Deze publicatie maakt gebruik van cookies

We gebruiken functionele en analytische cookies om onze website te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om gepersonaliseerde advertenties op social media weer te geven. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies.
Foto van Ludolph Wentholt in een weiland met schapen

Programmamanager Waterkeringen Ludolph Wentholt:

Ik ben helemaal geen dijkenman!

Scroll naar hoofdtekst

Na meer dan dertig jaar bij STOWA te hebben gewerkt, gaat programmamanager Waterkeringen Ludolph Wentholt op 1 juli 2023 officieel met pensioen. Maar ook na zo veel jaar heeft hij nog niets aan enthousiasme ingeboet als het gaat om zijn werk voor regionale waterkeringbeheerders, blijkt in dit afscheidsinterview. “Het contact met het veld vind ik nog altijd het leukste dat er is.”

“Ik ben helemaal geen dijkenman,” valt Ludolph direct met de deur in huis. Dat vraagt om enige uitleg: “Ik heb in Wageningen Cultuurtechniek gestudeerd. Als je klaar was met die studie, ging je normaal gesproken werken bij de Landinrichtingsdienst (later DLG, red.), of de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. Landinrichting, ruilverkalveling, inpolderingen. Dat werk. Maar net toen ik afstudeerde, droogde dit werk op. Mijn eerste baan was dan ook bij het RIZA waar ik een innovatieve methode mocht testen voor het bemonitoren van grondwaterstanden.” Via wat omwegen kwam Wentholt terecht bij TNO. Daar raakte hij betrokken bij SAMWAT: SAMenwerking op het gebied van het onderzoek ten behoeve van het WATerbeheer. Een hele mond vol: “Het was een samenwerkingsverband van allerlei bij het waterbeheer betrokken partijen. Niet alleen overheden, maar ook kennisinstellingen en zelfs het bedrijfsleven. In die tijd was de kennis over waterbeheer heel versnipperd en werd die kennis ook slecht gedeeld. We maakten onder meer een overzicht van alle Komputermodellen in het waterbeheer. (lacht) Toen nog met een k inderdaad. We ontwikkelden met SAMWAT ook de Hydrotheek, een database met inmiddels meer dan 50 duizend bronnen op het gebied van hydrologie, aquatische ecologie, watersystemen, waterkeringen, afvalwaterzuivering, riolering en waterbeheer in Nederland. Die valt nu onder verantwoordelijkheid van STOWA.” SAMWAT was eigenlijk een soort STOWA avant la lettre en werd uiteindelijk ook onder de hoede genomen door STOWA. Wentholt: (lacht) “Mij kregen ze er min of meer bij. Bij STOWA bleef ik aanvankelijk hetzelfde werk doen: het verbeteren van de informatievoorziening en dienstverlening aan de waterbeheerders.”

Miljoen gulden

In eerste instantie hield STOWA zich alleen maar bezig met kennisontwikkeling op het gebied van afvalwaterzuivering, als uitvloeisel van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater in 1973. Maar in de loop der jaren ontwikkelde de stichting zich tot wat het nu is: het kenniscentrum voor alle beleidsterreinen van regionale waterbeheerders. Zo kwam in 1996 waterkeringen erbij. Wentholt: “Dat had te maken met de invoering van de Wet op de Waterkering in 1996. Waterschappen kregen er hierdoor duidelijke taken bij op het gebied van het beheer en onderhoud van keringen. Daaruit kwamen kennisvragen voort. Ik ging dat trekken. Zo raakte ik echt verzeild in de waterkeringen. We sprokkelden een miljoen gulden bij elkaar, destijds een enorm bedrag - de helft van Rijkswaterstaat en de helft van de waterschappen - voor een onderzoeksprogramma voor rationeler beheer en onderhoud.”

Op zijn kop

En toen werd het 2003. In Wilnis en Terbregge braken twee regionale keringen door. Dat zette de hele waterkeringwereld op zijn kop. Wentholt: “Het veranderde alles.” De doorbraak in Wilnis zette Wentholt onbedoeld in een positie die hem uitstekend ligt; die van macher, oliemannetje, initiator. Dankzij zijn vele goede contacten in de waterwereld, had hij snel de belangrijkste partijen aan tafel om de veenkadedoorbraak in Wilnis te onderzoeken. “Iedereen was volledig verrast. Droogte als faalmechanisme hadden we helemaal niet op ons netvlies.” Het onderzoek leverde in twee jaar tijd meer dan tien centimeter aan onderzoeksrapporten op, verzameld in een speciale ‘veenkadenbox’.

