Toetsingskader waterkwaliteit voor vergunning activiteiten:
Compenseer steigeraanleg, beschoeiing of drijvend zonnepaneel
Activiteiten op en in water mogen de waterkwaliteit niet schaden, zegt de Europese Kaderrichtlijn Water. Maar hoe beoordeel je of de waterkwaliteit door een activiteit achteruit gaat? STOWA laat een toetsingskader ontwikkelen dat aangeeft of een activiteit, met eventuele maatregelen, kan voldoen aan de KRW. Het gaat volgens aquatisch ecoloog Jos Koopman om ‘Hoe-kan-het-wel-informatie’, zodat Nederland niet ‘op slot’ hoeft.
Stel: je wilt een steiger aanleggen, je organiseert een city swim, je wilt een oever verharden, zonnepanelen op een plas laten drijven of regenwater afvoeren naar een beek. Mag dat? Initiatiefnemers moeten in zo'n geval nagaan of de activiteit de waterkwaliteit niet schaadt. Maar consequent gebeurt dat tot dusver niet. Eind 2027 eindigt het huidige uitstel voor de KRW-doelen. De KRW-wateren moeten dan allemaal van voldoende kwaliteit zijn. Dat gaat Nederland naar alle waarschijnlijkheid niet halen. Gaat Nederland dan ‘op slot’ voor activiteiten? Elke bezigheid op of rond het water heeft immers enig effect. Zo rigoureus hoeft het niet te zijn, bleek onlangs tijdens een bijeenkomst. Daar werd het concept van een nieuw toetsingskader gepresenteerd voor activiteiten in en rondom wateren.
Nul-netto-methode
Het toetsingskader bestaat uit een stroomschema met handleiding en kennisdocument. Het geeft vergunningsverleners en adviseurs bij waterschappen, gemeenten en provincies inzicht in de impact van een activiteit en reikt mogelijkheden aan om eventuele achteruitgang in waterkwaliteit te compenseren. Dat biedt ook na 2027 ruimte voor kleine en grote activiteiten. Al blijven er altijd lastige vragen, bleek ook op de bijeenkomst: hoelang is tijdelijk precies? Wat is nog lokaal? Wat als je compensatiemaatregel achteraf niet blijkt te werken? Een andere, meer fundamentele vraag is: wat is precies ‘achteruitgang’? Volgens de KRW treedt achteruitgang in waterkwaliteit op wanneer een waterlichaam een klassegrens overgaat door een activiteit. De kwaliteit daalt van ‘goed’ naar ‘matig’ of van ‘matig’ naar ‘ontoereikend’. In de onderste klasse ‘slecht’ geldt elke vermindering in waterkwaliteit als achteruitgang. “Maar voor het nieuwe toetsingskader is die vraag niet zo relevant”, stelt Susan Sollie, senior adviseur waterkwaliteit bij TAUW en medeontwikkelaar van het nieuwe toetsingskader. “Het kader gaat uit van de ‘netto-nul-methode’. Heeft je activiteit negatieve impact op de waterkwaliteit, dan leidt het toetsingskader je naar een overzicht van de effecten en mogelijke compensatiemaatregelen. Het uitgangspunt is dat er zo geen achteruitgang optreedt.” Leg je een steiger aan, dan kan dat bijvoorbeeld mits je een deel van de oever natuurvriendelijk inricht. Het kader biedt ook ruimte om aan te tonen dat er geen negatieve effecten optreden in je watersysteem.
Impact
Het toetsingskader hoeft overigens niet voor elke activiteit uit de kast te worden getrokken, benadrukt Sollie. Beheerders kunnen, met onderbouwing, zelf voorwaarden opstellen voor activiteiten die niet of nauwelijks, of slechts tijdelijk, de waterkwaliteit beïnvloeden. Zo hoeft niet elke zwem- of kanotochtje te worden getoetst. Het toetsingskader is er voor activiteiten die wellicht of zeker impact hebben. Het kan dan, met wat creatief meedenken, bijvoorbeeld leiden tot een vrijwilligersactie om de waterkwaliteit te verbeteren, zodat een grote city swim alsnog kan plaatsvinden.
