In 2024 kwam het STOWA-project ‘Anticiperen op de KRW na 2027 (…)’ goed op stoom. Het project moet antwoord geven op de vraag: hoe hebben we de implementatie en uitvoering van de Kaderrichtlijn Water ooit bestuurlijk en juridisch ingestoken en wat kunnen we daarvan leren om het na 2027 anders en beter te doen? In een apart ‘gebruikersspoor’ wordt het wetenschappelijk spoor verbonden met de praktijk. Hierin geven onder meer enkele KRW-hoofdrolspelers van de afgelopen jaren hun visie op de gang van KRW-zaken.
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Ondanks de inspanningen van Nederlandse waterbeheerders voldoen de wateren nog niet aan de KRW-doelen. Ook is er kritiek op de wijze waarop Nederland de KRW heeft geïmplementeerd in Nederlandse wetgeving en de richtlijn uitvoert. Zo stelde de Raad voor de Leefomgeving en infrastructuur in het advies Goed water goed geregeld uit 2023 dat oplossingsrichtingen niet alleen technisch zijn, maar dat politieke-, bestuurlijke en juridische bouwstenen niet mogen ontbreken. De Raad noemt als tekortkomingen onder meer een gebrek aan urgentiebesef in de Nederlandse politiek, tekortkomingen in beleidsinstrumenten en de juridische uitwerking daarvan, en een gebrekkige invulling van taken en verantwoordelijkheden. In dit project wordt onderzocht waar deze politieke, bestuurlijke en juridische bottlenecks precies zitten én wat de mogelijkheden zijn om de KRW-doelstelling wél te halen.
In de studie ‘Anticiperen op de KRW’ uit 2022 heeft STOWA al onderzoek laten doen naar de geleerde lessen van 21 jaar KRW. De analyse leverde een overzicht op van de ervaringen, barrières, knelpunten en mogelijke oplossingen. Uit de voorstudie werd ook duidelijk welke openstaande vragen konden dienen als basis voor het project ‘Anticiperen op de KRW na 2027: bestuurskundig-juridische bouwstenen voor het verhogen van doelbereik’. Het onderzoeksproject bestaat uit drie sporen: een bestuurlijk, een juridisch en een gebruikersspoor. De eerste twee sporen worden uitgevoerd door de Universiteit Utrecht.
Bestuurlijk spoor
Het eerste spoor is een bestuurskundig onderzoekstraject dat uitgevoerd wordt door bestuurskundige Charlotte Offringa van Universiteit Utrecht. Zij onderzoekt de Nederlandse aanpak bij de uitvoering van de KRW. Ons waterbeleid en waterbeheer zijn sterk sectoraal georganiseerd en medewerking vanuit andere sectoren vindt vooral plaats op basis van vrijwilligheid. Om te komen tot oplossingen wordt in dit spoor onder andere onderzocht waarom beleid en uitvoering sectoraal blijven, waarom er wordt vastgehouden aan vrijwillige medewerking, wat de trade-offs zijn in integraal gebiedsgericht beleid, gericht op een gezamenlijke aanpak met andere economische en maatschappelijke opgaven, en hoe die opgaven tegen elkaar af te wegen zijn. Waarom lukt het soms wel noodzakelijke beleidsaanpassingen door te voeren en op andere momenten niet? De bestuurskundige doet haar onderzoek aan de hand van vier praktijkcases, waarmee ze in 2024 begon. Ze kijkt onder meer naar de wordingsgeschiedenis van succesvol gerealiseerde hydromorfologische aanpassingen in een aantal Drentse beken. Daarmee hoopt Offringa inzicht te krijgen in de dynamiek van succesvolle veranderingstrajecten. Dat inzicht kan waterschappen helpen bij het doorbreken van bestuurlijke impasses rond de KRW.