Onderzoeksprogramma’s

De veenkadedoorbraken waren ook de directe aanleiding voor de start van twee grote onderzoeksprogramma’s die tot op de dag van vandaag doorlopen, en waar Wentholt als initiator trots op is: het ‘Ontwikkelingsprogramma Regionale Keringen’ ORK en het programma ‘Verbeteren Inspecties Waterkeringen’, dat tegenwoordig Professionaliseren Instandhouding Waterkeringen (PIW) heet. Wentholt over PIW/VIW: “De dijkdoorbraken bij Wilnis, en later bij Terbregge en het dijkfalen bij Stein, riepen veel vragen op over de manier waarop dijken en kaden werden geïnspecteerd: kon dat niet beter en innovatiever? We vertrouwden destijds bijna volledig op visuele inspecties. Het VIW/PIW-programma begon als een technisch onderzoek naar praktische mogelijkheden om het inspecteren van keringen te verbeteren. We maakten een Digigids met voorbeelden van schadebeelden. Die wordt nog steeds gebruikt. Onlangs is de DigiGids in een nieuw digitaal jasje gestoken. Ook Digispectie werd ontwikkeld, een softwaretool voor het digitaal opnemen en uniform vastleggen van schades aan waterkeringen bij visuele inspecties. En in 2002 kwam de Handreiking Inspectie Waterkeringen uit. PIW/VIW loopt nog steeds en heeft zich geëvolueerd tot een programma waarin we breed kijken naar een goede instandhouding van regionale keringen via zaken als asset management, Life Cycle Analysis en dergelijke. We hebben op dit gebied echt grote stappen voorwaarts gezet.”

Werkvloer

Waar in VIW/PIW inspectie van alle type keringen in brede zin centraal staat, staat in ORK de regionale waterkering centraal. Tot 2003 (Wilnis) hadden regionale waterkeringen volgens Ludolph weinig beleidsmatige en operationele aandacht gehad. Daar kwam met dit programma verandering in. “In het programma, een samenwerking van provincies en waterschappen, zijn we gaan kijken hoe de cyclus van het aanwijzen en normeren, het toetsen en verbeteren van regionale keringen meer structuur kon krijgen en beter kon worden verankerd in de organisaties. Niet op papier, maar vooral in de praktijk, op de werkvloer”, aldus Wentholt: “Dat heeft mij ook altijd het meest plezier bezorgd: onderzoek voor, én met de praktijk van het waterkeringbeheer. Het contact met de mensen in het veld vind ik nog altijd het leukste dat er is. Wat dat betreft is de jaarlijkse Kennisdag Instandhouding Waterkeringen - een uitvloeisel van het VIW/VIW-programma - voor mij nog steeds één van de hoogtepunten van het jaar. Ieder jaar weer komen meer dan driehonderd waterkeringbeheerders naar Burgers Zoo.”

Geheim

Ludolph heeft dertig jaar gewerkt bij een organisatie die zelf meer dan vijftig jaar met succes opereert als kenniscentrum van en voor de regionale waterbeheerders. Gevraagd naar het geheim van dat succes, zegt hij: “STOWA opereert heel faciliterend, en heeft er altijd voor gekozen ‘klein maar fijn’ te blijven. We zijn daardoor nooit een bedreiging geweest voor grotere clubs als Rijkswaterstaat, afzonderlijke waterschappen of kennisinstellingen. Bovendien: we bouwen zelf geen kennis en expertise en daarmee macht op. Dat is niet ons doel. We halen de kennisvragen op bij de achterban, laten die vragen beantwoorden door de beste specialisten die we kunnen vinden en brengen het in een praktische toepasbare vorm terug naar de praktijk.”

