KRW:
Hoe staat het ermee?
Wat moet Nederland doen om de doelen van de Kaderrichtlijn Water snel dichterbij te brengen? En waar staan we nu? Die vragen beantwoordt zelfstandig adviseur Harm Gerrits in een uitgebreid interview, waarin we de feiten en cijfers laten spreken. Gerrits coördineert de acht waterschappen van Rijn-west bij de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en weet exact waar de schoen wringt.
Hoe komt het dat Nederland zo slecht scoort op de chemische waterkwaliteit?
We wonen in een dichtbevolkte en intensief gebruikte delta met een hoge milieudruk. En Europa maakt het ons met het one-out, all-out principe uit de KRW niet gemakkelijk. Maar liefst 131 stoffen moeten in Rijn-west in elk van de 281 waterlichamen aan de norm voldoen. Als een stof niet voldoet, voldoe je in het geheel niet. Dat is bijna ondoenlijk. Vandaar dat we het op chemie ogenschijnlijk slecht doen. Maar als je specifiek kijkt naar stoffen en stofgroepen, zie je dat we wel degelijk vooruitgang geboekt hebben. Er zijn veel minder probleemstoffen dan vroeger. Op het ogenblik voldoet 75 procent van de metingen aan de norm. Naast de alom aanwezige stoffen, zoals PFAS, zitten we nog met een aantal gewasbeschermingsmiddelen, PAK’s, ammonium en een paar zware metalen. Voor de korte termijn bieden aangepaste monitoring en veranderingen in de toelating van gewasbeschermingsmiddelen kansen tot verbetering.
Waarom is de concentratie van gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater vaak nog steeds te hoog?
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft de toelating van gewasbeschermingsmiddelen niet goed op de KRW-doelen afgestemd. Het Ctgb baseert de toelating op modelberekeningen. Een boer mag een specifiek middel dan gewoon gebruiken. Onlangs heeft het Ctgb na rechterlijke uitspraken haar toelatingsbeleid aangepast. Nu moet de toelating van gewasbeschermingsmiddelen aansluiten bij de KRW-normen. Daar verwacht ik wel het nodige van. Je ziet overigens ook dat boeren zelf zorgvuldiger zijn met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Ze realiseren zich heel goed dat ze deze middelen verliezen als er te veel van deze stoffen in het water worden aangetroffen. En de maatschappelijke weerstand tegen het gebruik van middelen neemt toe. Denk aan de recente onrust rond de lelieteelt.
Hoe zit het met Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving rond lozingen bij het behalen van de KRW-doelen?
Vergunningen zijn vaak verouderd en toezicht en handhaving zijn ondermaats. Veel vergunningen zijn de afgelopen tien jaar vervangen door algemene regels. Het toezicht is de afgelopen jaren naar de omgevingsdiensten en de gemeenten overgegaan. De toezichthoudende instanties hebben vaak niet voldoende expertise in huis en er zijn te weinig medewerkers om het toezicht en de handhaving goed vorm te geven. Niemand weet meer wie nu waarvoor verantwoordelijk is. De provincie, de gemeente, de omgevingsdienst of het waterschap? Deze zomer is Brussel een inbreukprocedure gestart waarin staat dat Nederland tekort schiet bij onttrekkings- en lozingsvergunningen.
Hoe staan we ervoor bij de ecologie?
Net als de chemische toestand, is de ecologische toestand van onze wateren nog steeds onvoldoende. Maar we hebben ook hier zeker vooruitgang geboekt. De belasting van het water met nutriënten (stikstof en fosfor), wat een belangrijke factor is voor een goede waterkwaliteit, is vanuit de landbouw sinds de jaren ‘80 gehalveerd. Daarnaast is de verwijdering van nutriënten op rwzi’s toegenomen van 40 naar zo’n 85 procent. Waterschappen hebben ook veel maatregelen genomen in hun watersystemen, van natuurvriendelijke oevers en vistrappen tot ecologisch beheer en onderhoud. Maar door de gevolgen van klimaatverandering (zoals overstortingen bij hevige regenval en extreme droogte, red.) en de komst van invasieve exoten zoals de Amerikaanse rivierkreeft, verslechtert de ecologische toestand van onze wateren soms weer.
Vervuiling door stikstof en fosfaat wordt grotendeels veroorzaakt door de landbouw (ruim 45%) en de rwzi’s (20-30%). Waterschappen willen investeren in hun zuiveringen om extra stikstof en fosfaat uit het water te halen.Moeten ze niet meer tijd en energie steken in het aanpakken van mest als dominante bron?
