Deze publicatie maakt gebruik van cookies

We gebruiken functionele en analytische cookies om onze website te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om gepersonaliseerde advertenties op social media weer te geven. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies.

Meer grip op zorgwekkende stoffen in afvalwater en oppervlaktewater vereist extra geld voor omgevings-diensten

Foto van een bedrijventerrein met bedrijven die lozen op het riool

De samenwerking Waterketen Noorderkwartier - een samenwerkingsverband van 26 gemeenten, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en drinkwaterbedrijf PWN - wil meer inzicht krijgen in afvalwaterlozingen door bedrijven op het riool, de zogenoemde indirecte lozingen. Want met die lozingen komen vaak stoffen mee die schadelijk zijn voor de chemische en ecologische waterkwaliteit. Ze vormen daarmee een gevaar voor het halen van KRW-doelen. Bovendien kunnen ze een goede werking van de zuivering verstoren. Ook STOWA maakt zich zorgen over indirecte lozingen (zie kader).

In mei 2023 startte de samenwerking Waterketen Noorderkwartier met de omgevingsdiensten Noordzeekanaalgebied, IJmond, Noord-Holland Noord, Rijkswaterstaat en de provincie Noord-Holland de pilot ‘Grip op indirecte lozingen’. Medewerkers van de omgevingsdiensten en het hoogheemraadschap bezochten tot februari 2024 in totaal 103 bedrijven uit diverse sectoren, waaronder afvalverwerking, de chemische en voedingsindustrie, olie- en vetverwerking en de medische sector (inclusief ziekenhuizen). Ze namen 77 afvalwatermonsters. Bij 80 procent van de bedrijven troffen ze één of meerdere Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) aan in het afvalwater. Het zijn stoffen die gevaarlijk zijn voor mens en milieu omdat ze bijvoorbeeld de voortplanting belemmeren, kankerverwekkend zijn of zich in de voedselketen ophopen. Deze stoffen kunnen de werking van de rwzi verstoren en daardoor tot hogere operationele kosten leiden. Daarnaast zijn de stoffen schadelijk voor de chemische en ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater.

Gebrek aan normen

Omgevingsdiensten en bedrijven staan voor de taak om Zeer Zorgwekkende Stoffen effectief te monitoren en hun impact te minimaliseren. Dat is niet eenvoudig, weet Robin Bos, beleidsadviseur waterketen bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het begint ermee dat veel bedrijven volgens hem vaak niet eens weten dat ze ZZS lozen. Dat heeft meerdere oorzaken. Zo bevatten sommige producten of grondstoffen ZZS zonder dat dit duidelijk is aangegeven op veiligheidsinformatiebladen en productetiketten. Verder zijn er voor veel van deze stoffen geen landelijke normen. “Bedrijven weten niet altijd dat ze zich mogelijk aan extra regels moeten houden. Hierdoor blijft de lozing van ZZS vaak onopgemerkt”, aldus Bos.

Doel pilot

De pilot had als doel om de kennis over toezicht bij indirecte lozingen te vergroten en de omvang en ernst van schadelijke stoffen zoals ZZS in kaart te brengen. De handhaving op ZZS is echter lastig omdat er voor veel van deze stoffen geen landelijke normen zijn. Bedrijven moeten zich wel inspannen om de lozingen te verminderen, de zogeheten minimalisatieverplichting. Bos adviseert om landelijk meer branchespecifiek monsters te nemen en te analyseren, met als doel de emissie per branche beter inzichtelijk te maken. “Vervolgens moet je het gesprek aangaan. Hoe komen ze nu in het afvalwater terecht? Welke maatregelen kan een bedrijf nemen?” Ze kunnen mogelijk vervangende stoffen gebruiken die minder schadelijk zijn, of het productieproces aanpassen om te voorkomen dat ZZS in het afvalwater terechtkomen. Bos ziet hierbij een rol weggelegd voor brancheorganisaties. Die kunnen hun leden informeren over veiliger en duurzamere alternatieven voor ZZS, of over het reduceren van het gebruik ervan.