Vaarwater

Het werk van STOWA is de afgelopen decennia wel in ander vaarwater terechtgekomen, aldus Wentholt. “Kennis is, zou je kunnen zeggen, waardenvrij. Maar de duiding van kennis is dat niet. En onze achterban, met name de waterschappen, hebben wel steeds meer behoefte aan die duiding. Men wil antwoorden hebben op vragen als: welke implicaties heeft de ontwikkelde en verzamelde kennis voor politiek-bestuurlijke keuzes die we moeten maken op het gebied van klimaat, energie, de inrichting van ons land, etc.? Die behoefte heeft volgens mij te maken met het feit dat de waterschappen een steeds belangrijkere plaats innemen in het politiek-bestuurlijke speelveld, onder meer door de decentralisatie. Waterschappen spelen bijvoorbeeld een rol in de energietransitie via de Regionale Energie Strategieën, maar ook in de gebiedsplannen die moeten worden gemaakt voor het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Als de positie van de waterschappen verandert, verandert de positie van STOWA logischerwijs ook. Daar moeten we in meebewegen.”

Historicus

Welk advies zou hij aan jongeren willen geven die interesse hebben om aan de slag te gaan op het gebied van waterveiligheid? “Juist in deze tijd willen oude knarren zoals ik graag onze kennis overdragen aan jonge waterprofessionals. En, zoals mijn eigen carrière laat zien: je kunt je die kennis ook ‘on the fly’ opdoen. Zoek je een maatschappelijke relevante job dan is een technische vooropleiding zeker handig. Maar zonder technische opleiding, maar met de juiste positieve mindset, kun je zonder meer een goede waterveiligheidsprofessional worden. Onze toenmalige kroonprins groeide met de juiste instelling en coaching als historicus ook uit tot de watermanager van Nederland.”

Tot slot: wat ziet hij als de grootste uit uitdaging voor het waterbeheer? Daar hoeft Wentholt niet lang over na te denken: klimaatverandering. “Onze waterkeringen hebben we ooit gebouwd voor het destijds heersende klimaat. Maar dat verandert snel. Over 50 jaar hebben we misschien wel het klimaat dat ze nu in de Camargue in Zuid-Frankrijk hebben: veel droger en soms veel natter. Zijn onze keringen daarop toegerust? Wat doet dat bijvoorbeeld met de grasbekleding op dijken? Blijft die dan nog goed intact? Op dit ogenblik hebben we twee studenten Civiele Techniek rondlopen van Hogeschool Saxion in Zwolle, die precies dit onderwerp hebben gekozen voor hun afstuderen. Ik zou zeggen: perfecte timing.”

Foto van Ludolph Wentholt in een weiland met schapen

Programmamanager Waterkeringen Ludolph Wentholt:

Ik ben helemaal geen dijkenman!

Na meer dan dertig jaar bij STOWA te hebben gewerkt, gaat programmamanager Waterkeringen Ludolph Wentholt op 1 juli 2023 officieel met pensioen. Maar ook na zo veel jaar heeft hij nog niets aan enthousiasme ingeboet als het gaat om zijn werk voor regionale waterkeringbeheerders, blijkt in dit afscheidsinterview. “Het contact met het veld vind ik nog altijd het leukste dat er is.”

“Ik ben helemaal geen dijkenman,” valt Ludolph direct met de deur in huis. Dat vraagt om enige uitleg: “Ik heb in Wageningen Cultuurtechniek gestudeerd. Als je klaar was met die studie, ging je normaal gesproken werken bij de Landinrichtingsdienst (later DLG, red.), of de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. Landinrichting, ruilverkalveling, inpolderingen. Dat werk. Maar net toen ik afstudeerde, droogde dit werk op. Mijn eerste baan was dan ook bij het RIZA waar ik een innovatieve methode mocht testen voor het bemonitoren van grondwaterstanden.” Via wat omwegen kwam Wentholt terecht bij TNO. Daar raakte hij betrokken bij SAMWAT: SAMenwerking op het gebied van het onderzoek ten behoeve van het WATerbeheer. Een hele mond vol: “Het was een samenwerkingsverband van allerlei bij het waterbeheer betrokken partijen. Niet alleen overheden, maar ook kennisinstellingen en zelfs het bedrijfsleven. In die tijd was de kennis over waterbeheer heel versnipperd en werd die kennis ook slecht gedeeld. We maakten onder meer een overzicht van alle Komputermodellen in het waterbeheer. (lacht) Toen nog met een k inderdaad. We ontwikkelden met SAMWAT ook de Hydrotheek, een database met inmiddels meer dan 50 duizend bronnen op het gebied van hydrologie, aquatische ecologie, watersystemen, waterkeringen, afvalwaterzuivering, riolering en waterbeheer in Nederland. Die valt nu onder verantwoordelijkheid van STOWA.” SAMWAT was eigenlijk een soort STOWA avant la lettre en werd uiteindelijk ook onder de hoede genomen door STOWA. Wentholt: (lacht) “Mij kregen ze er min of meer bij. Bij STOWA bleef ik aanvankelijk hetzelfde werk doen: het verbeteren van de informatievoorziening en dienstverlening aan de waterbeheerders.”

