Deze publicatie maakt gebruik van cookies

We gebruiken functionele en analytische cookies om onze website te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om gepersonaliseerde advertenties op social media weer te geven. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies.
Scroll naar hoofdtekst

Schoolplaat ‘In sloot en plas’ van M. A. Koekkoek

voorbereiding ‘living labs’ in volle gang

Project Ecologische Beoordeling 2.0:

Er werd in de sessies ook uitgebreid stilgestaan bij nieuwe monitoringtechnieken die we mogelijk kunnen gebruiken, zoals DNA-analyse, automatische beeldherkenning, sensoren en dergelijke. Daaruit kwam een wisselend beeld naar voren. Van DNA wordt bijvoorbeeld veel verwacht. Voor vissen zijn er al redelijk succesvolle resultaten mee behaald (eDNA). Maar veel experts denken dat het nog wel enkele jaren kan duren voordat deze techniek ook voor andere soortgroepen gebruiksgereed is. Dat komt onder meer omdat er nog onvoldoende gevalideerde databanken zijn waarin DNA-profielen van soorten beschreven zijn.

Uit de gehouden expertsessies kwamen veel goede suggesties naar voren voor de manier waarop we meer informatie kunnen vergaren uit de bestaande monitoringdata. Van veel soortgroepen bestaan al soortenlijsten waarbij de relatie wordt beschreven tussen soorten en hun voorkomen in het milieu. Het gaat hier onder meer om de zogenoemde WEW-lijst (Werkgroep ecologisch Waterbeheer, red.), overzichten van ecologische preferenties van vissen, de ‘Van Dam lijst (voor diatomeeën), en een zeer actuele lijst (te verschijnen) met relaties tussen waterplanten en waterkwaliteit. Een aantal van deze lijsten is volgens de experts echter niet up-to-date. Ook zijn er al uiteenlopende instrumenten die relaties leggen tussen waargenomen en gewenste soorten (zoals AqMaD, Iteratio, en ESTAR). Tot slot zijn er instrumenten die helpen bij het uniformeren en valideren van biologische data (zoals TCN, NDFF, Turboveg).

Het is de bedoeling om in de living labs te onderzoeken in hoeverre de geselecteerde aanbevelingen uit de expertsessies leiden tot een betere methode voor diagnose van het functioneren van watersystemen. Daarbij wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht met de ecologische sleutelfactoren en de huidige beoordeling voor de KRW (met de maatlatsystematiek). In de living labs wordt ook bekeken hoe we de uitkomsten beter kunnen vertalen naar bestuur en beleid en of er aansluiting kan worden gezocht bij de wijze waarop over landnatuur en biodiversiteit wordt gerapporteerd. Dit zijn nu gescheiden werelden.

Living labs

De uitkomsten van de sessies zijn inmiddels geclusterd in een aantal thema’s, waaronder: gebruik data en systematieken, actualisatie data, nieuwe technieken, monitoring en wijze van bemonstering. Deze thema’s zijn besproken met een aantal van de betrokken experts en vertegenwoordigers van waterschappen, om te kijken wat er wel en niet kan worden meegenomen in de zogenoemde living labs en wat bijvoorbeeld vooraf al gedaan zou kunnen worden. Denk aan de actualisatie van enkele soortenlijsten en een keuze voor bepaalde instrumenten. Waarschijnlijk zal er een living lab plaats vinden in een gebied in laag Nederland, in hoog Nederland en waarschijnlijk ook in een Rijkswater.

Meer weten over dit project? Kijk op stowa.nl/ebeo

DNA

Goede suggesties

Thema’s

Nog even kort de achtergrond van het EBEO-project. De bepaling van de aantallen en diversiteit aan organismen in het water leveren waterbeheerders op dit moment vooral een score op van de ecologische toestand voor de Kaderrichtlijn Water. Dat gebeurt volgens de bekende maatlatsystematiek. Maar monitoringgegevens kunnen ons ook heel vertellen over de milieucondities en de leefomgeving waarin ze zich bevinden. Deze informatie benutten waterbeheerders tot dusver echter weinig. De centrale vraag in dit project is dan ook hoe we meer (diagnostische) informatie uit de monitoringdata kunnen halen. Maar ook of er naast de vier KRW-kwaliteitselementen (vissen, waterplanten, macrofauna en algen) andere soortgroepen (i.c. zoöplankton, bacteriën & schimmels) zijn die ons kunnen helpen beter de oorzaken van waterkwaliteitsproblemen te vinden en daarmee handvatten bieden voor het nemen van de goede herstelmaatregelen. Momenteel wordt deze input zoals gezegd verwerkt tot concrete voorstellen voor enkele ‘living labs’ in het land.

STOWA heeft dit voorjaar in het kader van het project EBEO 2.0 een groot aantal experts van de biologische groepen van de KRW gevraagd wat de tekortkomingen zijn van de huidige KRW-systematiek en hoe we meer diagnostische informatie kunnen halen uit de monitoringdata. Ook werd gesproken over (nieuwe) technieken die je daarvoor kunt inzetten.

