Deze publicatie maakt gebruik van cookies

We gebruiken functionele en analytische cookies om onze website te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om gepersonaliseerde advertenties op social media weer te geven. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies.

STOWA heeft aan het eind van 2024 een groot aantal factsheets laten opstellen over diersoorten waarmee beheerders van dijken en infrastructuur de meeste schade-ervaringen hebben. Dit zijn bever, das, konijn, mol, vos, muskusrat, beverrat, muis, rivierkreeft en engerling. De factsheets bevatten onder meer informatie over de sporen die de dieren achterlaten, hun leefomgeving, de schades die ze kunnen aanrichten en de mogelijkheden om preventief of correctief op te treden.

Het aantal bevers en dassen in Nederland neemt gestaag toe. Graverij door deze dieren in waterkeringen vormt een risico voor de waterveiligheid. Ook schade aan infrastructuur als wegen en spoorwegen komt voor en levert flinke problemen op. Daarbij zijn het niet alleen dassen en bevers die graven en schade aanrichten. Ook andere dieren, zoals konijnen, vossen en muskusratten, doen dat. STOWA wil via de factsheets op een toegankelijke manier inzicht verstrekken over het voorkomen en de gevolgen van graverij door verschillende dieren.

Behalve de factsheets ontplooide STOWA in 2024 nog meer activiteiten rond graverij. Zo werd er een helpdesk graverij in het leven geroepen en kwam er een speciale landingspagina Grip op Graverij. Daarop vindt u een overzicht van alle activiteiten en initiatieven op dit gebied. In oktober vond een speciaal beversymposium plaats met als thema: hoe kunnen we veilig en duurzaam samenleven met bever en das? Dit symposium werd georganiseerd door STOWA e.a. Begin 2025 vond in Wageningen de door STOWA georganiseerde International Meeting Beaver Burrowing in Infrastructure plaats, waar deelnemers uit heel Europa nieuwe inzichten met elkaar deelden rondom het omgaan met graverij.

Meer weten?

Bekijk ‘2025-05 | Factsheets graverij’

Bezoek de landingspagina Grip op Graverij

Neem een kijkje op de website van het Kenniscentrum Bever

Bekijk de videopresentaties van het beversymposium op 17 oktober 2024

Programmamanager Waterveiligheid Oscar van Dam:

“Graverij niet alleen een technisch probleem, maar ook een maatschap­pelijke uitdaging”

Het afgelopen jaar is mij duidelijk geworden dat graverij in infrastructuur niet alleen een technisch probleem is, dat we moeten zien op te lossen. Het is ook een maatschappelijke uitdaging. Om met het eerste te beginnen: we hebben op dit moment nog weinig grip op het probleem: het opsporen van gravende dieren is lastig, en we zoeken nog altijd naar de beste maatregelen om gravers uit dijken en andere infrastructuur te weren. Tegelijkertijd wordt steeds duidelijker dat bevers, maar ook andere gravers, een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan biodiversi­teitsherstel, juist vanwege hun gravende en knagende activiteiten. En dat belang moeten we blijven meewegen bij het zoeken naar oplossingen.

Het afgelopen jaar hebben we als STOWA ervoor gezorgd dat er veel kennis en inzichten zijn uitgewisseld over graverij: wat werkt, wat werkt een beetje, en wat werkt niet? Bovendien is bewustwording hierover zowel bij de waterschappen als erbuiten flink toegenomen. Het bestuurlijke draagvlak voor het nemen van belangrijke besluiten over de manier waarop we moeten omgaan met graverij, is toegenomen. En dat biedt handelingsperspectieven.”

Wat deden we nog meer op het gebied van waterveiligheid?

Hoe geven we invulling aan de zorgplicht?

Begin 2024 kwam het STOWA-rapport ‘Zorgplicht Centraal (…)’ uit. In het gelijknamige onderzoek werd onderzocht hoe – met het oog op het goed invullen van de zorgplicht voor waterkeringen – de processen instandhouding, beoordelen en versterken van waterkeringen sterker met elkaar verbonden kunnen worden.