Je moet het in mijn ogen allebei doen. Want anders kom je in van die eindeloze wij-zij discussies terecht. Dus iedereen moet zijn bijdrage leveren. Vele kleintjes maken één grote, dus je moet met de zuivering én met de landbouw aan de slag. En je moet het slim doen. Zoek uit welke rwzi’s het grootste effect hebben op het KRW-doelbereik en begin daar met investeren. In Rijn-west hebben we hiervoor net een stroomgebieds-perspectief gemaakt. Dat maakt het effect van effluentlozingen op drinkwater, KRW en de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (Noordzee) inzichtelijk. En ga daarnaast natuurlijk met de landbouw aan de slag. Besef wel dat hier een complexe problematiek speelt, waar je als waterschap beperkt grip op hebt. Samenwerking tussen overheden is hier belangrijk.
Het lijkt erop dat de industrie het oppervlaktewater beperkt belast. Klopt dat?
Dat klopt, uitzonderingen daargelaten. De industrie heeft grote stappen gezet. En bij VNO-NCW loopt nu ook een speciaal actieprogramma om de lozing van chemische stoffen verder aan te pakken. Daar zit natuurlijk welbegrepen eigenbelang achter. Ze willen voorkomen dat Nederland, net als bij stikstof, op slot gaat. Mijn inschatting is dat de meeste bedrijven echt wel willen.
Hoe zit het met de belasting vanuit de natuur?
Vanuit de natuur wordt het water belast met stikstof, fosfor en een aantal zware metalen. De mate waarin verschilt per stof, maar kan op specifieke locaties aanzienlijk zijn. Bijvoorbeeld in diepe polders met brakke kwel, en bij vogelkolonies. Vervuiling vanuit de natuur moet je zien als achtergrondbelasting. De concentraties in water zijn in een onbelast natuurgebied natuurlijk niet nul. Vaak zijn deze concentraties voor de ecologie geen probleem. Als dat wel het geval is, kan je de ecologische doelen hierop aanpassen.
Hoe zit het Internationaal? Zijn wij echt het rioolputje van Europa, zoals weleens wordt beweerd, waardoor we moeite hebben om onze eigen KRW-doelen te halen?
Het water uit de Rijn – en in mindere mate de Maas – is de afgelopen decennia veel schoner geworden. Dat lijkt bijna niemand te weten, of te willen weten. Natuurlijk bevatten de rivieren nog de nodige probleemstoffen, maar de Rijn voldoet voor nutriënten keurig aan de norm als deze ons land binnenstroomt. Wij voegen nog een hoop vuiligheid toe. We zijn als regionale waterbeheerders in Rijn-west blij met het schone Rijnwater, want dat is een prachtige bron van goed inlaatwater.
De waterschappen zijn voor het halen van KRW-doelen mede-afhankelijk van andere partijen. De laatste tijd is er discussie over de instrumenten die waterschappen hebben om die partijen zover te krijgen ook in actie te komen. Ze zouden er te weinig gebruik van hebben gemaakt de afgelopen jaren. De waterschappen dringen op hun beurt aan op meer generiek beleid om rechtsongelijkheid te voorkomen. Hoe zie jij dat?
Ik ben sowieso voor een strenger generiek beleid vanuit Den Haag. Bijvoorbeeld mestwetgeving en het toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen. Dat helpt de waterschappen. Zij kunnen dan als aanvulling op die landelijke regels de bestaande regionale instrumenten gebruiken voor gebiedsgericht maatwerk. Alleen daar waar dit echt nodig is. Boeren in gebieden met hoge concentraties nutriënten kunnen te maken krijgen met verschillende regionale regels. Dat is moeilijk uitlegbaar en tast het level playing field aan. Dat is een bron van onrust. In mijn ogen is het belangrijk dat rijk en regio afspraken maken over de inzet van het generieke en regionale instrumentarium. Anders gaan we naar elkaar zitten kijken. Uit juridisch onderzoek naar de reikwijdte van de KRW blijkt overigens wel dat je als waterschap straks moet laten zien dat je de beschikbare instrumenten optimaal hebt ingezet.
Doet de agrarische sector naar jouw idee voldoende om de waterkwaliteit te verbeteren?