Meer weten over dit project? Kijk op stowa.nl/ebeo

Het is de bedoeling om in de living labs te onderzoeken in hoeverre de geselecteerde aanbevelingen uit de expertsessies leiden tot een betere methode voor diagnose van het functioneren van watersystemen. Daarbij wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht met de ecologische sleutelfactoren en de huidige beoordeling voor de KRW (met de maatlatsystematiek). In de living labs wordt ook bekeken hoe we de uitkomsten beter kunnen vertalen naar bestuur en beleid en of er aansluiting kan worden gezocht bij de wijze waarop over landnatuur en biodiversiteit wordt gerapporteerd. Dit zijn nu gescheiden werelden.

Living labs

Thema’s

Er werd in de sessies ook uitgebreid stilgestaan bij nieuwe monitoringtechnieken die we mogelijk kunnen gebruiken, zoals DNA-analyse, automatische beeldherkenning, sensoren en dergelijke. Daaruit kwam een wisselend beeld naar voren. Van DNA wordt bijvoorbeeld veel verwacht. Voor vissen zijn er al redelijk succesvolle resultaten mee behaald (eDNA). Maar veel experts denken dat het nog wel enkele jaren kan duren voordat deze techniek ook voor andere soortgroepen gebruiksgereed is. Dat komt onder meer omdat er nog onvoldoende gevalideerde databanken zijn waarin DNA-profielen van soorten beschreven zijn.

De uitkomsten van de sessies zijn inmiddels geclusterd in een aantal thema’s, waaronder: gebruik data en systematieken, actualisatie data, nieuwe technieken, monitoring en wijze van bemonstering. Deze thema’s zijn besproken met een aantal van de betrokken experts en vertegenwoordigers van waterschappen, om te kijken wat er wel en niet kan worden meegenomen in de zogenoemde living labs en wat bijvoorbeeld vooraf al gedaan zou kunnen worden. Denk aan de actualisatie van enkele soortenlijsten en een keuze voor bepaalde instrumenten. Waarschijnlijk zal er een living lab plaats vinden in een gebied in laag Nederland, in hoog Nederland en waarschijnlijk ook in een Rijkswater.

DNA

Uit de gehouden expertsessies kwamen veel goede suggesties naar voren voor de manier waarop we meer informatie kunnen vergaren uit de bestaande monitoringdata. Van veel soortgroepen bestaan al soortenlijsten waarbij de relatie wordt beschreven tussen soorten en hun voorkomen in het milieu. Het gaat hier onder meer om de zogenoemde WEW-lijst (Werkgroep ecologisch Waterbeheer, red.), overzichten van ecologische preferenties van vissen, de ‘Van Dam lijst (voor diatomeeën), en een zeer actuele lijst (te verschijnen) met relaties tussen waterplanten en waterkwaliteit. Een aantal van deze lijsten is volgens de experts echter niet up-to-date. Ook zijn er al uiteenlopende instrumenten die relaties leggen tussen waargenomen en gewenste soorten (zoals AqMaD, Iteratio, en ESTAR). Tot slot zijn er instrumenten die helpen bij het uniformeren en valideren van biologische data (zoals TCN, NDFF, Turboveg).

Goede suggesties

Nog even kort de achtergrond van het EBEO-project. De bepaling van de aantallen en diversiteit aan organismen in het water leveren waterbeheerders op dit moment vooral een score op van de ecologische toestand voor de Kaderrichtlijn Water. Dat gebeurt volgens de bekende maatlatsystematiek. Maar monitoringgegevens kunnen ons ook heel vertellen over de milieucondities en de leefomgeving waarin ze zich bevinden. Deze informatie benutten waterbeheerders tot dusver echter weinig. De centrale vraag in dit project is dan ook hoe we meer (diagnostische) informatie uit de monitoringdata kunnen halen. Maar ook of er naast de vier KRW-kwaliteitselementen (vissen, waterplanten, macrofauna en algen) andere soortgroepen (i.c. zoöplankton, bacteriën & schimmels) zijn die ons kunnen helpen beter de oorzaken van waterkwaliteitsproblemen te vinden en daarmee handvatten bieden voor het nemen van de goede herstelmaatregelen. Momenteel wordt deze input zoals gezegd verwerkt tot concrete voorstellen voor enkele ‘living labs’ in het land.

STOWA heeft dit voorjaar in het kader van het project EBEO 2.0 een groot aantal experts van de biologische groepen van de KRW gevraagd wat de tekortkomingen zijn van de huidige KRW-systematiek en hoe we meer diagnostische informatie kunnen halen uit de monitoringdata. Ook werd gesproken over (nieuwe) technieken die je daarvoor kunt inzetten.

Schoolplaat ‘In sloot en plas’ van M. A. Koekkoek

voorbereiding ‘living labs’ in volle gang

Project Ecologische Beoordeling 2.0:

STOWA Publicaties

Hier vindt u de digitale uitgaven van STOWA waaronder het digitale magazine Ter Info.
Volledig scherm