Duidelijke lijst

Het ontbreken van landelijke normen maakt het voor omgevingsdiensten lastig om te handhaven, stelt Bos. “Ze willen het liefst een duidelijke lijst hebben met stoffen en grenswaarden die gerelateerd zijn aan de vergunning of landelijke normen. Zo kunnen ze toetsen of bedrijven in overtreding zijn.” Die ontbreken en de lijsten worden regelmatig herzien vanwege nieuw onderzoek naar de schadelijke effecten van chemische stoffen op milieu en gezondheid. Hierdoor worden nieuwe stoffen geïdentificeerd als risicovol, en bestaande stoffen soms herzien.

Toezicht en handhaving

Daar komt bij dat omgevingsdiensten uitvoerende organisaties zijn die financiering ontvangen van gemeenten en provincies. Het aanpakken van indirecte lozingen had de afgelopen jaren volgens Bos een lage prioriteit. “De vervuiling is onzichtbaar en verdwijnt in het riool.” Ook de hoge kosten voor de analyse van de monsters vormen een obstakel: gemiddeld 1500 tot 2000 euro per monster. Waterschappen in gebieden met veel zware industrie, zoals het waterschap Hollandse Delta, legden zich hier echter niet bij neer. Ze gaven aan dat hun zuiveringen onder de lozingen lijden en behielden een groot deel van de toezichthouders om de omgevingsdiensten te ondersteunen. Waterschap Rivierenland becijferde bovendien dat de kosten voor de inzet van extra waterschappers ruimschoots opwegen tegen de schade die ze op rwzi’s voorkomen door lozing van schadelijke stoffen.

Commissie Waterketen

De werkgroep Waterketen en Emissies van de Unie van Waterschappen bracht in september van dit jaar een zogenoemde impactanalyse uit over het weer bij de waterschappen onderbrengen van vergunningverlening, toezicht en handhaving op de indirecte lozingen. Er gaan steeds meer stemmen op dat te doen. Nu zijn de gemeenten nog bevoegd gezag, waarbij de uitvoering meestal door de omgevingsdiensten wordt gedaan. Voor specifieke bedrijven is de provincie of zelfs het Rijk bevoegd gezag. Uit de analyse blijkt dat een derde van de waterschappen momenteel geen goed inzicht heeft in het aantal indirecte lozingen, terwijl een kwart volledig inzicht heeft, en iets minder dan de helft slechts gedeeltelijk. “Al met al volgt uit het rapport dat 5.000 à 7.500 bedrijven, inclusief glastuinbouw en bodemsaneringsbedrijven, het meest relevant zijn voor waterschappen”, aldus Bos die aan het rapport meewerkte.

Vervolgprogramma

Hoe gaat de Waterketen Noorderkwartier nu verder met de pilot? De partijen zijn druk bezig geweest met de omgevingsdiensten om tot een vervolgprogramma te komen. Er is een opzet gemaakt, inclusief een voorstel voor de financiering. “We lopen hierbij tegen de organisatie van de omgevingsdiensten aan”, zegt Bos. Het zijn uitvoeringsorganisaties (gemeenschappelijke regeling) en ze krijgen budget van gemeentes en provincies. Ze hebben uitvoeringsprogramma's en bepalen zelf hoe ze milieutaken uitvoeren. De opdrachtgevers sturen volgens hem echter onvoldoende aan op het aanpakken van indirecte lozingen. “Het onderwerp heeft lange tijd geen aandacht gekregen”, stelt Bos. Hoewel de pilot indirecte lozingen hoger op de bestuurlijke agenda heeft gezet, blijft financiering voor omgevingsdiensten een struikelblok. “Het blijkt in onze regio heel erg lastig om vanuit de samenwerkende partijen via een stuurgroep een opdracht te geven aan de omgevingsdiensten om de indirecte lozingen te controleren. De omgevingsdiensten hebben aangegeven dat ze vanuit de gemeenschappelijke regeling alleen een opdracht van de gemeente kunnen ontvangen. Dat vormt nog wel een uitdaging voor de organisatie van het vervolgprogramma.”