Juridisch spoor
Het tweede spoor is een juridische studie, uitgevoerd door jurist Tessa Rötscheid van Universiteit Utrecht. Zij onderzoekt onder andere welke juridische mogelijkheden er zijn om te komen tot de benodigde integrale, gebiedsgerichte aanpak bij het behalen van de KRW-doelen. De EU en nationale wetgeving zijn – gezien de sectorale doelen en bevoegdheidsverdelingen – niet toegesneden op een dergelijke aanpak. Rötscheid onderzoekt welke mogelijkheden de KRW en andere wet- en regelgeving daarvoor bieden (rollen, verantwoordelijkheden, instrumenten). Maar ze onderzoekt ook hoe kan worden omgegaan met conflicterende doelen binnen voorgeschreven termijnen bij integraal beleid, zowel bij KRW-doelen als aanverwante doelen, en waarom deze mogelijkheden nog niet worden benut.
Gebruikersspoor
Parallel aan de onderzoekstrajecten bestaat er een gebruikersspoor. Het doel van dit spoor is om de verbinding te leggen tussen het wetenschappelijk onderzoek en de praktijk van het waterbeheer. In het gebruikersspoor zijn onder meer interviews afgenomen met KRW-hoofdrolspelers die daarin terugblikken op hun rol bij de implementatie en uitvoering van de Kaderrichtlijn Water. In 2024 verschenen vijf interviews. Er is ook een gebruikersgroep ingericht die meekijkt met het onderzoek en op diverse bijeenkomsten worden presentaties gegeven waar veel interactie is tussen de onderzoekers en de mensen uit de praktijk.
Lees de interviews met de KRW-hoofdrolspelers via onderstaande links (PDF-formaat):
“Als je anders kijkt, is de waterkwaliteit vaak goed”
Diederik van der Molen
Beleidsmedewerker ministerie IenW
“We moeten toe naar een ander verdienmodel voor de landbouw”
Frank van der Bolt
Onderzoeker WUR en adviseur waterschap Aa en Maas
“Als kind heb ik het schuim op de Dommel bij Eindhoven nog meters hoog zien staan”
Lambert Verheijen
Voormalig dijkgraaf waterschap Aa en Maas
Het halen van de KRW-doelen is een kwestie van willen. En we willen niet genoeg.
Karin Sluis
Senior adviseur Witteveen+Bos
Marga Kool
Voormalig dijkgraaf waterschap Reest en Wieden
Programmamanager Waterkwaliteit Tessa van der Wijngaart:
“Effectieve interactie tussen wetenschap en waterschap”
“Bij STOWA willen we altijd de verbinding leggen tussen wetenschap en waterbeheer, juist om te zorgen dat we komen met resultaten die wetenschappelijk onderbouwd én in de praktijk goed toepasbaar en uitvoerbaar zijn. In dit project nemen we de onderzoekers actief mee in de wereld van de waterbeheerders. Hierdoor horen zij allemaal praktijkvoorbeelden van hoe de KRW is geïmplementeerd en ze horen de vragen die er leven en de opvattingen die er zijn. Andersom horen de waterbeheerders van hen hoe het op juridisch en bestuurlijk gebied precies zit met de KRW en wat op dat vlak de laatste ontwikkelingen zijn. Dat levert een hele effectieve interactie op.
Het project is hard nodig. We zijn met zijn allen nu wel doordrongen van het feit dat er meer nodig is dan we nu doen om de KRW doelen te halen. Maar wat dan? In dit project nemen we hier grondig de tijd voor en komen we tot echt nieuwe inzichten van hoe het beter kan. En wat steeds duidelijker wordt: we dachten eerst vooral aan inrichtingsmaatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren. Maar daarnaast is het belangrijk de KRW-doelstellingen te laten landen in alles wat de waterkwaliteit beïnvloedt. Dus bij het waterschap bijvoorbeeld in het vergunningenstelsel, in het beheer en onderhoud. Maar ook bij beleid van verschillende ministeries en sectoren, bij alles dat invloed heeft op de waterkwaliteit. Daar gaat dit project handvatten voor geven. Door het gebruikersspoor proberen we er bovendien voor te zorgen dat de partijen die hier iets mee moeten doen, actief betrokken worden in het project.”