Er gebeurt in de landbouw echt wel wat. Bijvoorbeeld door mestverwerking, export van mest naar het buitenland en minder kunstmestgebruik. Dat zie je terug in de dalende bodemoverschotten voor nutriënten. Maar boeren worden gemangeld door de voortdurende wijzigende landbouwkoers vanuit Den Haag. Dat schiet niet op. Bij biologische boeren zie ik mooie dingen. Ze zijn zuinig met mest, proberen nutriënten vast te houden en gebruiken geen beschermingsmiddelen. Dat is precies wat je vanuit de waterkwaliteit wil. Nu is slechts vijf procent van het totale Nederlandse landbouwareaal biologisch. Als Nederland werk maakt van de Europese ambitie van 25 procent, krijg je een serieuze verbetering van de waterkwaliteit. Daar ben ik van overtuigd.
Nederland heeft lang gedacht dat het goed in beeld brengen van alle inspanningen om de KRW-doelen te halen in Brussel voldoende zou zijn. Maar recente jurisprudentie laat zien dat lidstaten wel degelijk een resultaatverplichting hebben. Dat besef lijkt nu wel door te dringen. Herken je dat?
Jazeker. Het is belangrijk dat we onze maatregelen uitvoeren, maar het is nog veel belangrijker dat we de KRW-doelen halen. Waterkwaliteit wordt een juridische entiteit en dat merken we. Wateren zijn kwetsbaar voor procedures zolang ze niet aan de KRW-doelen voldoen. Er wordt veel gepraat over Brusselse sancties, maar ik heb vooral zorgen over de Nederlandse rechter. Het verlenen van vergunningen voor activiteiten die een negatief effect kunnen hebben op de waterkwaliteit, wordt heel moeilijk. Zo maakte Mobilisation for the Environment (MOB) met succes bezwaar tegen een vergunning voor een nieuwe Yoghurtfabriek in Drenthe. Dat kan ook spelen bij de aanleg van een woonwijk of een industriepark. Je moet er bij vergunningstrajecten vooraf dus 100 procent zeker van zijn dat de activiteit KRW-proof is. En dat is niet gemakkelijk.
Sinds de invoering van het Bestuursakkoord Water in 2003 lijken de zuiverings-rendementen van stikstof en fosfaat op de rwzi’s af te vlakken. Hoe komt dat?
Het Bestuursakkoord Water was vooral gericht op rendement en kosteneffectiviteit. Er werd gestuurd op het halen van de norm tegen de laagste kosten voor energie en chemicaliën. We hebben gemikt op het behalen van de normen vanuit de Richtlijn Stedelijk Afvalwater, niet op wat er nodig is vanuit de KRW. Ik begrijp dat, maar ik zou de zuiveringstechnologen toch willen uitdagen om de effluentkwaliteit te optimaliseren vanuit de KRW.
Wat zou je aanraden als waterschappen een zuiveringstrap op hun rwzi willen toevoegen?
Als je een extra zuiveringstrap wilt aanschaffen, zou ik zeggen: koop een goeie! Dat wil zeggen: een zuiveringstrap die zowel extra nutriënten als microverontreinigingen aankan. En die zijn er. Kies niet voor een standaardoplossing, maar voor technologie waarmee je klaar bent voor de toekomst.
De tips van Harm Gerrits
Ga aan de slag met de rwzi
a. Optimaliseer je rwzi’s voor een maximale waterkwaliteit.
Als tien rwzi’s ieder twintig procent schoner water produceren, is dat zeker de moeite waard. Ik hoor van experts dat met de huidige zuiveringen een forse verbeterstap is te maken.
b. Koppel hemelwater af.
Daarmee voorkom je overstortingen bij hevige regenval en zorg je voor een optimale werking van de rwzi.
c. Breng indirecte lozingen op de rwzi in beeld.
Ga in gesprek met bedrijven die bedoeld of onbedoeld probleemstoffen via de riolering lozen.
Ecologiseer beheer en onderhoud
In de praktijk worden natuurvriendelijke oevers aangelegd voor de ecologie en vervolgens vanwege hydrologische eisen weer kaal gemaaid. De interne samenwerking op dit thema is voor verbetering vatbaar. Ecologisch beheer is een ingewikkelde (en door het management onderschatte) veranderopgave.
Optimaliseer je KRW-monitoring
Zorg ervoor dat je KRW-meetnet voor stoffen kwalitatief hoogwaardige informatie levert. Minimaliseer het aantal niet-toetsbare metingen nog voor 2027. Neem de tijd om de meetresultaten te bestuderen en doe iets met je conclusies.
