Uniebestuurder Sander Mager:
Een vuist maken voor
KRW-proof landbouwbeleid
Het besef dat het halen van de KRW-doelen echt een resultaatsverplichting is, lijkt de afgelopen maanden overal door te dringen. Is dat ook echt zo?
Ja, dat beeld heb ik ook. Dat is nodig, want er zit nog een gat tussen de gestelde doelen en de huidige waterkwaliteit. Het heeft er alle schijn van dat we de KRW-doelen op deze manier niet gaan halen. De Unie van Waterschappen maakt zich daar zorgen over. De waterschappen hebben allerlei maatregelen in het watersysteem genomen, maar de bronnen van de vervuiling zijn onvoldoende aangepakt. Daar hebben we zaken laten liggen de afgelopen 24 jaar.
Was het aanvankelijk niet een beetje naïef van de waterschappen om te denken dat zij het ‘KRW-varkentje’ alleen zouden kunnen wassen?
Waterschappen hebben zich lange tijd vooral gericht op hun kerntaken. En dat ging dan met name om waterveiligheid en waterbeheersing. Waterkwaliteit was tot een jaar of tien geleden binnen de waterschappen geen topprioriteit. Nu wel. Bovendien denken we de laatste tijd meer in kernopgaven dan in kerntaken. Dat betekent dat we onze verantwoordelijkheid breder voelen dan alleen waar we zelf voor verantwoordelijk zijn. We geven dus steeds sterker aan waar anderen moeten acteren. Maar we zijn daar wel laat mee.
Het lijkt alsof de hele maatschappij intussen inziet dat waterkwaliteit belangrijk is, behalve Den Haag. Klopt dat?
De rijksoverheid is meervormiger dan je denkt. Ik ben positief over de manier waarop het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en de waterschappen zijn gaan samenwerken. Onder de vorige minister is er een bestuurlijk overleg over de KRW gekomen. Ook dat helpt om meer bestuurlijke aandacht te geven aan waterkwaliteit. Tegelijkertijd hebben we nog steeds een lastig gesprek met het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN). Zowel over nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen als over de aanpak van de Amerikaanse Rivierkreeft. Die gesprekken schieten niet heel erg op.
Gewasbescherming en de Amerikaanse Rivierkreeft
Waarom lukt het maar steeds niet met de landbouw?
We hebben behoefte aan consistent beleid dat werkt en waarvoor draagvlak bestaat. Feit is dat ons landbouwbeleid nog steeds niet KRW-proof is. Het meest schrijnende in dat verband is het zevende nitraat actieprogramma. Daarin staat letterlijk dat we de opgaven voor waterkwaliteit niet gaan halen en dat de restopgave in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) moet worden opgelost. Maar daar zijn nu geen middelen meer voor. De miljarden uit dat programma zijn gewoon geschrapt. Volgens de waterschappen is de integrale, gebiedsgerichte aanpak uit dat programma echt cruciaal om de problemen goed aan te pakken. Er is door heel veel mensen hard gewerkt aan het NPLG. Dat mag niet voor niks zijn geweest.
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) gaat het toelatingsbeleid van gewasbeschermingsmiddelen nu toch KRW-proof maken?
Daar heeft minister Adema in zijn laatste maanden als landbouwminister inderdaad opdracht voor gegeven. Ik hoop dat dit kabinet zich aan die belofte houdt, want het blijft natuurlijk gewoon dweilen met de kraan open als er steeds nieuwe en te hoge concentraties gewasbeschermingsmiddelen in het water terechtkomen. Ik ga ervan uit dat dit kabinet eindelijk zorgt voor KRW-proof flankerend beleid om de waterkwaliteitsdoelen te halen.
Het lijkt soms alsof we in het licht van de naderende KRW-deadline steeds drukker zijn ons juridisch in te dekken tegen mogelijke boetes of rechtszaken uit Brussel. Kunnen we die energie niet beter besteden om er echt een tandje bij te zetten?
Sommigen lijken inderdaad meer gedreven door het vermijden van boetes dan te zorgen voor schoon water. Maar je ziet tegelijkertijd, bijvoorbeeld via het KRW-impulsprogramma van IenW, dat het nemen van extra maatregelen en elkaar op verantwoordelijkheden aanspreken steeds meer prioriteit krijgt. We moeten straks in Brussel wel laten zien dat we het maximale hebben gedaan om de KRW-doelen te halen. En ook al zit het tegen met de uitvoering van maatregelen, dat is absoluut geen reden om achterover te leunen. En al helemaal niet om de discussie te starten over het verlagen van de KRW-doelen. Het zijn realistische doelen die we zelf nota bene vast hebben mogen stellen van Brussel.