Wat deden we nog meer op het gebied van
waterkwaliteit?
Ecologische Beoordeling 2.0: Living Labs van start
STOWA werkte in 2024 verder aan het project ‘Ecologische Beoordeling (EBEO) 2.0’. EBEO 2.0 brengt ecologische knelpunten in beeld aan de hand van aanwezige organismen. De methodiek maakt duidelijk welke maatregelen het meest bijdragen aan het oplossen van die knelpunten. Die maatregelen kunnen de verantwoordelijkheid zijn van het waterschap, maar evengoed van een andere overheid of een particuliere organisatie. De te ontwikkelen methodiek geeft de waterschappen op die manier meer slagkracht om samen met de andere verantwoordelijke partijen te doen wat nodig is om de ecologische waterkwaliteit te verbeteren en KRW-doelen te halen.
Het project bestaat uit verschillende deelprojecten. Begin 2024 werd het eerste deelproduct opgeleverd. Experts uit het gehele land bundelden hun krachten en brachten alle her en der verspreide gegevens over de milieu- en habitatvoorkeuren van waterorganismen samen in één centrale database. Deze database vormt de onderlegger voor EBEO 2.0. Het betreft zo’n 16 duizend ingangen, met de milieu- en habitatvoorkeuren van vissen, diatomeeën, macrofauna, sieralgen en waterplanten. Het gaat bijvoorbeeld om de stromingscondities waaronder organismen voorkomen, maar ook de zoutconcentraties, pH-waarden en nutriëntengehalten. Hun aan- of afwezigheid vormt de basis voor het beantwoorden van de vraag of de omstandigheden in een bepaald water op orde zijn voor de aldaar gewenste aquatische levensgemeenschap (op basis van het doel dat een bepaald water heeft).
De gegevens uit de database vormen de input voor de ecologische beoordeling zelf. STOWA liet onderzoek doen naar alle bestaande, beschikbare instrumenten voor zo’n beoordeling. Deze werden met elkaar vergeleken op diagnostisch vermogen, schaalniveau, mate van uitwerking en gebruiksvriendelijkheid. Uiteindelijk bleven er zes instrumenten over die afzonderlijk, of gecombineerd, de basis kunnen vormen voor EBEO 2.0. STOWA liet in 2024 ook onderzoeken of het mogelijk is een instrument te ontwikkelen dat een relatie legt tussen de ecologische waterkwaliteit en de kwaliteit van het omringende landschap. Want de kwaliteit van dat landschap bepaalt voor een deel ook de aan- of afwezigheid van bepaalde watergebonden soorten, zoals libellen. Hiermee worden water- en landnatuur met elkaar verbonden.
Net zoals de populatie micro-organismen in onze darmen wat zegt over onze gezondheid, zo vertelt het bacterieel leven in een sloot of kanaal het nodige over de waterkwaliteit. En nog belangrijker: die populatie voorspelt wellicht hoe de waterkwaliteit effectief kan worden opgekrikt. De Radboud Universiteit deed in het kader van EBEO 2.0 met financiële steun van STOWA onderzoek naar de mogelijkheden voor het ontwikkelen van een analyse-instrument dat aan de hand van de aanwezige bacteriën in het water en de waterbodem een beeld geeft van de biochemische processen in het water. Deze processen bepalen in belangrijke mate het functioneren van de aquatische levensgemeenschap.
Alle hierboven beschreven stappen zijn de bouwstenen voor het ontwikkelen en in de praktijk testen van de nieuwe methode: de Ecologische Beoordelingsmethodiek 2.0. De verwachting is dat EBEO 2.0, samen met de ecologische sleutelfactoren van STOWA – waarbij vooral wordt gekeken in hoeverre de niet-levende randvoorwaarden voor het voorkomen van gewenste aquatische soorten in orde zijn – nauwkeurig de knelpunten in beeld brengt voor het bereiken van waterkwaliteitsdoelen.