KRW:
Hoe staat het ermee?
Wat moet Nederland doen om de doelen van de Kaderrichtlijn Water snel dichterbij te brengen? En waar staan we nu? Die vragen beantwoordt zelfstandig adviseur Harm Gerrits in een uitgebreid interview, waarin we de feiten en cijfers laten spreken. Gerrits coördineert de acht waterschappen van Rijn-west bij de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en weet exact waar de schoen wringt.
Hoe komt het dat Nederland zo slecht scoort op de chemische waterkwaliteit?
We wonen in een dichtbevolkte en intensief gebruikte delta met een hoge milieudruk. En Europa maakt het ons met het one-out, all-out principe uit de KRW niet gemakkelijk. Maar liefst 131 stoffen moeten in Rijn-west in elk van de 281 waterlichamen aan de norm voldoen. Als een stof niet voldoet, voldoe je in het geheel niet. Dat is bijna ondoenlijk. Vandaar dat we het op chemie ogenschijnlijk slecht doen. Maar als je specifiek kijkt naar stoffen en stofgroepen, zie je dat we wel degelijk vooruitgang geboekt hebben. Er zijn veel minder probleemstoffen dan vroeger. Op het ogenblik voldoet 75 procent van de metingen aan de norm. Naast de alom aanwezige stoffen, zoals PFAS, zitten we nog met een aantal gewasbeschermingsmiddelen, PAK’s, ammonium en een paar zware metalen. Voor de korte termijn bieden aangepaste monitoring en veranderingen in de toelating van gewasbeschermingsmiddelen kansen tot verbetering.
Waarom is de concentratie van gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater vaak nog steeds te hoog?
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft de toelating van gewasbeschermingsmiddelen niet goed op de KRW-doelen afgestemd. Het Ctgb baseert de toelating op modelberekeningen. Een boer mag een specifiek middel dan gewoon gebruiken. Onlangs heeft het Ctgb na rechterlijke uitspraken haar toelatingsbeleid aangepast. Nu moet de toelating van gewasbeschermingsmiddelen aansluiten bij de KRW-normen. Daar verwacht ik wel het nodige van. Je ziet overigens ook dat boeren zelf zorgvuldiger zijn met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Ze realiseren zich heel goed dat ze deze middelen verliezen als er te veel van deze stoffen in het water worden aangetroffen. En de maatschappelijke weerstand tegen het gebruik van middelen neemt toe. Denk aan de recente onrust rond de lelieteelt.
Hoe zit het met Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving rond lozingen bij het behalen van de KRW-doelen?
Vergunningen zijn vaak verouderd en toezicht en handhaving zijn ondermaats. Veel vergunningen zijn de afgelopen tien jaar vervangen door algemene regels. Het toezicht is de afgelopen jaren naar de omgevingsdiensten en de gemeenten overgegaan. De toezichthoudende instanties hebben vaak niet voldoende expertise in huis en er zijn te weinig medewerkers om het toezicht en de handhaving goed vorm te geven. Niemand weet meer wie nu waarvoor verantwoordelijk is. De provincie, de gemeente, de omgevingsdienst of het waterschap? Deze zomer is Brussel een inbreukprocedure gestart waarin staat dat Nederland tekort schiet bij onttrekkings- en lozingsvergunningen.
Hoe staan we ervoor bij de ecologie?
Net als de chemische toestand, is de ecologische toestand van onze wateren nog steeds onvoldoende. Maar we hebben ook hier zeker vooruitgang geboekt. De belasting van het water met nutriënten (stikstof en fosfor), wat een belangrijke factor is voor een goede waterkwaliteit, is vanuit de landbouw sinds de jaren ‘80 gehalveerd. Daarnaast is de verwijdering van nutriënten op rwzi’s toegenomen van 40 naar zo’n 85 procent. Waterschappen hebben ook veel maatregelen genomen in hun watersystemen, van natuurvriendelijke oevers en vistrappen tot ecologisch beheer en onderhoud. Maar door de gevolgen van klimaatverandering (zoals overstortingen bij hevige regenval en extreme droogte, red.) en de komst van invasieve exoten zoals de Amerikaanse rivierkreeft, verslechtert de ecologische toestand van onze wateren soms weer.
Vervuiling door stikstof en fosfaat wordt grotendeels veroorzaakt door de landbouw (ruim 45%) en de rwzi’s (20-30%). Waterschappen willen investeren in hun zuiveringen om extra stikstof en fosfaat uit het water te halen.Moeten ze niet meer tijd en energie steken in het aanpakken van mest als dominante bron?
