Meetprogramma DEBIT-2030:
antwoorden op belangrijke vragen rond decentrale sanitatie
Veel woningen, boerderijen en bedrijven in het buitengebied zijn via zogenoemde drukriolering aangesloten op het riool. Maar de capaciteit ervan staat onder druk. Bovendien zijn veel drukrioleringsvoorzieningen aan het einde van hun levensduur. Grote vraag: kan decentrale sanitatie een oplossing bieden? En hoe effectief zijn decentrale systemen eigenlijk? Het meetprogramma ‘DEcentrale Behandeling, Inzameling en Transport van afvalwater in 2030’ (DEBIT-2030) moet duidelijkheid geven.
De waterketen in het buitengebied staat anno 2023 volop in de belangstelling. Het aanwezige (druk)riool is namelijk lang niet altijd meer in staat de toenemende hoeveelheden afvalwater van steeds meer zorgboerderijen, kleine campings en gastenverblijven te verwerken. Decentrale systemen zijn mogelijk de oplossing. Maar in gebieden met grote aantallen van deze systemen, maken waterschappen zich weer zorgen of zij hier de KRW-waterkwaliteitsdoelen wel kunnen halen. Een vervelende spagaat. Daarbij komt dat er de komende jaren grote investeringen in de waterketen in het buitengebied nodig zijn; delen van zowel de centrale als decentrale infrastructuur zijn technisch afgeschreven. Denk aan gemaaltjes, pompen (centraal) en IBA-systemen (Individuele Behandeling Afvalwater, decentraal). Dit vergt van gemeenten en waterschappen een herbezinning op de inrichting van de waterketen in het buitengebied, met soms grote (financiële) gevolgen voor het lokale bestuur.
Sinds de eerste drukriolen een jaar of veertig geleden werden aangelegd, is er wel veel veranderd. Om te beginnen hebben STOWA en stichting RIONED de nodige studies uitgevoerd die waardevolle informatie hebben opgeleverd over de kosten en de werking van zowel het drukriool als de kleine IBA-systemen. Er is ook een nieuwe maatschappelijke context waarin thema’s als klimaat, energie, circulariteit en verdroging een grote rol spelen. Bovendien heeft de tijd in technologisch opzicht niet stilgestaan. Decentrale systemen lijken door een betere sturing en verbeterde technieken veel stabieler te kunnen functioneren en bij te kunnen dragen aan duurzaamheidsdoelen. Op meerdere plaatsen in Nederland wordt nu met dit soort nieuwe systemen ervaring opgedaan.
Waardevolle aanvulling
Helofyten- en wilgenfilters, compacte minizuiveringen, maar ook meer geavanceerde decentrale systemen zoals installaties om lokaal energie en grondstoffen te winnen, kunnen een waardevolle aanvulling zijn op centrale afvalwaterinzameling en -behandeling. Dat geldt zowel in stedelijke gebieden als in buitengebieden. Met de lokale behandeling van deelstromen (grijswater, urine, zwartwater) kunnen lokaal waardevolle grondstoffen worden teruggewonnen. Maar ze kunnen ook bijdragen aan lokale verdrogingsbestrijding, of ervoor zorgen dat het aanwezige waterketensysteem (riool/de rwzi) niet te veel wordt belast.
Maar wat kunnen deze systemen nu echt bijdragen? Hoe duurzaam zijn ze? En is het zuiveringsresultaat nu echt zo goed of zo slecht als wel eens wordt beweerd? Hoe betrouwbaar en hoe kwetsbaar zijn ze? Pilots en laboratoriumopstellingen laten positieve resultaten zien. De systemen lijken daarmee potentie te hebben. Maar de praktijk is soms weerbarstiger. Dat is althans het beeld als er wel gemeten wordt.