Ecologische kwaliteit
Het stroomschema van het toetsingskader start met een basale vraag: vindt de activiteit plaats binnen een KRW-waterlichaam? Voor niet-KRW-wateren (doorgaans sloten, kleine stadswateren en vennen) is een toets nodig of de activiteit impact heeft op eventuele aangrenzende KRW-wateren. Voor een KRW-water vervolg je het stroomschema, met uitzondering van KRW-wateren van het Rijk. Daarvoor is er sinds 2022 het toetsingskader van Rijkswaterstaat. Het nieuwe aan het toetsingskader waterkwaliteit zit met name in de beoordeling van effecten van activiteiten op de biologische waterkwaliteit. Het toetsen van de effecten op de chemische waterkwaliteit gebeurt via de bestaande immissietoets.
Het stroomschema en het handboek loodsen verlener of aanvrager stap voor stap door de mogelijke effecten op dieren als slakken en libellen, vissen, waterplanten en algen (de vier biologische kwaliteitselementen). Dat gebeurt door te kijken naar mogelijke veranderingen van de door STOWA ontwikkelde ecologische sleutelfactoren als gevolg van de activiteit, bijvoorbeeld veranderingen in lichtklimaat of leefgebied.
Ook met eventuele lokale waterkwaliteitsverbeteringsplannen en andere lokale regelgeving houdt het stroomschema rekening. Het bijbehorende kennisdocument biedt inzicht in de effecten van activiteiten op elk biologisch kwaliteitselement. Het bevat ook een verzameling van mogelijke maatregelen per kwaliteitselement die schaduw of populatieverlies kunnen vereffenen. “Hoe-kan-het-wel-informatie”, aldus Jos Koopman, aquatische ecoloog bij TAUW. “Het is niet de bedoeling dat Nederland op slot gaat. Maar we moeten er wel aan wennen dat je iets terug doet als een activiteit negatieve impact heeft.” Compenseren moet overigens gebeuren binnen hetzelfde kwaliteitselement. Een vispassage kan geen verlies van habitat voor waterplanten goedmaken.
Zelf oplossen
Koopman loodste het publiek op de informatiebijeenkomst door het stroomschema aan de hand van een steigeraanvraag. Op de voorziene plek blijken verbetermaatregelen te zijn gepland, maar verplaatsing blijkt een optie. Op de nieuwe locatie, staat het sein op rood omdat waterplanten leefruimte verliezen door gebrek aan licht (ecologische sleutelfactor lichtklimaat). Maar ter compensatie kan een aantal vierkante meters aan natuurvriendelijke oever worden ingericht. Zo kan de steiger er alsnog komen. Maar hoe zit het met boten aan deze steiger, luidt een vraag uit het publiek? Dat blijkt een aparte activiteit (‘functiewijziging beroeps- en/of recreatievaart’), die ook apart moet worden getoetst. Koopman: “Dat klinkt omslachtig, maar daar zijn weer andere zaken belangrijk zoals: wordt er al veel gevaren, ja of nee?”
Het toetsingskader wordt de komende maanden bij vijf waterbeheerders getest, en zo nodig aangepast. Het zal begin 2025 gereed zijn. Een punt dat de makers ter overweging meekregen op de bijeenkomst is de proportionaliteit van compensatiemaatregelen. En zou er de optie in mogen om te compenseren in een aanpalende gemeente waar het water ook doorheen stroomt? “Dat kan in overleg”, benadrukt Sollie: “Maar het toetsingskader gaat uit van het principe dat wat je lokaal toetst, je ook zelf oplost.”
Het Ministerie van IenW, de Unie van Waterschappen en het Interprovinciaal Overleg zijn betrokken bij de ontwikkeling van het toetsingskader. Naast inhoudelijke inbreng is dat van belang voor het vervolgtraject wanneer het kader is afgerond. Het toetsingskader kan in landelijke wetgeving worden vastgelegd, maar elke waterbeheerder kan het ook toevoegen aan eigen regelgeving.
Artikel in het kort
De Kaderrichtlijn Water hoeft Nederland niet ‘op slot’ te zetten voor mogelijke waterkwaliteitsverslechterende activiteiten als steigeraanleg, een zwemwedstrijd of drijvende zonnepanelen.
Waterbeheerders kunnen gebruik maken van een nieuw toetsingskader dat inzicht geeft in negatieve effecten voor ecologische waterkwaliteit. Het wordt ontwikkeld in opdracht van STOWA.
Compensatie is het sleutelwoord voor activiteiten die de waterkwaliteit verminderen.