STOWA wil greep krijgen op indirecte lozingen

STOWA en het Waterschapshuis faciliteren al enkele jaren de Community of Practice ‘Afvalwaterprognoses’. De deelnemers doen onderzoek en ontwikkelen hulpmiddelen om prognoses te ondersteunen. Het gaat om gegevens zoals de hoeveelheid water die een rwzi binnenkomt en welke stoffen daarin aanwezig zijn. “We willen de herkomst analyseren en beter begrijpen,” legt Bert Palsma, programmamanager Waterketen bij STOWA, uit. “Met behulp van prognoses voor nieuwbouw en andere maatschappelijke ontwikkelingen kunnen we per zuiveringskring voorspellen welke stoffen in het effluent van een rwzi zitten, en in welke hoeveelheden.”

Volgens Palsma hebben STOWA en het Waterschapshuis, samen met het CBS, al een redelijk goed beeld van het drinkwatergebruik en de toename daarvan, gekoppeld aan huishoudens. Een groot vraagstuk blijft echter de indirecte lozingen. “Hierop hebben we momenteel weinig zicht, laat staan dat we dit goed kunnen meenemen in een prognose.” STOWA wil, samen met andere betrokken partijen, onderzoeken of er andere manieren zijn dan vergunningverlening, toezicht en handhaving om meer grip te krijgen op deze indirecte lozingen.

Een mogelijke aanpak is om analyses van het influent te combineren met CBS-gegevens over bedrijven die bepaalde stoffen gebruiken. Dit kan leiden tot meer inzicht in en categorisering van de aard en hoeveelheden van stoffen in het influent, verwacht Palsma. Wellicht ontstaat er zo een duidelijker beeld van bedrijven of sectoren die extra aandacht van waterschappen nodig hebben. “Een gezamenlijke aanpak lijkt de beste weg. Daarom neemt STOWA hierin het voortouw.”

In juni 2024 organiseerde STOWA een netwerkbijeenkomst over indirecte lozingen, getiteld ‘Inzicht in het onzichtbare in het riool’. Tijdens deze bijeenkomst werden kennis en inzichten gedeeld over de manier waarop waterschappen moeten omgaan met lozingen van bedrijven op het riool. De presentaties van deze dag zijn via deze link te downloaden

Artikel in het kort

  • De pilot ‘Grip op indirecte lozingen’ bracht aan het licht dat veel bedrijven zonder het te weten Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) lozen.

  • ZZS zijn stoffen die schadelijk zijn voor mens en milieu, een optimale werking van rwzi’s kunnen verstoren en een negatief effect hebben op de chemische en ecologische waterkwaliteit.

  • Een gebrek aan landelijke normen, een gebrek aan middelen en te weinig prioriteit maakt het voor omgevingsdiensten, namens gemeenten en provincies bevoegd gezag, lastig om ZZS-lozingen aan te pakken.

  • Er gaan steeds meer stemmen op om vergunningverlening, handhaving en toezicht op indirecte lozingen weer onder te brengen bij de waterschappen (bevoegd gezag).

Meer grip op zorgwekkende stoffen in afvalwater en oppervlaktewater vereist extra geld voor omgevings-diensten

Foto van een bedrijventerrein met bedrijven die lozen op het riool

De samenwerking Waterketen Noorderkwartier - een samenwerkingsverband van 26 gemeenten, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en drinkwaterbedrijf PWN - wil meer inzicht krijgen in afvalwaterlozingen door bedrijven op het riool, de zogenoemde indirecte lozingen. Want met die lozingen komen vaak stoffen mee die schadelijk zijn voor de chemische en ecologische waterkwaliteit. Ze vormen daarmee een gevaar voor het halen van KRW-doelen. Bovendien kunnen ze een goede werking van de zuivering verstoren. Ook STOWA maakt zich zorgen over indirecte lozingen (zie kader).