EBEO 2.0 wordt verder uitgewerkt en getest in drie 'levende laboratoria'. Deze doen recht aan de verschillende watertypen die we in Nederland hebben. De laboratoria werden ingericht in 2024. Het gaat om:
Grote wateren, IJssel-Vecht-delta, i.s.m. Rijkswaterstaat;
Sloten en plassen in polders van laag Nederland, regio Heerhugowaard, i.s.m. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;
Wateren op de hogere zandgronden, met twee subtypen: a. stromende wateren, Midden Limburg i.s.m. Waterschap Limburg en b. de Drentse vennen, i.s.m. Waterschap Drents Overijsselse Delta.
Onderzoek naar de effecten van microplastics in het aquatisch milieu
Het STOWA-rapport Microplastics in het aquatisch milieu, dat in het voorjaar van 2024 uitkwam, geeft een overzicht van de meest recente wetenschappelijke kennis over microplastics en het effect daarvan op het zoetwatermilieu. Daarbij komen zaken aan de orde als emissiebronnen, emissieroutes, ecologische effecten van microplastics en maatregelen die de schadelijke gevolgen van microplastics op het watermilieu (kunnen) beperken.
Goed en effectief waterbeheer vraagt om meer kennis over de aard, de aanwezigheid en de gevolgen van microplastics in water, aldus de opstellers van het onderzoeksrapport. Zeker nu microplastics overal ter wereld worden aangetroffen en steeds duidelijker wordt welke schadelijke gevolgen ze hebben op de leefomgeving. Het rapport geeft een overzicht van de meest recente actuele kennis over microplastics. Daarnaast laat het ook zien op welke gebieden nog vragen open staan. Bijvoorbeeld op het terrein van het aandeel van de nog kleinere deeltjes, nanoplastics genoemd. Zo blijken - naast deeltjesgrootte - ook de vorm en het type plastic van invloed op het effect van microplastics. Veel van deze factoren vergen nader onderzoek, voordat de opgedane kennis over dergelijke parameters kan worden opgenomen in modellen en maatregelen, stellen de onderzoekers.
De onderzoekers bepleitten in hun rapport het blijven volgen van de nieuwe wetenschappelijke inzichten en beleidsontwikkeling op het gebied van microplastics. Tegelijkertijd blijkt het van belang om de verspreiding van (micro)plastic zo veel mogelijk te voorkomen. Ook waterschappen kunnen hierin een rol spelen, bijvoorbeeld door het actief aanpakken van zwerfvuil.
Toetsingskader waterkwaliteit voor vergunning activiteiten
Activiteiten op en in water mogen de waterkwaliteit niet schaden, zegt de Europese Kaderrichtlijn Water. Maar hoe beoordeel je of de waterkwaliteit door een activiteit achteruit gaat? STOWA liet in 2024 een toetsingskader ontwikkelen dat aangeeft of een activiteit, met eventuele maatregelen, kan voldoen aan de KRW.
Het toetsingskader bestaat uit een stroomschema met handleiding en een kennisdocument. Het toetsingskader helpt vergunningsverleners en adviseurs bij waterschappen, gemeenten en provincies om vergunningaanvragen te toetsen op de KRW; er mag geen achteruitgang in ecologische toestand worden veroorzaakt en de verbeterdoelstelling mag niet worden gefrustreerd. Het kennisdocument geeft voor tien activiteiten inhoudelijke hulp om de impact van een activiteit te doorgronden en reikt mogelijkheden aan om een ‘plus’ op de waterkwaliteit te realiseren en om eventuele achteruitgang in waterkwaliteit te compenseren.
Waterkwaliteit
Hoe halen we de KRW-doelen wel?!
Waterkwaliteit
Hoe halen we de KRW-doelen wel?!