Vaak blijkt er maar een beperkt aantal parameters te worden gemeten, die ook nog verschillen. Data zijn mede daardoor onderling niet vergelijkbaar. Informatie over context en beheer ontbreken eigenlijk altijd. De databestanden worden bovendien vaak lokaal opgeslagen en zijn daardoor voor derden moeilijk toegankelijk. Het is dus lastig om een goed inzicht te krijgen, vindt Gertie Schmidt van Waterschap Vechtstromen: “Ook bij ons ontbreekt dat beeld. In één gemeente hebben wij ruim 650 kleine IBA’s. Duidelijk is dat deze een grote impact hebben op sommige kwetsbare watersystemen. Met onze deelname aan het DEBIT meetprogramma proberen we dat nu te kwantificeren.” Hij geeft aan dat wat grotere decentrale zuiveringen bij clusters van woningen mogelijk perspectief bieden aan een gemeente of waterschap om tot een goede en betaalbare sanitatieoplossing te komen. Maar om zo’n beslissing te kunnen nemen zijn objectieve data nodig. “Je kunt niet alleen vertrouwen op de folder van de leverancier.”
DEBIT-2030
Met het programma DEBIT-2030 willen STOWA en stichting RIONED gemeenten en waterschappen helpen bij het op uniforme wijze verzamelen en opslaan van data van zowel bestaande als nieuwe decentrale systemen. De data worden verzameld in projecten over decentrale sanitatie, die zich voor het programma hebben aangemeld. In deze projecten wordt een speciaal DEBIT-monitoringprogramma opgesteld. Hiermee leggen ze een goede basis voor de discussie over, en afwegingen rond de toekomstige inrichting van de waterketen in het buitengebied. De data worden centraal opgeslagen en voor iedereen toegankelijk gemaakt via de Sanimonitor, de database met meetresultaten van decentrale sanitaire systemen in Nederland en België zoals die in de praktijk zijn waargenomen.
Het meetprogramma geeft ook een impuls aan de behoefte om meer data te verzamelen dan alleen de klassieke effluentparameters. Naast parameters als (BZV/CZV/N/P etc.) worden in het meetprogramma tevens belangrijke gegevens over het beheer (energieverbruik, storingen), microverontreinigingen (medicijnresten/zware metalen) en pathogenen verzameld. Daarmee wordt een vollediger beeld verkregen van de werking van dit soort systemen, de impact die zij hebben op bijvoorbeeld de waterkwaliteit en de bijdrage die zij kunnen leveren aan duurzaamheidsdoelen. Er zijn binnen DEBIT-2030 inmiddels meetprogramma’s opgesteld voor acht projecten, Deze leveren al een schat aan informatie op. En er zitten nog een aantal meetprogramma’s van projecten in de pijplijn.
Meer dan monitoring
DEBIT-2030 voorziet echter niet alleen in monitoring. Projectleiders van deelnemende projecten treffen elkaar regelmatig om kennis en ervaringen uit te wisselen. Robin Bos van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier: “Het veldbezoek met de begeleidingscommissie van het meetprogramma aan een van onze voorzieningen in Noord-Holland was erg leerzaam. Goed om met elkaar in het veld te zien hoe lastig het soms is om representatieve monsters te nemen. Maar ook goed om met elkaar de eerste bevindingen te delen. Hoewel ons project nu is afgesloten, gaan wij vanuit het Hoogheemraadschap graag mee met het volgende veldbezoek om van de ervaringen in Zuiderzeeland te leren.”
Sanimonitor
De in het programma verzamelde data worden, zoals hiervoor al even aangestipt, voor iedereen toegankelijk opgeslagen in de Sanimonitor. Bjartur Swart (STOWA): “Met de Sanimonitor hebben STOWA en stichting RIONED voor het onderzoek aan decentrale systemen een instrument in handen waarmee zoveel mogelijk data uniform worden opgeslagen en waarin de data ook goed bewerkt kunnen worden. Via handige selectiecriteria kun je je eigen projecten vergelijken met andere technieken of met projecten uit andere gebieden. Daarnaast bieden de bewerkingsopties handige tools om trends te analyseren en om data in verschillende formats voor eigen gebruik uit te lezen. Zeker nu de database zich geleidelijk aan vult worden de mogelijkheden steeds beter zichtbaar.” Wel benadrukt Swart dat de Sanimonitor nog in ontwikkeling is. Verwacht wordt dat er op grond van de gebruikservaringen de komende tijd nog de nodige verbeteringen zullen worden aangebracht.