Miljoen gulden

In eerste instantie hield STOWA zich alleen maar bezig met kennisontwikkeling op het gebied van afvalwaterzuivering, als uitvloeisel van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater in 1973. Maar in de loop der jaren ontwikkelde de stichting zich tot wat het nu is: het kenniscentrum voor alle beleidsterreinen van regionale waterbeheerders. Zo kwam in 1996 waterkeringen erbij. Wentholt: “Dat had te maken met de invoering van de Wet op de Waterkering in 1996. Waterschappen kregen er hierdoor duidelijke taken bij op het gebied van het beheer en onderhoud van keringen. Daaruit kwamen kennisvragen voort. Ik ging dat trekken. Zo raakte ik echt verzeild in de waterkeringen. We sprokkelden een miljoen gulden bij elkaar, destijds een enorm bedrag - de helft van Rijkswaterstaat en de helft van de waterschappen - voor een onderzoeksprogramma voor rationeler beheer en onderhoud.”

Op zijn kop

En toen werd het 2003. In Wilnis en Terbregge braken twee regionale keringen door. Dat zette de hele waterkeringwereld op zijn kop. Wentholt: “Het veranderde alles.” De doorbraak in Wilnis zette Wentholt onbedoeld in een positie die hem uitstekend ligt; die van macher, oliemannetje, initiator. Dankzij zijn vele goede contacten in de waterwereld, had hij snel de belangrijkste partijen aan tafel om de veenkadedoorbraak in Wilnis te onderzoeken. “Iedereen was volledig verrast. Droogte als faalmechanisme hadden we helemaal niet op ons netvlies.” Het onderzoek leverde in twee jaar tijd meer dan tien centimeter aan onderzoeksrapporten op, verzameld in een speciale ‘veenkadenbox’.

Onderzoeksprogramma’s

De veenkadedoorbraken waren ook de directe aanleiding voor de start van twee grote onderzoeksprogramma’s die tot op de dag van vandaag doorlopen, en waar Wentholt als initiator trots op is: het ‘Ontwikkelingsprogramma Regionale Keringen’ ORK en het programma ‘Verbeteren Inspecties Waterkeringen’, dat tegenwoordig Professionaliseren Instandhouding Waterkeringen (PIW) heet. Wentholt over PIW/VIW: “De dijkdoorbraken bij Wilnis, en later bij Terbregge en het dijkfalen bij Stein, riepen veel vragen op over de manier waarop dijken en kaden werden geïnspecteerd: kon dat niet beter en innovatiever? We vertrouwden destijds bijna volledig op visuele inspecties. Het VIW/PIW-programma begon als een technisch onderzoek naar praktische mogelijkheden om het inspecteren van keringen te verbeteren. We maakten een Digigids met voorbeelden van schadebeelden. Die wordt nog steeds gebruikt. Onlangs is de DigiGids in een nieuw digitaal jasje gestoken. Ook Digispectie werd ontwikkeld, een softwaretool voor het digitaal opnemen en uniform vastleggen van schades aan waterkeringen bij visuele inspecties. En in 2002 kwam de Handreiking Inspectie Waterkeringen uit. PIW/VIW loopt nog steeds en heeft zich geëvolueerd tot een programma waarin we breed kijken naar een goede instandhouding van regionale keringen via zaken als asset management, Life Cycle Analysis en dergelijke. We hebben op dit gebied echt grote stappen voorwaarts gezet.”