In 2024 kwam het STOWA-project ‘Anticiperen op de KRW na 2027 (…)’ goed op stoom. Het project moet antwoord geven op de vraag: hoe hebben we de implementatie en uitvoering van de Kaderrichtlijn Water ooit bestuurlijk en juridisch ingestoken en wat kunnen we daarvan leren om het na 2027 anders en beter te doen? In een apart ‘gebruikersspoor’ wordt het wetenschappelijk spoor verbonden met de praktijk. Hierin geven onder meer enkele KRW-hoofdrolspelers van de afgelopen jaren hun visie op de gang van KRW-zaken.
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Ondanks de inspanningen van Nederlandse waterbeheerders voldoen de wateren nog niet aan de KRW-doelen. Ook is er kritiek op de wijze waarop Nederland de KRW heeft geïmplementeerd in Nederlandse wetgeving en de richtlijn uitvoert. Zo stelde de Raad voor de Leefomgeving en infrastructuur in het advies Goed water goed geregeld uit 2023 dat oplossingsrichtingen niet alleen technisch zijn, maar dat politieke-, bestuurlijke en juridische bouwstenen niet mogen ontbreken. De Raad noemt als tekortkomingen onder meer een gebrek aan urgentiebesef in de Nederlandse politiek, tekortkomingen in beleidsinstrumenten en de juridische uitwerking daarvan, en een gebrekkige invulling van taken en verantwoordelijkheden. In dit project wordt onderzocht waar deze politieke, bestuurlijke en juridische bottlenecks precies zitten én wat de mogelijkheden zijn om de KRW-doelstelling wél te halen.
In de studie ‘Anticiperen op de KRW’ uit 2022 heeft STOWA al onderzoek laten doen naar de geleerde lessen van 21 jaar KRW. De analyse leverde een overzicht op van de ervaringen, barrières, knelpunten en mogelijke oplossingen. Uit de voorstudie werd ook duidelijk welke openstaande vragen konden dienen als basis voor het project ‘Anticiperen op de KRW na 2027: bestuurskundig-juridische bouwstenen voor het verhogen van doelbereik’. Het onderzoeksproject bestaat uit drie sporen: een bestuurlijk, een juridisch en een gebruikersspoor. De eerste twee sporen worden uitgevoerd door de Universiteit Utrecht.
Bestuurlijk spoor
Het eerste spoor is een bestuurskundig onderzoekstraject dat uitgevoerd wordt door bestuurskundige Charlotte Offringa van Universiteit Utrecht. Zij onderzoekt de Nederlandse aanpak bij de uitvoering van de KRW. Ons waterbeleid en waterbeheer zijn sterk sectoraal georganiseerd en medewerking vanuit andere sectoren vindt vooral plaats op basis van vrijwilligheid. Om te komen tot oplossingen wordt in dit spoor onder andere onderzocht waarom beleid en uitvoering sectoraal blijven, waarom er wordt vastgehouden aan vrijwillige medewerking, wat de trade-offs zijn in integraal gebiedsgericht beleid, gericht op een gezamenlijke aanpak met andere economische en maatschappelijke opgaven, en hoe die opgaven tegen elkaar af te wegen zijn. Waarom lukt het soms wel noodzakelijke beleidsaanpassingen door te voeren en op andere momenten niet? De bestuurskundige doet haar onderzoek aan de hand van vier praktijkcases, waarmee ze in 2024 begon. Ze kijkt onder meer naar de wordingsgeschiedenis van succesvol gerealiseerde hydromorfologische aanpassingen in een aantal Drentse beken. Daarmee hoopt Offringa inzicht te krijgen in de dynamiek van succesvolle veranderingstrajecten. Dat inzicht kan waterschappen helpen bij het doorbreken van bestuurlijke impasses rond de KRW.