Specifieke onderzoeksvragen
De projecten die meedoen aan DEBIT-2030 richten zich over het algemeen op specifieke onderzoeksvragen. Bert Palsma (STOWA): “Bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier lag de focus vooral op de lozingen van agrarische gastenverblijven. We wisten dat daar problemen waren. Maar het is goed om vast te stellen wat er nou precies gebeurt en hoe groot het probleem is. Bij het Rotterdamse project Blue City richten we ons veel meer op de duurzaamheid. Hoeveel energie verbruikt het systeem nu eigenlijk en wat levert het op aan herbruikbaar water en meststoffen? Weer een heel ander project ligt in Groningen. Daar willen Waterschap Noorderzijlvest en de gemeente Groningen nagaan of natuurlijke systemen een rol kunnen spelen in de toekomstige waterketen en welke meerwaarde dat dan heeft. Daar kijken we specifiek naar de ecologische waarde van helofytenfilters. Maar uiteraard nemen we ook daar de basisparameters mee.” Palsma geeft aan dat er in meerdere waterschappen nu opnieuw aandacht is voor de impact van huidige decentrale systemen op de kwaliteit van het watersysteem. Bij de waterschappen Vechtstromen, WDODelta en Noorderzijlvest zal een monitoring aan de basis staan van het toekomstige beleid ten aanzien van de grote en kleinere IBA-systemen. Hij benadrukt dat het van belang is dit soort informatie via STOWA en de Sanimonitor met elkaar te delen. Het programma DEBIT-2030 ondersteunt de waterschappen daarbij.
Meedoen met DEBIT-2030?
Dat kan! Door deelname krijgt u niet alleen zelf meer inzicht in de werking en effecten van de decentrale systemen in uw beheergebied. Maar u helpt ook anderen aan waardevol vergelijkingsmateriaal en data. Meer informatie over het DEBIT-2030 programma vindt u hier. Hebt u belangstelling, neem dan contact op met Bert Palsma of Bjartur Swart.
Nooit meer iets missen? Meld je dan aan voor de digitale uitgave van ons magazine via www.stowa.nl/aanmeldenmagazine
Meetprogramma DEBIT-2030:
antwoorden op belangrijke vragen rond decentrale sanitatie
Veel woningen, boerderijen en bedrijven in het buitengebied zijn via zogenoemde drukriolering aangesloten op het riool. Maar de capaciteit ervan staat onder druk. Bovendien zijn veel drukrioleringsvoorzieningen aan het einde van hun levensduur. Grote vraag: kan decentrale sanitatie een oplossing bieden? En hoe effectief zijn decentrale systemen eigenlijk? Het meetprogramma ‘DEcentrale Behandeling, Inzameling en Transport van afvalwater in 2030’ (DEBIT-2030) moet duidelijkheid geven.
De waterketen in het buitengebied staat anno 2023 volop in de belangstelling. Het aanwezige (druk)riool is namelijk lang niet altijd meer in staat de toenemende hoeveelheden afvalwater van steeds meer zorgboerderijen, kleine campings en gastenverblijven te verwerken. Decentrale systemen zijn mogelijk de oplossing. Maar in gebieden met grote aantallen van deze systemen, maken waterschappen zich weer zorgen of zij hier de KRW-waterkwaliteitsdoelen wel kunnen halen. Een vervelende spagaat. Daarbij komt dat er de komende jaren grote investeringen in de waterketen in het buitengebied nodig zijn; delen van zowel de centrale als decentrale infrastructuur zijn technisch afgeschreven. Denk aan gemaaltjes, pompen (centraal) en IBA-systemen (Individuele Behandeling Afvalwater, decentraal). Dit vergt van gemeenten en waterschappen een herbezinning op de inrichting van de waterketen in het buitengebied, met soms grote (financiële) gevolgen voor het lokale bestuur.