Hebben de waterschappen andere verantwoordelijke partijen voldoende gewezen op hun verantwoordelijkheden voor de waterkwaliteit?
Nee. Dat hebben we onvoldoende gedaan. Uit het onderzoek van hoogleraar Europees en nationaal waterrecht Marleen van Rijswick blijkt dat we het beschikbare instrumentarium onvoldoende hebben gebruikt. Denk aan vergunningverlening, toezicht en handhaving. Van onszelf én van anderen. Vergunningen zijn te vaak niet actueel. We weten nu bijvoorbeeld niet wat er precies geloosd wordt in het riool, terwijl die lozingen bepalend zijn voor het functioneren van onze zuiveringen en voor de oppervlaktewaterkwaliteit. Het toezicht op die indirecte lozingen ligt nu bij de omgevingsdiensten. En die hebben geen capaciteit en missen expertise. Dat toezicht en de handhaving zouden we daarom terug kunnen halen naar de waterschappen.”
Kunnen we het nog inhalen?
Er is een Chinese spreuk die luidt: Het beste moment om een boom te planten is twintig jaar geleden. Het op één na beste moment is nu. We kunnen de tijd niet terugdraaien, maar we kunnen en moeten nu keihard inzetten op het behalen van de doelen voor schoon water.
Waterschapen gaan naar verwachting nog eens miljarden uittrekken voor betere afvalwaterzuivering. Is dat goed besteed geld, ook kijkend naar de lozingen vanuit andere sectoren?
Ik vind dat alle verantwoordelijke partijen moeten kijken wat zij nog meer en beter kunnen doen. Het heeft geen zin om te gaan wijzen naar elkaar. Bij AGV/Waternet willen we voor 2035 op al onze zuiveringen een extra zuiveringstrap hebben. Niet alleen voor nog verdergaande nutriëntenverwijdering, ook met het oog op microverontreinigingen zoals gewasbeschermingsmiddelen en medicijnresten.
Brussel wil de Nederlandse mestplafonds omwille van de waterkwaliteit verlagen. De minister verdeelt de pijn nu over de pluimvee-, de varkens- en de melkveehouderijsector. Onterecht vinden de eerste twee sectoren, want zij dragen nauwelijks bij aan de vermesting van het oppervlaktewater. Is dit een goede aanpak?
Het is aan de minister van LVVN om samen met de landbouwsector effectief beleid te maken. De aansporingen vanuit Brussel zijn klip en klaar. Ons huidige landbouwsysteem zit zo op de grens van wat nog kan, dat je elke keer discussie krijgt. Het zou goed zijn als dit kabinet werk zou maken van een landbouwsysteem dat in balans is met de natuurlijke omstandigheden. Dus bemesten naar behoefte van een gezonde bodem, niet naar plaatsingsruimte. Dat vraagt om duidelijke keuzes. Nu blijven we steeds proberen om net binnen de grenzen van wat mag te opereren. Dat is geen goede basis voor duurzame landbouw. Dat zorgt ook voor frustratie bij agrariërs. Er komt elke keer iets bij en dan is het toch weer niet goed genoeg. Het geeft geen perspectief.
Wat gaat de Unie van Waterschappen doen in de tijd die er nog rest tot december 2027?
Twee dingen. Ten eerste gaan we zorgen dat de waterschappen elkaar onderling scherp houden op de KRW-doelen en van elkaar leren. Waarom lukt het bij de één wel, bij de ander niet? En hoe kunnen we elkaar helpen om meters te blijven maken? Het tweede is een vuist maken voor KRW-proof beleid. Dat moet uiteindelijk het verschil maken.
De Unie van Waterschappen lobbyt in politiek Den Haag en bij de veroorzakers van watervervuiling voor het reduceren van lozingen en het behalen van de doelen uit de Kaderrichtlijn Water. Met een reden. “We hebben anderen nodig om de doelen te halen”, stelt Sander Mager, vicevoorzitter van de Unie van Waterschappen en bestuurder van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.
Artikel in het kort
Het heeft er volgens Sander Mager alle schijn van dat we de KRW-doelen niet gaan halen. De waterschappen hebben allerlei maatregelen in het watersysteem genomen, maar de bronnen van vervuiling zijn onvoldoende aangepakt.
De Uniebestuurder wil geen discussie starten over het verlagen van de KRW-doelen. Het zijn volgens hem realistische doelen die we zelf vast hebben mogen stellen van Brussel.
Waterschappen hadden volgens Mager andere partijen dringender moeten aanspreken op hun verantwoordelijkheden waar het de waterkwaliteit betreft. Dat gebeurt nu wel in toenemende mate.
Er is volgens hem behoefte aan KRW-proof landbouwbeleid, dat de waterkwaliteitsdoelstellingen ondersteunt en boeren perspectief biedt.