Juridisch spoor
Het tweede spoor is een juridische studie, uitgevoerd door jurist Tessa Rötscheid van Universiteit Utrecht. Zij onderzoekt onder andere welke juridische mogelijkheden er zijn om te komen tot de benodigde integrale, gebiedsgerichte aanpak bij het behalen van de KRW-doelen. De EU en nationale wetgeving zijn – gezien de sectorale doelen en bevoegdheidsverdelingen – niet toegesneden op een dergelijke aanpak. Rötscheid onderzoekt welke mogelijkheden de KRW en andere wet- en regelgeving daarvoor bieden (rollen, verantwoordelijkheden, instrumenten). Maar ze onderzoekt ook hoe kan worden omgegaan met conflicterende doelen binnen voorgeschreven termijnen bij integraal beleid, zowel bij KRW-doelen als aanverwante doelen, en waarom deze mogelijkheden nog niet worden benut.
Gebruikersspoor
Parallel aan de onderzoekstrajecten bestaat er een gebruikersspoor. Het doel van dit spoor is om de verbinding te leggen tussen het wetenschappelijk onderzoek en de praktijk van het waterbeheer. In het gebruikersspoor zijn onder meer interviews afgenomen met KRW-hoofdrolspelers die daarin terugblikken op hun rol bij de implementatie en uitvoering van de Kaderrichtlijn Water. In 2024 verschenen vijf interviews. Er is ook een gebruikersgroep ingericht die meekijkt met het onderzoek en op diverse bijeenkomsten worden presentaties gegeven waar veel interactie is tussen de onderzoekers en de mensen uit de praktijk.
Lees de interviews met de KRW-hoofdrolspelers via onderstaande links (PDF-formaat):
“Als je anders kijkt, is de waterkwaliteit vaak goed”
Diederik van der Molen
Beleidsmedewerker ministerie IenW
“We moeten toe naar een ander verdienmodel voor de landbouw”
Frank van der Bolt
Onderzoeker WUR en adviseur waterschap Aa en Maas
“Als kind heb ik het schuim op de Dommel bij Eindhoven nog meters hoog zien staan”
Lambert Verheijen
Voormalig dijkgraaf waterschap Aa en Maas
Het halen van de KRW-doelen is een kwestie van willen. En we willen niet genoeg.
Karin Sluis
Senior adviseur Witteveen+Bos
Marga Kool
Voormalig dijkgraaf waterschap Reest en Wieden
Programmamanager
Tessa van der Wijngaart:
“Effectieve interactie tussen wetenschap en waterschap”
“Bij STOWA willen we altijd de verbinding leggen tussen wetenschap en waterbeheer, juist om te zorgen dat we komen met resultaten die wetenschappelijk onderbouwd én in de praktijk goed toepasbaar en uitvoerbaar zijn. In dit project nemen we de onderzoekers actief mee in de wereld van de waterbeheerders. Hierdoor horen zij allemaal praktijkvoorbeelden van hoe de KRW is geïmplementeerd en ze horen de vragen die er leven en de opvattingen die er zijn. Andersom horen de waterbeheerders van hen hoe het op juridisch en bestuurlijk gebied precies zit met de KRW en wat op dat vlak de laatste ontwikkelingen zijn. Dat levert een hele effectieve interactie op.
Het project is hard nodig. We zijn met zijn allen nu wel doordrongen van het feit dat er meer nodig is dan we nu doen om de KRW doelen te halen. Maar wat dan? In dit project nemen we hier grondig de tijd voor en komen we tot echt nieuwe inzichten van hoe het beter kan. En wat steeds duidelijker wordt: we dachten eerst vooral aan inrichtingsmaatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren. Maar daarnaast is het belangrijk de KRW-doelstellingen te laten landen in alles wat de waterkwaliteit beïnvloedt. Dus bij het waterschap bijvoorbeeld in het vergunningenstelsel, in het beheer en onderhoud. Maar ook bij beleid van verschillende ministeries en sectoren, bij alles dat invloed heeft op de waterkwaliteit. Daar gaat dit project handvatten voor geven. Door het gebruikersspoor proberen we er bovendien voor te zorgen dat de partijen die hier iets mee moeten doen, actief betrokken worden in het project.”
Wat deden we nog meer op het gebied van
waterkwaliteit?