Sinds de eerste drukriolen een jaar of veertig geleden werden aangelegd, is er wel veel veranderd. Om te beginnen hebben STOWA en stichting RIONED de nodige studies uitgevoerd die waardevolle informatie hebben opgeleverd over de kosten en de werking van zowel het drukriool als de kleine IBA-systemen. Er is ook een nieuwe maatschappelijke context waarin thema’s als klimaat, energie, circulariteit en verdroging een grote rol spelen. Bovendien heeft de tijd in technologisch opzicht niet stilgestaan. Decentrale systemen lijken door een betere sturing en verbeterde technieken veel stabieler te kunnen functioneren en bij te kunnen dragen aan duurzaamheidsdoelen. Op meerdere plaatsen in Nederland wordt nu met dit soort nieuwe systemen ervaring opgedaan.
Waardevolle aanvulling
Helofyten- en wilgenfilters, compacte minizuiveringen, maar ook meer geavanceerde decentrale systemen zoals installaties om lokaal energie en grondstoffen te winnen, kunnen een waardevolle aanvulling zijn op centrale afvalwaterinzameling en -behandeling. Dat geldt zowel in stedelijke gebieden als in buitengebieden. Met de lokale behandeling van deelstromen (grijswater, urine, zwartwater) kunnen lokaal waardevolle grondstoffen worden teruggewonnen. Maar ze kunnen ook bijdragen aan lokale verdrogingsbestrijding, of ervoor zorgen dat het aanwezige waterketensysteem (riool/de rwzi) niet te veel wordt belast.
Maar wat kunnen deze systemen nu echt bijdragen? Hoe duurzaam zijn ze? En is het zuiveringsresultaat nu echt zo goed of zo slecht als wel eens wordt beweerd? Hoe betrouwbaar en hoe kwetsbaar zijn ze? Pilots en laboratoriumopstellingen laten positieve resultaten zien. De systemen lijken daarmee potentie te hebben. Maar de praktijk is soms weerbarstiger. Dat is althans het beeld als er wel gemeten wordt.
Vaak blijkt er maar een beperkt aantal parameters te worden gemeten, die ook nog verschillen. Data zijn mede daardoor onderling niet vergelijkbaar. Informatie over context en beheer ontbreken eigenlijk altijd. De databestanden worden bovendien vaak lokaal opgeslagen en zijn daardoor voor derden moeilijk toegankelijk. Het is dus lastig om een goed inzicht te krijgen, vindt Gertie Schmidt van Waterschap Vechtstromen: “Ook bij ons ontbreekt dat beeld. In één gemeente hebben wij ruim 650 kleine IBA’s. Duidelijk is dat deze een grote impact hebben op sommige kwetsbare watersystemen. Met onze deelname aan het DEBIT meetprogramma proberen we dat nu te kwantificeren.” Hij geeft aan dat wat grotere decentrale zuiveringen bij clusters van woningen mogelijk perspectief bieden aan een gemeente of waterschap om tot een goede en betaalbare sanitatieoplossing te komen. Maar om zo’n beslissing te kunnen nemen zijn objectieve data nodig. “Je kunt niet alleen vertrouwen op de folder van de leverancier.”
DEBIT-2030
Met het programma DEBIT-2030 willen STOWA en stichting RIONED gemeenten en waterschappen helpen bij het op uniforme wijze verzamelen en opslaan van data van zowel bestaande als nieuwe decentrale systemen. De data worden verzameld in projecten over decentrale sanitatie, die zich voor het programma hebben aangemeld. In deze projecten wordt een speciaal DEBIT-monitoringprogramma opgesteld. Hiermee leggen ze een goede basis voor de discussie over, en afwegingen rond de toekomstige inrichting van de waterketen in het buitengebied. De data worden centraal opgeslagen en voor iedereen toegankelijk gemaakt via de Sanimonitor, de database met meetresultaten van decentrale sanitaire systemen in Nederland en België zoals die in de praktijk zijn waargenomen.
Het meetprogramma geeft ook een impuls aan de behoefte om meer data te verzamelen dan alleen de klassieke effluentparameters. Naast parameters als (BZV/CZV/N/P etc.) worden in het meetprogramma tevens belangrijke gegevens over het beheer (energieverbruik, storingen), microverontreinigingen (medicijnresten/zware metalen) en pathogenen verzameld. Daarmee wordt een vollediger beeld verkregen van de werking van dit soort systemen, de impact die zij hebben op bijvoorbeeld de waterkwaliteit en de bijdrage die zij kunnen leveren aan duurzaamheidsdoelen. Er zijn binnen DEBIT-2030 inmiddels meetprogramma’s opgesteld voor acht projecten, Deze leveren al een schat aan informatie op. En er zitten nog een aantal meetprogramma’s van projecten in de pijplijn.