Je moet het in mijn ogen allebei doen. Want anders kom je in van die eindeloze wij-zij discussies terecht. Dus iedereen moet zijn bijdrage leveren. Vele kleintjes maken één grote, dus je moet met de zuivering én met de landbouw aan de slag. En je moet het slim doen. Zoek uit welke rwzi’s het grootste effect hebben op het KRW-doelbereik en begin daar met investeren. In Rijn-west hebben we hiervoor net een stroomgebieds-perspectief gemaakt. Dat maakt het effect van effluentlozingen op drinkwater, KRW en de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (Noordzee) inzichtelijk. En ga daarnaast natuurlijk met de landbouw aan de slag. Besef wel dat hier een complexe problematiek speelt, waar je als waterschap beperkt grip op hebt. Samenwerking tussen overheden is hier belangrijk.
Het lijkt erop dat de industrie het oppervlaktewater beperkt belast. Klopt dat?
Dat klopt, uitzonderingen daargelaten. De industrie heeft grote stappen gezet. En bij VNO-NCW loopt nu ook een speciaal actieprogramma om de lozing van chemische stoffen verder aan te pakken. Daar zit natuurlijk welbegrepen eigenbelang achter. Ze willen voorkomen dat Nederland, net als bij stikstof, op slot gaat. Mijn inschatting is dat de meeste bedrijven echt wel willen.
Hoe zit het met de belasting vanuit de natuur?
Vanuit de natuur wordt het water belast met stikstof, fosfor en een aantal zware metalen. De mate waarin verschilt per stof, maar kan op specifieke locaties aanzienlijk zijn. Bijvoorbeeld in diepe polders met brakke kwel, en bij vogelkolonies. Vervuiling vanuit de natuur moet je zien als achtergrondbelasting. De concentraties in water zijn in een onbelast natuurgebied natuurlijk niet nul. Vaak zijn deze concentraties voor de ecologie geen probleem. Als dat wel het geval is, kan je de ecologische doelen hierop aanpassen.
Hoe zit het Internationaal? Zijn wij echt het rioolputje van Europa, zoals weleens wordt beweerd, waardoor we moeite hebben om onze eigen KRW-doelen te halen?
Het water uit de Rijn – en in mindere mate de Maas – is de afgelopen decennia veel schoner geworden. Dat lijkt bijna niemand te weten, of te willen weten. Natuurlijk bevatten de rivieren nog de nodige probleemstoffen, maar de Rijn voldoet voor nutriënten keurig aan de norm als deze ons land binnenstroomt. Wij voegen nog een hoop vuiligheid toe. We zijn als regionale waterbeheerders in Rijn-west blij met het schone Rijnwater, want dat is een prachtige bron van goed inlaatwater.
De waterschappen zijn voor het halen van KRW-doelen mede-afhankelijk van andere partijen. De laatste tijd is er discussie over de instrumenten die waterschappen hebben om die partijen zover te krijgen ook in actie te komen. Ze zouden er te weinig gebruik van hebben gemaakt de afgelopen jaren. De waterschappen dringen op hun beurt aan op meer generiek beleid om rechtsongelijkheid te voorkomen. Hoe zie jij dat?
Ik ben sowieso voor een strenger generiek beleid vanuit Den Haag. Bijvoorbeeld mestwetgeving en het toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen. Dat helpt de waterschappen. Zij kunnen dan als aanvulling op die landelijke regels de bestaande regionale instrumenten gebruiken voor gebiedsgericht maatwerk. Alleen daar waar dit echt nodig is. Boeren in gebieden met hoge concentraties nutriënten kunnen te maken krijgen met verschillende regionale regels. Dat is moeilijk uitlegbaar en tast het level playing field aan. Dat is een bron van onrust. In mijn ogen is het belangrijk dat rijk en regio afspraken maken over de inzet van het generieke en regionale instrumentarium. Anders gaan we naar elkaar zitten kijken. Uit juridisch onderzoek naar de reikwijdte van de KRW blijkt overigens wel dat je als waterschap straks moet laten zien dat je de beschikbare instrumenten optimaal hebt ingezet.
Doet de agrarische sector naar jouw idee voldoende om de waterkwaliteit te verbeteren?