De Zorgplicht houdt in dat een waterkeringbeheerder de wettelijke taak heeft zijn waterkeringen te laten voldoen aan de gestelde veiligheidseisen, en daarvoor het noodzakelijke preventieve beheer en onderhoud uitvoert. De beheerder – en hier zit hem de crux – moet ook kunnen aantonen dat hij dit doet, dan wel heeft gedaan. Kernbegrippen hierin zijn ‘aantoonbaar’ en ‘continu inzicht’. Maar wat houden die begrippen nu precies in? De wetgever zegt hier weinig over, want de Zorgplicht is een doelvoorschrift. Dat wil zeggen dat de wijze waarop de beheerder er invulling aan geeft, aan de beheerder zelf is.

Er zijn de afgelopen jaren, mede door STOWA, documenten en handreikingen opgesteld zoals de Handreiking rapporteren, die waterkeringbeheerders houvast moet geven bij de invulling van de Zorgplicht. Een in 2020 uitgevoerde ketenanalyse constateerde dat de samenhang tussen de verschillende waterveiligheidsprocessen (beheren of instandhouding, beoordelen en versterken) voor primaire waterkeringen verbeterd kan worden. Een belangrijke aanbeveling was om de Zorgplicht centraler te positioneren als verbindend element in deze keten van waterveiligheidsprocessen. Maar hoe? STOWA, de Unie van Waterschappen, Rijkswaterstaat en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat/DGWB namen daarop het initiatief voor het onderzoek ‘Zorgplicht Centraal’. In het rapport ‘Zorgplicht centraal, visie en plan implementatie. Op weg naar continu inzicht door het verbinden van beoordelen, instandhouding en versterken’ worden deze vragen beantwoord.

Dijkmonitoring in tijden van klimaatverandering

Door klimaatverandering nemen de weersextremen nemen toe. Deze extremen kunnen leiden tot de sluipende achteruitgang van dijken. Monitoring van diverse dijkkenmerken geeft de beheerder beter inzicht in de actuele toestand van de dijk. Daarom zal in het dijkbeheer de dijkmonitoring naar verwachting een steeds belangrijkere plek innemen. Maar hoe implementeer je dat? STOWA bracht er in 2024 een speciale handreiking over uit, het ‘Spoorboekje implementatie dijkmonitoring’.

Om de kans op calamiteiten in de toekomst te verkleinen, moeten waterkeringbeheerders zorgen voor goede dijkinformatie en vakmanschap. Goed geïnformeerd zijn, goed inzicht hebben en daarmee goede data beschikbaar hebben is cruciaal; dijkmonitoring is hierbij essentieel. Want juist dijkmonitoring geeft de beheerder zicht op de staat van de waterkeringen en de veranderingen die hierin optreden.

Het Netwerk Dijkmonitoring en een aantal waterschappen werken samen om dijkmonitoring op een structurele en doelmatige wijze verder te brengen en in de bestaande organisatie te laten landen. Het ‘Spoorboekje implementatie dijkmonitoring’ kan deze en andere waterschappen en instanties hierbij helpen. Het doel van het spoorboekje is om het voor dijkbeheerders eenvoudiger te maken dijkmonitoring in het areaal van het dijkbeheer te implementeren.

Nieuw programmaplan ORK: onderzoek naar integrale veiligheidsbenadering

In 2024 kwam het vijfde programmaplan uit van het Ontwikkelingsprogramma Regionale Keringen (ORK), voor de periode 2024-2027. Het programma richt zich sinds het begin van deze eeuw op kennisontwikkeling rondom de sterkte en veiligheid van regionale keringen. Een belangrijk speerpunt in het nieuwe programmaplan is de veiligheidsbenadering voor regionale keringen. Moeten we daar niet integraler naar kijken?