Toetsingskader waterkwaliteit voor vergunning activiteiten:
Compenseer steigeraanleg, beschoeiing of drijvend zonnepaneel
Activiteiten op en in water mogen de waterkwaliteit niet schaden, zegt de Europese Kaderrichtlijn Water. Maar hoe beoordeel je of de waterkwaliteit door een activiteit achteruit gaat? STOWA laat een toetsingskader ontwikkelen dat aangeeft of een activiteit, met eventuele maatregelen, kan voldoen aan de KRW. Het gaat volgens aquatisch ecoloog Jos Koopman om ‘Hoe-kan-het-wel-informatie’, zodat Nederland niet ‘op slot’ hoeft.
Stel: je wilt een steiger aanleggen, je organiseert een city swim, je wilt een oever verharden, zonnepanelen op een plas laten drijven of regenwater afvoeren naar een beek. Mag dat? Initiatiefnemers moeten in zo'n geval nagaan of de activiteit de waterkwaliteit niet schaadt. Maar consequent gebeurt dat tot dusver niet. Eind 2027 eindigt het huidige uitstel voor de KRW-doelen. De KRW-wateren moeten dan allemaal van voldoende kwaliteit zijn. Dat gaat Nederland naar alle waarschijnlijkheid niet halen. Gaat Nederland dan ‘op slot’ voor activiteiten? Elke bezigheid op of rond het water heeft immers enig effect. Zo rigoureus hoeft het niet te zijn, bleek onlangs tijdens een bijeenkomst. Daar werd het concept van een nieuw toetsingskader gepresenteerd voor activiteiten in en rondom wateren.
Nul-netto-methode
Het toetsingskader bestaat uit een stroomschema met handleiding en kennisdocument. Het geeft vergunningsverleners en adviseurs bij waterschappen, gemeenten en provincies inzicht in de impact van een activiteit en reikt mogelijkheden aan om eventuele achteruitgang in waterkwaliteit te compenseren. Dat biedt ook na 2027 ruimte voor kleine en grote activiteiten. Al blijven er altijd lastige vragen, bleek ook op de bijeenkomst: hoelang is tijdelijk precies? Wat is nog lokaal? Wat als je compensatiemaatregel achteraf niet blijkt te werken? Een andere, meer fundamentele vraag is: wat is precies ‘achteruitgang’? Volgens de KRW treedt achteruitgang in waterkwaliteit op wanneer een waterlichaam een klassegrens overgaat door een activiteit. De kwaliteit daalt van ‘goed’ naar ‘matig’ of van ‘matig’ naar ‘ontoereikend’. In de onderste klasse ‘slecht’ geldt elke vermindering in waterkwaliteit als achteruitgang. “Maar voor het nieuwe toetsingskader is die vraag niet zo relevant”, stelt Susan Sollie, senior adviseur waterkwaliteit bij TAUW en medeontwikkelaar van het nieuwe toetsingskader. “Het kader gaat uit van de ‘netto-nul-methode’. Heeft je activiteit negatieve impact op de waterkwaliteit, dan leidt het toetsingskader je naar een overzicht van de effecten en mogelijke compensatiemaatregelen. Het uitgangspunt is dat er zo geen achteruitgang optreedt.” Leg je een steiger aan, dan kan dat bijvoorbeeld mits je een deel van de oever natuurvriendelijk inricht. Het kader biedt ook ruimte om aan te tonen dat er geen negatieve effecten optreden in je watersysteem.
Impact
Het toetsingskader hoeft overigens niet voor elke activiteit uit de kast te worden getrokken, benadrukt Sollie. Beheerders kunnen, met onderbouwing, zelf voorwaarden opstellen voor activiteiten die niet of nauwelijks, of slechts tijdelijk, de waterkwaliteit beïnvloeden. Zo hoeft niet elke zwem- of kanotochtje te worden getoetst. Het toetsingskader is er voor activiteiten die wellicht of zeker impact hebben. Het kan dan, met wat creatief meedenken, bijvoorbeeld leiden tot een vrijwilligersactie om de waterkwaliteit te verbeteren, zodat een grote city swim alsnog kan plaatsvinden.