Uniebestuurder Sander Mager:
Een vuist maken voor
KRW-proof landbouwbeleid
De Unie van Waterschappen lobbyt in politiek Den Haag en bij de veroorzakers van watervervuiling voor het reduceren van lozingen en het behalen van de doelen uit de Kaderrichtlijn Water. Met een reden. “We hebben anderen nodig om de doelen te halen”, stelt Sander Mager, vicevoorzitter van de Unie van Waterschappen en bestuurder van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.
Het besef dat het halen van de KRW-doelen echt een resultaatsverplichting is, lijkt de afgelopen maanden overal door te dringen. Is dat ook echt zo?
Ja, dat beeld heb ik ook. Dat is nodig, want er zit nog een gat tussen de gestelde doelen en de huidige waterkwaliteit. Het heeft er alle schijn van dat we de KRW-doelen op deze manier niet gaan halen. De Unie van Waterschappen maakt zich daar zorgen over. De waterschappen hebben allerlei maatregelen in het watersysteem genomen, maar de bronnen van de vervuiling zijn onvoldoende aangepakt. Daar hebben we zaken laten liggen de afgelopen 24 jaar.
Was het aanvankelijk niet een beetje naïef van de waterschappen om te denken dat zij het ‘KRW-varkentje’ alleen zouden kunnen wassen?
Waterschappen hebben zich lange tijd vooral gericht op hun kerntaken. En dat ging dan met name om waterveiligheid en waterbeheersing. Waterkwaliteit was tot een jaar of tien geleden binnen de waterschappen geen topprioriteit. Nu wel. Bovendien denken we de laatste tijd meer in kernopgaven dan in kerntaken. Dat betekent dat we onze verantwoordelijkheid breder voelen dan alleen waar we zelf voor verantwoordelijk zijn. We geven dus steeds sterker aan waar anderen moeten acteren. Maar we zijn daar wel laat mee.
Het lijkt alsof de hele maatschappij intussen inziet dat waterkwaliteit belangrijk is, behalve Den Haag. Klopt dat?
De rijksoverheid is meervormiger dan je denkt. Ik ben positief over de manier waarop het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en de waterschappen zijn gaan samenwerken. Onder de vorige minister is er een bestuurlijk overleg over de KRW gekomen. Ook dat helpt om meer bestuurlijke aandacht te geven aan waterkwaliteit. Tegelijkertijd hebben we nog steeds een lastig gesprek met het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN). Zowel over nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen als over de aanpak van de Amerikaanse Rivierkreeft. Die gesprekken schieten niet heel erg op.
Gewasbescherming en de Amerikaanse Rivierkreeft
Waarom lukt het maar steeds niet met de landbouw?
We hebben behoefte aan consistent beleid dat werkt en waarvoor draagvlak bestaat. Feit is dat ons landbouwbeleid nog steeds niet KRW-proof is. Het meest schrijnende in dat verband is het zevende nitraat actieprogramma. Daarin staat letterlijk dat we de opgaven voor waterkwaliteit niet gaan halen en dat de restopgave in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) moet worden opgelost. Maar daar zijn nu geen middelen meer voor. De miljarden uit dat programma zijn gewoon geschrapt. Volgens de waterschappen is de integrale, gebiedsgerichte aanpak uit dat programma echt cruciaal om de problemen goed aan te pakken. Er is door heel veel mensen hard gewerkt aan het NPLG. Dat mag niet voor niks zijn geweest.
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) gaat het toelatingsbeleid van gewasbeschermingsmiddelen nu toch KRW-proof maken?
Daar heeft minister Adema in zijn laatste maanden als landbouwminister inderdaad opdracht voor gegeven. Ik hoop dat dit kabinet zich aan die belofte houdt, want het blijft natuurlijk gewoon dweilen met de kraan open als er steeds nieuwe en te hoge concentraties gewasbeschermingsmiddelen in het water terechtkomen. Ik ga ervan uit dat dit kabinet eindelijk zorgt voor KRW-proof flankerend beleid om de waterkwaliteitsdoelen te halen.
Het lijkt soms alsof we in het licht van de naderende KRW-deadline steeds drukker zijn ons juridisch in te dekken tegen mogelijke boetes of rechtszaken uit Brussel. Kunnen we die energie niet beter besteden om er echt een tandje bij te zetten?
Sommigen lijken inderdaad meer gedreven door het vermijden van boetes dan te zorgen voor schoon water. Maar je ziet tegelijkertijd, bijvoorbeeld via het KRW-impulsprogramma van IenW, dat het nemen van extra maatregelen en elkaar op verantwoordelijkheden aanspreken steeds meer prioriteit krijgt. We moeten straks in Brussel wel laten zien dat we het maximale hebben gedaan om de KRW-doelen te halen. En ook al zit het tegen met de uitvoering van maatregelen, dat is absoluut geen reden om achterover te leunen. En al helemaal niet om de discussie te starten over het verlagen van de KRW-doelen. Het zijn realistische doelen die we zelf nota bene vast hebben mogen stellen van Brussel.