Na de introductie van een nieuwe veiligheidsbenadering voor primaire keringen in 2017 - de overstromingskansbenadering - ontstond er discussie over de huidige veiligheidsbenadering voor regionale keringen. Moeten we daar niet integraler naar kijken, was de vraag? De huidige benadering is namelijk puur gebaseerd op de overschrijdingskans: de kans dat een maximale waterstand die een dijk moet keren, wordt overschreden. Op basis van eerder uitgevoerd onderzoek (STOWA 2024-18) - waarin een aantal pilots met integrale benadering van regionale waterveiligheid werden geëvalueerd - werd geconcludeerd dat waterschappen met de huidige overschrijdingskansbenadering voor regionale keringen de komende jaren nog goed uit de voeten kunnen. Maar een specifieke integrale regionale veiligheidsbenadering voor dit type keringen is volgens de opstellers van het rapport wel wenselijk, omdat dit recht doet aan de aard van en verscheidenheid aan regionale keringen en de achterliggende regionale watersystemen. Binnen ORK-V wordt hier verder aan gewerkt.

Er worden hiervoor onder meer verbeteringen voorzien in de systematiek van normeren en toetsen van regionale keringen. Er wordt aan een methodiek gewerkt waarbij verschillende werkwijzen gecombineerd kunnen worden, rekening kan worden gehouden met ‘bewezen sterkte’ en eerdere toetsresultaten hergebruikt kunnen worden. Bij verschillende waterschappen wordt daarmee een gebied doorgerekend om ervaring op te doen en onderzoeksvragen te definiëren. Aan het einde van de planperiode wordt over de gewenste veiligheidsbenadering bij de regionale keringen een besluit genomen.

Meer weten?

Download ‘2024-16 | Ontwikkelingsprogramma Regionale Keringen. Programmaplan V’

Ga naar de speciale ORK-landingspagina www.stowa.nl/ork

Handreiking reparatiemethoden asfaltdijkbekledingen (Rapport 2024-22)

STOWA gaf in de zomer van 2024 een handreiking uit die dijkbeheerders inzicht in de verschillende soorten schades die kunnen ontstaan bij asfaltdijkbekledingen, en reikt methoden aan om deze te repareren.

Aanleiding voor de handreiking was het feit dat bij het herstel van asfaltdijkbekledingen, met name op primaire waterkeringen, niet zomaar de ervaringen uit de wegenbouw gebruikt worden. Dit heeft onder meer te maken met de belasting onder extreme omstandigheden. Door de golfbelasting en waterdruk vanuit de ondergrond is deze belasting anders dan bij wegen. Ook is de opbouw van de constructie bij deze keringen anders dan bij wegen. Dit betekent dat bij herstelwerkzaamheden niet alleen de schade gedicht moet worden, maar ook andere soorten sterkte hersteld moeten worden.

Een nieuwe grondwater droogte-indicator voor boezemkaden

Bij langdurige droogte lopen met name venige boezemkaden het gevaar uit te drogen en te falen, zoals dat gebeurde in Wilnis (2003). Maar hoe meet je de droogte in een kade precies? In de droge zomers van 2018, 2019 en 2022 gebruikten dijkbeheerders hiervoor uiteenlopende meteorologische indicatoren, maar niet tot volle tevredenheid. Enkele waterschappen en STOWA lieten daarom een nieuwe grondwaterdroogte-indicator voor boezemkaden ontwikkelen.

In tijden van droogte hebben waterbeheerders een goede indicator nodig om de juiste beslissingen te kunnen nemen. Zo'n indicator helpt dijkbeheerders bij het bepalen van de werkelijke droogte in hun kaden. Met de indicator worden onnodige inspanningen zoals droogte-inspecties voorkomen en kunnen dijkbeheerders sneller reageren op gevaarlijke situaties. Uit de evaluaties van de droge zomers bleek dat dijkbeheerders niet tevreden waren over de huidige indicatoren. Een alternatieve methode was wenselijk.

De Hoogheemraadschappen Hollands Noorderkwartier en Schieland en de Krimpenerwaard ontwikkelden samen met Rijkswaterstaat en STOWA een alternatieve methode om de droogte in kaden te bepalen: de grondwaterdroogte-indicator. De methode gebruikt meetgegevens van grondwaterstanden in boezemkaden om aan de hand van meerjarenstatistiek te bepalen hoe uitzonderlijk de droogte op een bepaald moment is. In een vervolgstudie wordt de methode verder uitgewerkt om hiervan een praktisch toepasbaar instrument voor dijkbeheerders en inspecteurs van boezemkaden te maken.

