf: Er zijn mensen die zeggen dat het heel remmend werkt als je de standaarden en eisen aan digitale producten vanaf het begin van een innovatie meeneemt. Ik ben daar zelf niet zo bang voor. Ik ben zelf meer van de school die zaken over beheer van het product al wel aan de voorkant wil meenemen; dan is het uiteindelijke product soepeler over te dragen naar de andere organisatie.
Jullie bepleiten allebei een stevige vormvinger in de inhoudelijke pap. Wat is het belang om die digitale component integraal mee te nemen?
Marjan Vogel: Dat heeft zoals gezegd alles te maken met allerlei IT-standaarden en eisen die we de afgelopen jaren met elkaar hebben afgesproken, als basis van waaruit we opereren. Maar hoe vervelend ook: dat doen we niet voor niets. Daarmee wordt het uitwisselen van data, het gebruik van standaard dataportalen, maar bijvoorbeeld ook de implementatie van nieuwe tools bij waterschappen veel eenvoudiger. Dat die standaarden gevoelsmatig in de weg kunnen zitten bij het ontwikkelen van nieuwe digitale producten, begrijp ik. Maar de meerwaarde is dat een volgens de standaarden ontwikkeld instrument heel eenvoudig over het hele waterschapsveld kan worden uitgerold.
Mark van der Werf: Bij STOWA maken we in onze nieuwe strategienota een speerpunt van kennisdoorwerking. Dat doen we met werksessies, Communities of Practices en dergelijke. Maar dat moeten we dus ook doen door ontwikkelde instrumenten min of meer panklaar aan te leveren voor uitrol bij alle waterschappen. Tegelijkertijd hebben we soms wel eens het gevoel dat we bij hWh eerst door allerlei hoepeltjes moeten springen voordat het zover is. Van idee naar proof of concept, van businesscase naar uitvoering. En ga zo maar door. Dat levert hier in huis weleens frustratie op; het duurt allemaal soms wel heel erg lang. En het voelt als een black box.
Wat denk je als je dit hoort, Marjan?
Marjan Vogel: Dat sentiment begrijp ik. Dat heeft denk ik veel te maken met onze eigen groeistuipen. We willen het heel graag goed doen, maar werken nog een beetje te veel ad hoc. Nu is er voor ieder probleem weer een andere oplossing. Juist omdat we snel resultaten willen halen. En dat leidt tot onduidelijkheid bij derden. We zijn bezig even een stap terug te doen en werken aan het inbouwen van een soort standaardfasering. Dat schept rust binnen de organisatie en duidelijkheid naar buiten: zo doen we het.
Jullie onderschrijven beiden het belang van samen optrekken in de digitale transformatie. Hoe ziet dat er idealiter uit?
Mark van der Werf: Volgens mij moeten we elkaar inzetten op elkaars kracht. De kracht van STOWA is dat we heel erg geconnect zijn met alle waterinhoudelijke mensen. Dat is onze natuurlijke habitat. De habitat van hWh zijn de IT-mensen bij de waterschappen. De Chief Information en Data Officers, de data-analisten. We moeten elkaars habitats leren begrijpen en benutten om succesvolle projecten te kunnen doen en laten implementeren. Hoe? Om te beginnen door elkaar te informeren over de projecten die er spelen. De volgende stap is afstemmen wat we doen om elkaar niet in de weg te zitten. En tot slot projecten samen doen. Gelukkig zijn er al best wat projecten die we samen doen. Maar het kan absoluut nog beter.
Hoe zie jij dat, Marjan?
Marjan Vogel: Ik onderschrijf wat Mark zegt. Informeren, afstemmen en als het even kan samen doen. We moeten hierbij steeds rekening houden met de organisatie- en financieringsstructuur van hWh. We zijn een gemeenschappelijke regeling van de waterschappen. Daarin geldt het adagium: waterschappen, u vraagt, wij draaien. We mogen maar voor een klein deel werk uitvoeren met, en voor niet-waterschappen zoals STOWA. Zelfs als STOWA ons daar keurig voor betaalt. Daar wil ik graag met het bestuur van hWh nog eens goed naar kijken. Deze structuur kan in de toekomst gaan knellen, in het licht van de snel toenemende complexiteit van watervraagstukken in combinatie met de snelle ontwikkelingen in digitale technologie. Ik zou graag iets vrijer, creatiever, agenderender en actiever willen opereren om zodoende voor de waterschappen van nog meer waarde te kunnen zijn op het gebied van digitale transformatie. Maar ik begrijp dat de waterschappen wel sturing willen houden op ons werk. Het is tenslotte hun geld.