Ecologische kwaliteit
Het stroomschema van het toetsingskader start met een basale vraag: vindt de activiteit plaats binnen een KRW-waterlichaam? Voor niet-KRW-wateren (doorgaans sloten, kleine stadswateren en vennen) is een toets nodig of de activiteit impact heeft op eventuele aangrenzende KRW-wateren. Voor een KRW-water vervolg je het stroomschema, met uitzondering van KRW-wateren van het Rijk. Daarvoor is er sinds 2022 het toetsingskader van Rijkswaterstaat. Het nieuwe aan het toetsingskader waterkwaliteit zit met name in de beoordeling van effecten van activiteiten op de biologische waterkwaliteit. Het toetsen van de effecten op de chemische waterkwaliteit gebeurt via de bestaande immissietoets.
Het stroomschema en het handboek loodsen verlener of aanvrager stap voor stap door de mogelijke effecten op dieren als slakken en libellen, vissen, waterplanten en algen (de vier biologische kwaliteitselementen). Dat gebeurt door te kijken naar mogelijke veranderingen van de door STOWA ontwikkelde ecologische sleutelfactoren als gevolg van de activiteit, bijvoorbeeld veranderingen in lichtklimaat of leefgebied.
Ook met eventuele lokale waterkwaliteitsverbeteringsplannen en andere lokale regelgeving houdt het stroomschema rekening. Het bijbehorende kennisdocument biedt inzicht in de effecten van activiteiten op elk biologisch kwaliteitselement. Het bevat ook een verzameling van mogelijke maatregelen per kwaliteitselement die schaduw of populatieverlies kunnen vereffenen. “Hoe-kan-het-wel-informatie”, aldus Jos Koopman, aquatische ecoloog bij TAUW. “Het is niet de bedoeling dat Nederland op slot gaat. Maar we moeten er wel aan wennen dat je iets terug doet als een activiteit negatieve impact heeft.” Compenseren moet overigens gebeuren binnen hetzelfde kwaliteitselement. Een vispassage kan geen verlies van habitat voor waterplanten goedmaken.
Zelf oplossen
Koopman loodste het publiek op de informatiebijeenkomst door het stroomschema aan de hand van een steigeraanvraag. Op de voorziene plek blijken verbetermaatregelen te zijn gepland, maar verplaatsing blijkt een optie. Op de nieuwe locatie, staat het sein op rood omdat waterplanten leefruimte verliezen door gebrek aan licht (ecologische sleutelfactor lichtklimaat). Maar ter compensatie kan een aantal vierkante meters aan natuurvriendelijke oever worden ingericht. Zo kan de steiger er alsnog komen. Maar hoe zit het met boten aan deze steiger, luidt een vraag uit het publiek? Dat blijkt een aparte activiteit (‘functiewijziging beroeps- en/of recreatievaart’), die ook apart moet worden getoetst. Koopman: “Dat klinkt omslachtig, maar daar zijn weer andere zaken belangrijk zoals: wordt er al veel gevaren, ja of nee?”
Het toetsingskader wordt de komende maanden bij vijf waterbeheerders getest, en zo nodig aangepast. Het zal begin 2025 gereed zijn. Een punt dat de makers ter overweging meekregen op de bijeenkomst is de proportionaliteit van compensatiemaatregelen. En zou er de optie in mogen om te compenseren in een aanpalende gemeente waar het water ook doorheen stroomt? “Dat kan in overleg”, benadrukt Sollie: “Maar het toetsingskader gaat uit van het principe dat wat je lokaal toetst, je ook zelf oplost.”
Het Ministerie van IenW, de Unie van Waterschappen en het Interprovinciaal Overleg zijn betrokken bij de ontwikkeling van het toetsingskader. Naast inhoudelijke inbreng is dat van belang voor het vervolgtraject wanneer het kader is afgerond. Het toetsingskader kan in landelijke wetgeving worden vastgelegd, maar elke waterbeheerder kan het ook toevoegen aan eigen regelgeving.
Artikel in het kort
De Kaderrichtlijn Water hoeft Nederland niet ‘op slot’ te zetten voor mogelijke waterkwaliteitsverslechterende activiteiten als steigeraanleg, een zwemwedstrijd of drijvende zonnepanelen.
Waterbeheerders kunnen gebruik maken van een nieuw toetsingskader dat inzicht geeft in negatieve effecten voor ecologische waterkwaliteit. Het wordt ontwikkeld in opdracht van STOWA.
Compensatie is het sleutelwoord voor activiteiten die de waterkwaliteit verminderen.