Waterveiligheid

Hoe gaan we om met gravers in de dijk?

Waterveiligheid

Hoe gaan we om met gravers in de dijk?

STOWA heeft aan het eind van 2024 een groot aantal factsheets laten opstellen over diersoorten waarmee beheerders van dijken en infrastructuur de meeste schade-ervaringen hebben. Dit zijn bever, das, konijn, mol, vos, muskusrat, beverrat, muis, rivierkreeft en engerling. De factsheets bevatten onder meer informatie over de sporen die de dieren achterlaten, hun leefomgeving, de schades die ze kunnen aanrichten en de mogelijkheden om preventief of correctief op te treden.

Het aantal bevers en dassen in Nederland neemt gestaag toe. Graverij door deze dieren in waterkeringen vormt een risico voor de waterveiligheid. Ook schade aan infrastructuur als wegen en spoorwegen komt voor en levert flinke problemen op. Daarbij zijn het niet alleen dassen en bevers die graven en schade aanrichten. Ook andere dieren, zoals konijnen, vossen en muskusratten, doen dat. STOWA wil via de factsheets op een toegankelijke manier inzicht verstrekken over het voorkomen en de gevolgen van graverij door verschillende dieren.

Behalve de factsheets ontplooide STOWA in 2024 nog meer activiteiten rond graverij. Zo werd er een helpdesk graverij in het leven geroepen en kwam er een speciale landingspagina Grip op Graverij. Daarop vindt u een overzicht van alle activiteiten en initiatieven op dit gebied. In oktober vond een speciaal beversymposium plaats met als thema: hoe kunnen we veilig en duurzaam samenleven met bever en das? Dit symposium werd georganiseerd door STOWA e.a. Begin 2025 vond in Wageningen de door STOWA georganiseerde International Meeting Beaver Burrowing in Infrastructure plaats, waar deelnemers uit heel Europa nieuwe inzichten met elkaar deelden rondom het omgaan met graverij.

Meer weten?

Bekijk ‘2025-05 | Factsheets graverij’

Bezoek de landingspagina Grip op Graverij

Neem een kijkje op de website van het Kenniscentrum Bever

Bekijk de videopresentaties van het beversymposium op 17 oktober 2024

Programmamanager Oscar van Dam:

Het afgelopen jaar is mij duidelijk geworden dat graverij in infrastructuur niet alleen een technisch probleem is, dat we moeten zien op te lossen. Het is ook een maatschappelijke uitdaging. Om met het eerste te beginnen: we hebben op dit moment nog weinig grip op het probleem: het opsporen van gravende dieren is lastig, en we zoeken nog altijd naar de beste maatregelen om gravers uit dijken en andere infrastructuur te weren. Tegelijkertijd wordt steeds duidelijker dat bevers, maar ook andere gravers, een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan biodiversi­teitsherstel, juist vanwege hun gravende en knagende activiteiten. En dat belang moeten we blijven meewegen bij het zoeken naar oplossingen.

Het afgelopen jaar hebben we als STOWA ervoor gezorgd dat er veel kennis en inzichten zijn uitgewisseld over graverij: wat werkt, wat werkt een beetje, en wat werkt niet? Bovendien is bewustwording hierover zowel bij de waterschappen als erbuiten flink toegenomen. Het bestuurlijke draagvlak voor het nemen van belangrijke besluiten over de manier waarop we moeten omgaan met graverij, is toegenomen. En dat biedt handelingsperspectieven.”

“Graverij niet alleen een technisch probleem, maar ook een maatschap­pelijke uitdaging”

Wat deden we nog meer op het gebied van waterveiligheid?

Hoe geven we invulling aan de zorgplicht?

Eind 2023 ging een nieuw internationaal waterveiligheidsproject van start waar STOWA aan deelneemt, het Interregproject FlashFloodBreaker. Een flash flood is een snelle stijging van het water in laaggelegen gebieden, die binnen drie tot zes uur optreedt bij zware regenval.