Mark van der Werf en Marjan Vogel: new kids on the block
Mark van der Werf en Marjan Vogel zijn de new kids on the block binnen hun eigen organisaties. Van der Werf, van huis uit milieukundige en zuiveringstechnoloog, werkte vanaf 2002 bij de Unie van Waterschappen. Voor zijn overstap naar STOWA in mei 2024 was hij werkzaam als manager en plaatsvervangend directeur voor Waterkwaliteit, Duurzaamheid, Innovatie en Internationaal. Voordat jurist Marjan Vogel in maart van dit jaar aantrad als nieuwe directeur van hWh, deed ze leidinggevende ervaring op in zowel de publieke als private sector, met een sterke focus op organisatieverandering en -ontwikkeling en digitale transformatie. Ze werkte hiervoor bij de Kamer van Koophandel in Utrecht en bij IT-dienstverlener Ordina.
Nooit meer iets missen? Meld je dan aan voor de notificatie van ons digitale magazine via www.stowa.nl/aanmeldenmagazine
Wat zijn in jullie eigen organisaties de eerste ervaringen met digitale transformatie? Wat valt op?
Marjan Vogel: De waterschappen zullen daarvoor echt over hun eigen grenzen moeten gaan kijken en nog meer samen als sector moeten gaan optrekken. Dat betekent dat je als sector gaat denken en als sector gaat investeren in pilots, in proof of concepts, wat dan ook. Dat betekent ook dat je als sector soms geld investeert in iets wat niet lukt, omdat proefondervindelijk blijkt dat iets toch niet werkt. Of dat je geld investeert in iets waar de sector in zijn algemeenheid veel, maar jij als waterschap wellicht minder direct profijt van hebt.
Mark van der Werf: We moeten inderdaad de waterschapsgrenzen een beetje uitgummen. Maar we moeten ook het innovatieve vermogen van de waterschappen helpen versterken. Om de veranderlijke omstandigheden voor te blijven, zullen we innovatiever moeten worden als waterbeheerders. Daarbij kun je natuurlijk vol gas de digitale technologie ingaan. Maar de sleutel voor succes ligt volgens mij in de mensenkant. Innoveren vraagt dat we een omgeving creëren waarin mensen fouten mogen maken, dat er speelruimte is voor vernieuwende ideeën. En dat we andere frisse blikken toevoegen uit andere sectoren. Want verandering gaat via de inhoud, maar wordt gedragen door mensen.
Marjan Vogel: Innoveren is een vak, een manier van kijken, een manier van doen. Hoe verloopt een innovatieproces eigenlijk? Met wie moet je samenwerken en welke vaardigheden heb je dan nodig? Die je moet ontwikkelen om er überhaupt toe in staat te zijn. Daarom werken we vanuit hWh aan training, opleiding en begeleiding van innovatoren. Dat is één. En we hebben een apart programma, waar STOWA ook in zit, waarin we experimenteren met het opstellen van proof of concepts, een belangrijke stap in digitale transformatie.
Tot slot: wat zouden jullie elkaar nog willen meegeven als het gaat om de rol die jullie spelen in digitale transformatie?
Marjan Vogel: We hebben het met STOWA vaak over de landingsbaan, de metafoor voor hoe je van een innovatie – via allerlei stappen als pilot, demo, validatie en opschaling – naar een werkend product komt. Ik zou met Mark graag nog eens verder praten over de rol of rollen die STOWA in het aan de grond zetten van digitaliseringsprojecten zou kunnen spelen, rollen die wellicht nu nog onderbelicht zijn.
Mark: Ik zou willen zeggen: hWh, betrek ons, bevraag ook STOWA, zet onze kracht in bij de digitale transformatie. Onze kracht is dat we de waterinhoudprofessional dicht bij ons hebben staan.
Er worden nu al volop pilots en projecten gedraaid waarin het gebruik van de nieuwste digitale mogelijkheden als AI een grote, succesvolle rol speelt. Denk aan het verminderen van lachgasemissies op rwzi’s met behulp van AI-gegenereerde processturing. Wat is ervoor nodig om te zorgen dat dit soort oplossingen binnen vijf jaar staande praktijk wordt bij alle waterschappen? Wat vraagt het dan van die waterschapsorganisaties en hoe gaan jullie ze er dan samen bij helpen?
Mark van der Werf: We moeten af van het idee dat als wij denken dat het klaar is, het ook echt klaar is. En dan tegen hWh zeggen: schroeven jullie het even aan elkaar? Dat hWh wel de vraag stelt: is het echt nodig? Vind ik ook helemaal niet zo heel raar. Want anders komen zij in een situatie waarin er sprake is van een ongestructureerde en ongebreidelde groei. STOWA heeft te leren dat wij beter weten dat als wij iets door hWh willen halen, er IT-professionals zijn aan de andere kant van onze gang die er – terecht – ook nog wat van gaan vinden. Daar moet je dus mee dealen.
Wat heeft STOWA nog te leren in de samenwerking?
Mark van der Werf
Marjan Vogel
Hoe is jullie verhouding tot de waterschappen?