Hebben de waterschappen andere verantwoordelijke partijen voldoende gewezen op hun verantwoordelijkheden voor de waterkwaliteit?
Nee. Dat hebben we onvoldoende gedaan. Uit het onderzoek van hoogleraar Europees en nationaal waterrecht Marleen van Rijswick blijkt dat we het beschikbare instrumentarium onvoldoende hebben gebruikt. Denk aan vergunningverlening, toezicht en handhaving. Van onszelf én van anderen. Vergunningen zijn te vaak niet actueel. We weten nu bijvoorbeeld niet wat er precies geloosd wordt in het riool, terwijl die lozingen bepalend zijn voor het functioneren van onze zuiveringen en voor de oppervlaktewaterkwaliteit. Het toezicht op die indirecte lozingen ligt nu bij de omgevingsdiensten. En die hebben geen capaciteit en missen expertise. Dat toezicht en de handhaving zouden we daarom terug kunnen halen naar de waterschappen.”
Kunnen we het nog inhalen?
Er is een Chinese spreuk die luidt: Het beste moment om een boom te planten is twintig jaar geleden. Het op één na beste moment is nu. We kunnen de tijd niet terugdraaien, maar we kunnen en moeten nu keihard inzetten op het behalen van de doelen voor schoon water.
Waterschapen gaan naar verwachting nog eens miljarden uittrekken voor betere afvalwaterzuivering. Is dat goed besteed geld, ook kijkend naar de lozingen vanuit andere sectoren?
Ik vind dat alle verantwoordelijke partijen moeten kijken wat zij nog meer en beter kunnen doen. Het heeft geen zin om te gaan wijzen naar elkaar. Bij AGV/Waternet willen we voor 2035 op al onze zuiveringen een extra zuiveringstrap hebben. Niet alleen voor nog verdergaande nutriëntenverwijdering, ook met het oog op microverontreinigingen zoals gewasbeschermingsmiddelen en medicijnresten.
Brussel wil de Nederlandse mestplafonds omwille van de waterkwaliteit verlagen. De minister verdeelt de pijn nu over de pluimvee-, de varkens- en de melkveehouderijsector. Onterecht vinden de eerste twee sectoren, want zij dragen nauwelijks bij aan de vermesting van het oppervlaktewater. Is dit een goede aanpak?
Het is aan de minister van LVVN om samen met de landbouwsector effectief beleid te maken. De aansporingen vanuit Brussel zijn klip en klaar. Ons huidige landbouwsysteem zit zo op de grens van wat nog kan, dat je elke keer discussie krijgt. Het zou goed zijn als dit kabinet werk zou maken van een landbouwsysteem dat in balans is met de natuurlijke omstandigheden. Dus bemesten naar behoefte van een gezonde bodem, niet naar plaatsingsruimte. Dat vraagt om duidelijke keuzes. Nu blijven we steeds proberen om net binnen de grenzen van wat mag te opereren. Dat is geen goede basis voor duurzame landbouw. Dat zorgt ook voor frustratie bij agrariërs. Er komt elke keer iets bij en dan is het toch weer niet goed genoeg. Het geeft geen perspectief.
Wat gaat de Unie van Waterschappen doen in de tijd die er nog rest tot december 2027?
Twee dingen. Ten eerste gaan we zorgen dat de waterschappen elkaar onderling scherp houden op de KRW-doelen en van elkaar leren. Waarom lukt het bij de één wel, bij de ander niet? En hoe kunnen we elkaar helpen om meters te blijven maken? Het tweede is een vuist maken voor KRW-proof beleid. Dat moet uiteindelijk het verschil maken.
Artikel in het kort
Het heeft er volgens Sander Mager alle schijn van dat we de KRW-doelen niet gaan halen. De waterschappen hebben allerlei maatregelen in het watersysteem genomen, maar de bronnen van vervuiling zijn onvoldoende aangepakt.
De Uniebestuurder wil geen discussie starten over het verlagen van de KRW-doelen. Het zijn volgens hem realistische doelen die we zelf vast hebben mogen stellen van Brussel.
Waterschappen hadden volgens Mager andere partijen dringender moeten aanspreken op hun verantwoordelijkheden waar het de waterkwaliteit betreft. Dat gebeurt nu wel in toenemende mate.
Er is volgens hem behoefte aan KRW-proof landbouwbeleid, dat de waterkwaliteitsdoelstellingen ondersteunt en boeren perspectief biedt.