Meer dan monitoring
DEBIT-2030 voorziet echter niet alleen in monitoring. Projectleiders van deelnemende projecten treffen elkaar regelmatig om kennis en ervaringen uit te wisselen. Robin Bos van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier: “Het veldbezoek met de begeleidingscommissie van het meetprogramma aan een van onze voorzieningen in Noord-Holland was erg leerzaam. Goed om met elkaar in het veld te zien hoe lastig het soms is om representatieve monsters te nemen. Maar ook goed om met elkaar de eerste bevindingen te delen. Hoewel ons project nu is afgesloten, gaan wij vanuit het Hoogheemraadschap graag mee met het volgende veldbezoek om van de ervaringen in Zuiderzeeland te leren.”
Sanimonitor
De in het programma verzamelde data worden, zoals hiervoor al even aangestipt, voor iedereen toegankelijk opgeslagen in de Sanimonitor. Bjartur Swart (STOWA): “Met de Sanimonitor hebben STOWA en stichting RIONED voor het onderzoek aan decentrale systemen een instrument in handen waarmee zoveel mogelijk data uniform worden opgeslagen en waarin de data ook goed bewerkt kunnen worden. Via handige selectiecriteria kun je je eigen projecten vergelijken met andere technieken of met projecten uit andere gebieden. Daarnaast bieden de bewerkingsopties handige tools om trends te analyseren en om data in verschillende formats voor eigen gebruik uit te lezen. Zeker nu de database zich geleidelijk aan vult worden de mogelijkheden steeds beter zichtbaar.” Wel benadrukt Swart dat de Sanimonitor nog in ontwikkeling is. Verwacht wordt dat er op grond van de gebruikservaringen de komende tijd nog de nodige verbeteringen zullen worden aangebracht.
Specifieke onderzoeksvragen
De projecten die meedoen aan DEBIT-2030 richten zich over het algemeen op specifieke onderzoeksvragen. Bert Palsma (STOWA): “Bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier lag de focus vooral op de lozingen van agrarische gastenverblijven. We wisten dat daar problemen waren. Maar het is goed om vast te stellen wat er nou precies gebeurt en hoe groot het probleem is. Bij het Rotterdamse project Blue City richten we ons veel meer op de duurzaamheid. Hoeveel energie verbruikt het systeem nu eigenlijk en wat levert het op aan herbruikbaar water en meststoffen? Weer een heel ander project ligt in Groningen. Daar willen Waterschap Noorderzijlvest en de gemeente Groningen nagaan of natuurlijke systemen een rol kunnen spelen in de toekomstige waterketen en welke meerwaarde dat dan heeft. Daar kijken we specifiek naar de ecologische waarde van helofytenfilters. Maar uiteraard nemen we ook daar de basisparameters mee.” Palsma geeft aan dat er in meerdere waterschappen nu opnieuw aandacht is voor de impact van huidige decentrale systemen op de kwaliteit van het watersysteem. Bij de waterschappen Vechtstromen, WDODelta en Noorderzijlvest zal een monitoring aan de basis staan van het toekomstige beleid ten aanzien van de grote en kleinere IBA-systemen. Hij benadrukt dat het van belang is dit soort informatie via STOWA en de Sanimonitor met elkaar te delen. Het programma DEBIT-2030 ondersteunt de waterschappen daarbij.
Meedoen met DEBIT-2030?
Dat kan! Door deelname krijgt u niet alleen zelf meer inzicht in de werking en effecten van de decentrale systemen in uw beheergebied. Maar u helpt ook anderen aan waardevol vergelijkingsmateriaal en data. Meer informatie over het DEBIT-2030 programma vindt u hier. Hebt u belangstelling, neem dan contact op met Bert Palsma of Bjartur Swart.
Nooit meer iets missen? Meld je dan aan voor de digitale uitgave van ons magazine via www.stowa.nl/aanmeldenmagazine