De Zorgplicht houdt in dat een waterkeringbeheerder de wettelijke taak heeft zijn waterkeringen te laten voldoen aan de gestelde veiligheidseisen, en daarvoor het noodzakelijke preventieve beheer en onderhoud uitvoert. De beheerder – en hier zit hem de crux – moet ook kunnen aantonen dat hij dit doet, dan wel heeft gedaan. Kernbegrippen hierin zijn ‘aantoonbaar’ en ‘continu inzicht’. Maar wat houden die begrippen nu precies in? De wetgever zegt hier weinig over, want de Zorgplicht is een doelvoorschrift. Dat wil zeggen dat de wijze waarop de beheerder er invulling aan geeft, aan de beheerder zelf is.

Er zijn de afgelopen jaren, mede door STOWA, documenten en handreikingen opgesteld zoals de Handreiking rapporteren, die waterkeringbeheerders houvast moet geven bij de invulling van de Zorgplicht. Een in 2020 uitgevoerde ketenanalyse constateerde dat de samenhang tussen de verschillende waterveiligheidsprocessen (beheren of instandhouding, beoordelen en versterken) voor primaire waterkeringen verbeterd kan worden. Een belangrijke aanbeveling was om de Zorgplicht centraler te positioneren als verbindend element in deze keten van waterveiligheidsprocessen. Maar hoe? STOWA, de Unie van Waterschappen, Rijkswaterstaat en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat/DGWB namen daarop het initiatief voor het onderzoek ‘Zorgplicht Centraal’. In het rapport ‘Zorgplicht centraal, visie en plan implementatie. Op weg naar continu inzicht door het verbinden van beoordelen, instandhouding en versterken’ worden deze vragen beantwoord.

Dijkmonitoring in tijden van klimaatverandering

Door klimaatverandering nemen de weersextremen nemen toe. Deze extremen kunnen leiden tot de sluipende achteruitgang van dijken. Monitoring van diverse dijkkenmerken geeft de beheerder beter inzicht in de actuele toestand van de dijk. Daarom zal in het dijkbeheer de dijkmonitoring naar verwachting een steeds belangrijkere plek innemen. Maar hoe implementeer je dat? STOWA bracht er in 2024 een speciale handreiking over uit, het ‘Spoorboekje implementatie dijkmonitoring’.

Om de kans op calamiteiten in de toekomst te verkleinen, moeten waterkeringbeheerders zorgen voor goede dijkinformatie en vakmanschap. Goed geïnformeerd zijn, goed inzicht hebben en daarmee goede data beschikbaar hebben is cruciaal; dijkmonitoring is hierbij essentieel. Want juist dijkmonitoring geeft de beheerder zicht op de staat van de waterkeringen en de veranderingen die hierin optreden.

Het Netwerk Dijkmonitoring en een aantal waterschappen werken samen om dijkmonitoring op een structurele en doelmatige wijze verder te brengen en in de bestaande organisatie te laten landen. Het ‘Spoorboekje implementatie dijkmonitoring’ kan deze en andere waterschappen en instanties hierbij helpen. Het doel van het spoorboekje is om het voor dijkbeheerders eenvoudiger te maken dijkmonitoring in het areaal van het dijkbeheer te implementeren.

Nieuw programmaplan ORK: onderzoek naar integrale veiligheidsbenadering

In 2024 kwam het vijfde programmaplan uit van het Ontwikkelingsprogramma Regionale Keringen (ORK), voor de periode 2024-2027. Het programma richt zich sinds het begin van deze eeuw op kennisontwikkeling rondom de sterkte en veiligheid van regionale keringen. Een belangrijk speerpunt in het nieuwe programmaplan is de veiligheidsbenadering voor regionale keringen. Moeten we daar niet integraler naar kijken?

Na de introductie van een nieuwe veiligheidsbenadering voor primaire keringen in 2017 - de overstromingskansbenadering - ontstond er discussie over de huidige veiligheidsbenadering voor regionale keringen. Moeten we daar niet integraler naar kijken, was de vraag? De huidige benadering is namelijk puur gebaseerd op de overschrijdingskans: de kans dat een maximale waterstand die een dijk moet keren, wordt overschreden. Op basis van eerder uitgevoerd onderzoek (STOWA 2024-18) - waarin een aantal pilots met integrale benadering van regionale waterveiligheid werden geëvalueerd - werd geconcludeerd dat waterschappen met de huidige overschrijdingskansbenadering voor regionale keringen de komende jaren nog goed uit de voeten kunnen. Maar een specifieke integrale regionale veiligheidsbenadering voor dit type keringen is volgens de opstellers van het rapport wel wenselijk, omdat dit recht doet aan de aard van en verscheidenheid aan regionale keringen en de achterliggende regionale watersystemen. Binnen ORK-V wordt hier verder aan gewerkt.