Ecologische Beoordeling 2.0: Living Labs van start
STOWA werkte in 2024 verder aan het project ‘Ecologische Beoordeling (EBEO) 2.0’. EBEO 2.0 brengt ecologische knelpunten in beeld aan de hand van aanwezige organismen. De methodiek maakt duidelijk welke maatregelen het meest bijdragen aan het oplossen van die knelpunten. Die maatregelen kunnen de verantwoordelijkheid zijn van het waterschap, maar evengoed van een andere overheid of een particuliere organisatie. De te ontwikkelen methodiek geeft de waterschappen op die manier meer slagkracht om samen met de andere verantwoordelijke partijen te doen wat nodig is om de ecologische waterkwaliteit te verbeteren en KRW-doelen te halen.
Het project bestaat uit verschillende deelprojecten. Begin 2024 werd het eerste deelproduct opgeleverd. Experts uit het gehele land bundelden hun krachten en brachten alle her en der verspreide gegevens over de milieu- en habitatvoorkeuren van waterorganismen samen in één centrale database. Deze database vormt de onderlegger voor EBEO 2.0. Het betreft zo’n 16 duizend ingangen, met de milieu- en habitatvoorkeuren van vissen, diatomeeën, macrofauna, sieralgen en waterplanten. Het gaat bijvoorbeeld om de stromingscondities waaronder organismen voorkomen, maar ook de zoutconcentraties, pH-waarden en nutriëntengehalten. Hun aan- of afwezigheid vormt de basis voor het beantwoorden van de vraag of de omstandigheden in een bepaald water op orde zijn voor de aldaar gewenste aquatische levensgemeenschap (op basis van het doel dat een bepaald water heeft).
De gegevens uit de database vormen de input voor de ecologische beoordeling zelf. STOWA liet onderzoek doen naar alle bestaande, beschikbare instrumenten voor zo’n beoordeling. Deze werden met elkaar vergeleken op diagnostisch vermogen, schaalniveau, mate van uitwerking en gebruiksvriendelijkheid. Uiteindelijk bleven er zes instrumenten over die afzonderlijk, of gecombineerd, de basis kunnen vormen voor EBEO 2.0. STOWA liet in 2024 ook onderzoeken of het mogelijk is een instrument te ontwikkelen dat een relatie legt tussen de ecologische waterkwaliteit en de kwaliteit van het omringende landschap. Want de kwaliteit van dat landschap bepaalt voor een deel ook de aan- of afwezigheid van bepaalde watergebonden soorten, zoals libellen. Hiermee worden water- en landnatuur met elkaar verbonden.
Net zoals de populatie micro-organismen in onze darmen wat zegt over onze gezondheid, zo vertelt het bacterieel leven in een sloot of kanaal het nodige over de waterkwaliteit. En nog belangrijker: die populatie voorspelt wellicht hoe de waterkwaliteit effectief kan worden opgekrikt. De Radboud Universiteit deed in het kader van EBEO 2.0 met financiële steun van STOWA onderzoek naar de mogelijkheden voor het ontwikkelen van een analyse-instrument dat aan de hand van de aanwezige bacteriën in het water en de waterbodem een beeld geeft van de biochemische processen in het water. Deze processen bepalen in belangrijke mate het functioneren van de aquatische levensgemeenschap.
Alle hierboven beschreven stappen zijn de bouwstenen voor het ontwikkelen en in de praktijk testen van de nieuwe methode: de Ecologische Beoordelingsmethodiek 2.0. De verwachting is dat EBEO 2.0, samen met de ecologische sleutelfactoren van STOWA – waarbij vooral wordt gekeken in hoeverre de niet-levende randvoorwaarden voor het voorkomen van gewenste aquatische soorten in orde zijn – nauwkeurig de knelpunten in beeld brengt voor het bereiken van waterkwaliteitsdoelen.