Er gebeurt in de landbouw echt wel wat. Bijvoorbeeld door mestverwerking, export van mest naar het buitenland en minder kunstmestgebruik. Dat zie je terug in de dalende bodemoverschotten voor nutriënten. Maar boeren worden gemangeld door de voortdurende wijzigende landbouwkoers vanuit Den Haag. Dat schiet niet op. Bij biologische boeren zie ik mooie dingen. Ze zijn zuinig met mest, proberen nutriënten vast te houden en gebruiken geen beschermingsmiddelen. Dat is precies wat je vanuit de waterkwaliteit wil. Nu is slechts vijf procent van het totale Nederlandse landbouwareaal biologisch. Als Nederland werk maakt van de Europese ambitie van 25 procent, krijg je een serieuze verbetering van de waterkwaliteit. Daar ben ik van overtuigd.
Nederland heeft lang gedacht dat het goed in beeld brengen van alle inspanningen om de KRW-doelen te halen in Brussel voldoende zou zijn. Maar recente jurisprudentie laat zien dat lidstaten wel degelijk een resultaatverplichting hebben. Dat besef lijkt nu wel door te dringen. Herken je dat?
Jazeker. Het is belangrijk dat we onze maatregelen uitvoeren, maar het is nog veel belangrijker dat we de KRW-doelen halen. Waterkwaliteit wordt een juridische entiteit en dat merken we. Wateren zijn kwetsbaar voor procedures zolang ze niet aan de KRW-doelen voldoen. Er wordt veel gepraat over Brusselse sancties, maar ik heb vooral zorgen over de Nederlandse rechter. Het verlenen van vergunningen voor activiteiten die een negatief effect kunnen hebben op de waterkwaliteit, wordt heel moeilijk. Zo maakte Mobilisation for the Environment (MOB) met succes bezwaar tegen een vergunning voor een nieuwe Yoghurtfabriek in Drenthe. Dat kan ook spelen bij de aanleg van een woonwijk of een industriepark. Je moet er bij vergunningstrajecten vooraf dus 100 procent zeker van zijn dat de activiteit KRW-proof is. En dat is niet gemakkelijk.
Sinds de invoering van het Bestuursakkoord Water in 2003 lijken de zuiverings-rendementen van stikstof en fosfaat op de rwzi’s af te vlakken. Hoe komt dat?
Het Bestuursakkoord Water was vooral gericht op rendement en kosteneffectiviteit. Er werd gestuurd op het halen van de norm tegen de laagste kosten voor energie en chemicaliën. We hebben gemikt op het behalen van de normen vanuit de Richtlijn Stedelijk Afvalwater, niet op wat er nodig is vanuit de KRW. Ik begrijp dat, maar ik zou de zuiveringstechnologen toch willen uitdagen om de effluentkwaliteit te optimaliseren vanuit de KRW.
Wat zou je aanraden als waterschappen een zuiveringstrap op hun rwzi willen toevoegen?
Als je een extra zuiveringstrap wilt aanschaffen, zou ik zeggen: koop een goeie! Dat wil zeggen: een zuiveringstrap die zowel extra nutriënten als microverontreinigingen aankan. En die zijn er. Kies niet voor een standaardoplossing, maar voor technologie waarmee je klaar bent voor de toekomst.
De tips van Harm Gerrits
Ga aan de slag met de rwzi
a. Optimaliseer je rwzi’s voor een maximale waterkwaliteit.
Als tien rwzi’s ieder twintig procent schoner water produceren, is dat zeker de moeite waard. Ik hoor van experts dat met de huidige zuiveringen een forse verbeterstap is te maken.
b. Koppel hemelwater af.
Daarmee voorkom je overstortingen bij hevige regenval en zorg je voor een optimale werking van de rwzi.
c. Breng indirecte lozingen op de rwzi in beeld.
Ga in gesprek met bedrijven die bedoeld of onbedoeld probleemstoffen via de riolering lozen.
Ecologiseer beheer en onderhoud
In de praktijk worden natuurvriendelijke oevers aangelegd voor de ecologie en vervolgens vanwege hydrologische eisen weer kaal gemaaid. De interne samenwerking op dit thema is voor verbetering vatbaar. Ecologisch beheer is een ingewikkelde (en door het management onderschatte) veranderopgave.
Optimaliseer je KRW-monitoring
Zorg ervoor dat je KRW-meetnet voor stoffen kwalitatief hoogwaardige informatie levert. Minimaliseer het aantal niet-toetsbare metingen nog voor 2027. Neem de tijd om de meetresultaten te bestuderen en doe iets met je conclusies.