Werkvloer

Waar in VIW/PIW inspectie van alle type keringen in brede zin centraal staat, staat in ORK de regionale waterkering centraal. Tot 2003 (Wilnis) hadden regionale waterkeringen volgens Ludolph weinig beleidsmatige en operationele aandacht gehad. Daar kwam met dit programma verandering in. “In het programma, een samenwerking van provincies en waterschappen, zijn we gaan kijken hoe de cyclus van het aanwijzen en normeren, het toetsen en verbeteren van regionale keringen meer structuur kon krijgen en beter kon worden verankerd in de organisaties. Niet op papier, maar vooral in de praktijk, op de werkvloer”, aldus Wentholt: “Dat heeft mij ook altijd het meest plezier bezorgd: onderzoek voor, én met de praktijk van het waterkeringbeheer. Het contact met de mensen in het veld vind ik nog altijd het leukste dat er is. Wat dat betreft is de jaarlijkse Kennisdag Instandhouding Waterkeringen - een uitvloeisel van het VIW/VIW-programma - voor mij nog steeds één van de hoogtepunten van het jaar. Ieder jaar weer komen meer dan driehonderd waterkeringbeheerders naar Burgers Zoo.”

Geheim

Ludolph heeft dertig jaar gewerkt bij een organisatie die zelf meer dan vijftig jaar met succes opereert als kenniscentrum van en voor de regionale waterbeheerders. Gevraagd naar het geheim van dat succes, zegt hij: “STOWA opereert heel faciliterend, en heeft er altijd voor gekozen ‘klein maar fijn’ te blijven. We zijn daardoor nooit een bedreiging geweest voor grotere clubs als Rijkswaterstaat, afzonderlijke waterschappen of kennisinstellingen. Bovendien: we bouwen zelf geen kennis en expertise en daarmee macht op. Dat is niet ons doel. We halen de kennisvragen op bij de achterban, laten die vragen beantwoorden door de beste specialisten die we kunnen vinden en brengen het in een praktische toepasbare vorm terug naar de praktijk.”

Vaarwater

Het werk van STOWA is de afgelopen decennia wel in ander vaarwater terechtgekomen, aldus Wentholt. “Kennis is, zou je kunnen zeggen, waardenvrij. Maar de duiding van kennis is dat niet. En onze achterban, met name de waterschappen, hebben wel steeds meer behoefte aan die duiding. Men wil antwoorden hebben op vragen als: welke implicaties heeft de ontwikkelde en verzamelde kennis voor politiek-bestuurlijke keuzes die we moeten maken op het gebied van klimaat, energie, de inrichting van ons land, etc.? Die behoefte heeft volgens mij te maken met het feit dat de waterschappen een steeds belangrijkere plaats innemen in het politiek-bestuurlijke speelveld, onder meer door de decentralisatie. Waterschappen spelen bijvoorbeeld een rol in de energietransitie via de Regionale Energie Strategieën, maar ook in de gebiedsplannen die moeten worden gemaakt voor het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Als de positie van de waterschappen verandert, verandert de positie van STOWA logischerwijs ook. Daar moeten we in meebewegen.”

Historicus

Welk advies zou hij aan jongeren willen geven die interesse hebben om aan de slag te gaan op het gebied van waterveiligheid? “Juist in deze tijd willen oude knarren zoals ik graag onze kennis overdragen aan jonge waterprofessionals. En, zoals mijn eigen carrière laat zien: je kunt je die kennis ook ‘on the fly’ opdoen. Zoek je een maatschappelijke relevante job dan is een technische vooropleiding zeker handig. Maar zonder technische opleiding, maar met de juiste positieve mindset, kun je zonder meer een goede waterveiligheidsprofessional worden. Onze toenmalige kroonprins groeide met de juiste instelling en coaching als historicus ook uit tot de watermanager van Nederland.”

Tot slot: wat ziet hij als de grootste uit uitdaging voor het waterbeheer? Daar hoeft Wentholt niet lang over na te denken: klimaatverandering. “Onze waterkeringen hebben we ooit gebouwd voor het destijds heersende klimaat. Maar dat verandert snel. Over 50 jaar hebben we misschien wel het klimaat dat ze nu in de Camargue in Zuid-Frankrijk hebben: veel droger en soms veel natter. Zijn onze keringen daarop toegerust? Wat doet dat bijvoorbeeld met de grasbekleding op dijken? Blijft die dan nog goed intact? Op dit ogenblik hebben we twee studenten Civiele Techniek rondlopen van Hogeschool Saxion in Zwolle, die precies dit onderwerp hebben gekozen voor hun afstuderen. Ik zou zeggen: perfecte timing.”

STOWA Publicaties

Hier vindt u de digitale uitgaven van STOWA waaronder het digitale magazine Ter Info.
Volledig scherm