EBEO 2.0 wordt verder uitgewerkt en getest in drie 'levende laboratoria'. Deze doen recht aan de verschillende watertypen die we in Nederland hebben. De laboratoria werden ingericht in 2024. Het gaat om:
Grote wateren, IJssel-Vecht-delta, i.s.m. Rijkswaterstaat;
Sloten en plassen in polders van laag Nederland, regio Heerhugowaard, i.s.m. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;
Wateren op de hogere zandgronden, met twee subtypen: a. stromende wateren, Midden Limburg i.s.m. Waterschap Limburg en b. de Drentse vennen, i.s.m. Waterschap Drents Overijsselse Delta.
Meer weten?
Ga naar www.stowa.nl/ebeo
Lees meer over de ecologische database
Lees meer over de living labs
Lees het rapport 2024-20 | Sterkte-zwakteanalyse van ecologische instrumenten voor de ontwikkeling van EBEO 2.0
Lees het rapport 2024-33 | EBEO 2.0. Deelproject landschapskwaliteit
Lees een artikel over het onderzoek naar bacteriën (STOWA ter Info 92)
Kijk op www.ecologischesleutelfactoren.nl
Blijf op de hoogte van de ontwikkelingen in dit project en abonneer u op de EBEO-nieuwsbrief
Onderzoek naar de effecten van microplastics in het aquatisch milieu
STOWA wil lessen trekken uit de ervaring die waterbeherend Nederland tot dusver met de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water heeft opgedaan. In dit meerjarige onderzoek wordt onderzocht waar er kansen liggen om het na 2027 anders en beter te doen.
Goed en effectief waterbeheer vraagt om meer kennis over de aard, de aanwezigheid en de gevolgen van microplastics in water, aldus de opstellers van het onderzoeksrapport. Zeker nu microplastics overal ter wereld worden aangetroffen en steeds duidelijker wordt welke schadelijke gevolgen ze hebben op de leefomgeving. Het rapport geeft een overzicht van de meest recente actuele kennis over microplastics. Daarnaast laat het ook zien op welke gebieden nog vragen open staan. Bijvoorbeeld op het terrein van het aandeel van de nog kleinere deeltjes, nanoplastics genoemd. Zo blijken - naast deeltjesgrootte - ook de vorm en het type plastic van invloed op het effect van microplastics. Veel van deze factoren vergen nader onderzoek, voordat de opgedane kennis over dergelijke parameters kan worden opgenomen in modellen en maatregelen, stellen de onderzoekers.
De onderzoekers bepleitten in hun rapport het blijven volgen van de nieuwe wetenschappelijke inzichten en beleidsontwikkeling op het gebied van microplastics. Tegelijkertijd blijkt het van belang om de verspreiding van (micro)plastic zo veel mogelijk te voorkomen. Ook waterschappen kunnen hierin een rol spelen, bijvoorbeeld door het actief aanpakken van zwerfvuil.
Toetsingskader waterkwaliteit voor vergunning activiteiten
STOWA wil lessen trekken uit de ervaring die waterbeherend Nederland tot dusver met de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water heeft opgedaan. In dit meerjarige onderzoek wordt onderzocht waar er kansen liggen om het na 2027 anders en beter te doen.
Het toetsingskader bestaat uit een stroomschema met handleiding en een kennisdocument. Het toetsingskader helpt vergunningsverleners en adviseurs bij waterschappen, gemeenten en provincies om vergunningaanvragen te toetsen op de KRW; er mag geen achteruitgang in ecologische toestand worden veroorzaakt en de verbeterdoelstelling mag niet worden gefrustreerd. Het kennisdocument geeft voor tien activiteiten inhoudelijke hulp om de impact van een activiteit te doorgronden en reikt mogelijkheden aan om een ‘plus’ op de waterkwaliteit te realiseren en om eventuele achteruitgang in waterkwaliteit te compenseren.
Meer weten?
Het toetsingskader en kennisdocument zijn media 2025 gereed.
Lees een artikel over: ‘Toetsingskader waterkwaliteit voor vergunning activiteiten: Compenseer steigeraanleg, beschoeiing of drijvend zonnepaneel’ (STOWA ter Info 93)