Er worden hiervoor onder meer verbeteringen voorzien in de systematiek van normeren en toetsen van regionale keringen. Er wordt aan een methodiek gewerkt waarbij verschillende werkwijzen gecombineerd kunnen worden, rekening kan worden gehouden met ‘bewezen sterkte’ en eerdere toetsresultaten hergebruikt kunnen worden. Bij verschillende waterschappen wordt daarmee een gebied doorgerekend om ervaring op te doen en onderzoeksvragen te definiëren. Aan het einde van de planperiode wordt over de gewenste veiligheidsbenadering bij de regionale keringen een besluit genomen.

Meer weten?

Download ‘2024-16 | Ontwikkelingsprogramma Regionale Keringen. Programmaplan V’

Ga naar de speciale ORK-landingspagina www.stowa.nl/ork

Handreiking reparatiemethoden asfaltdijkbekledingen (Rapport 2024-22)

STOWA gaf in de zomer van 2024 een handreiking uit die dijkbeheerders inzicht in de verschillende soorten schades die kunnen ontstaan bij asfaltdijkbekledingen, en reikt methoden aan om deze te repareren.

Aanleiding voor de handreiking was het feit dat bij het herstel van asfaltdijkbekledingen, met name op primaire waterkeringen, niet zomaar de ervaringen uit de wegenbouw gebruikt worden. Dit heeft onder meer te maken met de belasting onder extreme omstandigheden. Door de golfbelasting en waterdruk vanuit de ondergrond is deze belasting anders dan bij wegen. Ook is de opbouw van de constructie bij deze keringen anders dan bij wegen. Dit betekent dat bij herstelwerkzaamheden niet alleen de schade gedicht moet worden, maar ook andere soorten sterkte hersteld moeten worden.

Een nieuwe grondwater droogte-indicator voor boezemkaden

Bij langdurige droogte lopen met name venige boezemkaden het gevaar uit te drogen en te falen, zoals dat gebeurde in Wilnis (2003). Maar hoe meet je de droogte in een kade precies? In de droge zomers van 2018, 2019 en 2022 gebruikten dijkbeheerders hiervoor uiteenlopende meteorologische indicatoren, maar niet tot volle tevredenheid. Enkele waterschappen en STOWA lieten daarom een nieuwe grondwaterdroogte-indicator voor boezemkaden ontwikkelen.

In tijden van droogte hebben waterbeheerders een goede indicator nodig om de juiste beslissingen te kunnen nemen. Zo'n indicator helpt dijkbeheerders bij het bepalen van de werkelijke droogte in hun kaden. Met de indicator worden onnodige inspanningen zoals droogte-inspecties voorkomen en kunnen dijkbeheerders sneller reageren op gevaarlijke situaties. Uit de evaluaties van de droge zomers bleek dat dijkbeheerders niet tevreden waren over de huidige indicatoren. Een alternatieve methode was wenselijk.

De Hoogheemraadschappen Hollands Noorderkwartier en Schieland en de Krimpenerwaard ontwikkelden samen met Rijkswaterstaat en STOWA een alternatieve methode om de droogte in kaden te bepalen: de grondwaterdroogte-indicator. De methode gebruikt meetgegevens van grondwaterstanden in boezemkaden om aan de hand van meerjarenstatistiek te bepalen hoe uitzonderlijk de droogte op een bepaald moment is. In een vervolgstudie wordt de methode verder uitgewerkt om hiervan een praktisch toepasbaar instrument voor dijkbeheerders en inspecteurs van boezemkaden te maken.

STOWA Publicaties

Hier vindt u de digitale uitgaven van STOWA waaronder het digitale magazine Ter Info.
Volledig scherm