In mei 2023 startte de samenwerking Waterketen Noorderkwartier met de omgevingsdiensten Noordzeekanaalgebied, IJmond, Noord-Holland Noord, Rijkswaterstaat en de provincie Noord-Holland de pilot ‘Grip op indirecte lozingen’. Medewerkers van de omgevingsdiensten en het hoogheemraadschap bezochten tot februari 2024 in totaal 103 bedrijven uit diverse sectoren, waaronder afvalverwerking, de chemische en voedingsindustrie, olie- en vetverwerking en de medische sector (inclusief ziekenhuizen). Ze namen 77 afvalwatermonsters. Bij 80 procent van de bedrijven troffen ze één of meerdere Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) aan in het afvalwater. Het zijn stoffen die gevaarlijk zijn voor mens en milieu omdat ze bijvoorbeeld de voortplanting belemmeren, kankerverwekkend zijn of zich in de voedselketen ophopen. Deze stoffen kunnen de werking van de rwzi verstoren en daardoor tot hogere operationele kosten leiden. Daarnaast zijn de stoffen schadelijk voor de chemische en ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater.

Gebrek aan normen

Omgevingsdiensten en bedrijven staan voor de taak om Zeer Zorgwekkende Stoffen effectief te monitoren en hun impact te minimaliseren. Dat is niet eenvoudig, weet Robin Bos, beleidsadviseur waterketen bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het begint ermee dat veel bedrijven volgens hem vaak niet eens weten dat ze ZZS lozen. Dat heeft meerdere oorzaken. Zo bevatten sommige producten of grondstoffen ZZS zonder dat dit duidelijk is aangegeven op veiligheidsinformatiebladen en productetiketten. Verder zijn er voor veel van deze stoffen geen landelijke normen. “Bedrijven weten niet altijd dat ze zich mogelijk aan extra regels moeten houden. Hierdoor blijft de lozing van ZZS vaak onopgemerkt”, aldus Bos.

Robin Bos

Beleidsadviseur waterketen Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Doel pilot

De pilot had als doel om de kennis over toezicht bij indirecte lozingen te vergroten en de omvang en ernst van schadelijke stoffen zoals ZZS in kaart te brengen. De handhaving op ZZS is echter lastig omdat er voor veel van deze stoffen geen landelijke normen zijn. Bedrijven moeten zich wel inspannen om de lozingen te verminderen, de zogeheten minimalisatieverplichting. Bos adviseert om landelijk meer branchespecifiek monsters te nemen en te analyseren, met als doel de emissie per branche beter inzichtelijk te maken. “Vervolgens moet je het gesprek aangaan. Hoe komen ze nu in het afvalwater terecht? Welke maatregelen kan een bedrijf nemen?” Ze kunnen mogelijk vervangende stoffen gebruiken die minder schadelijk zijn, of het productieproces aanpassen om te voorkomen dat ZZS in het afvalwater terechtkomen. Bos ziet hierbij een rol weggelegd voor brancheorganisaties. Die kunnen hun leden informeren over veiliger en duurzamere alternatieven voor ZZS, of over het reduceren van het gebruik ervan.

Duidelijke lijst

Het ontbreken van landelijke normen maakt het voor omgevingsdiensten lastig om te handhaven, stelt Bos. “Ze willen het liefst een duidelijke lijst hebben met stoffen en grenswaarden die gerelateerd zijn aan de vergunning of landelijke normen. Zo kunnen ze toetsen of bedrijven in overtreding zijn.” Die ontbreken en de lijsten worden regelmatig herzien vanwege nieuw onderzoek naar de schadelijke effecten van chemische stoffen op milieu en gezondheid. Hierdoor worden nieuwe stoffen geïdentificeerd als risicovol, en bestaande stoffen soms herzien.

Toezicht en handhaving

Daar komt bij dat omgevingsdiensten uitvoerende organisaties zijn die financiering ontvangen van gemeenten en provincies. Het aanpakken van indirecte lozingen had de afgelopen jaren volgens Bos een lage prioriteit. “De vervuiling is onzichtbaar en verdwijnt in het riool.” Ook de hoge kosten voor de analyse van de monsters vormen een obstakel: gemiddeld 1500 tot 2000 euro per monster. Waterschappen in gebieden met veel zware industrie, zoals het waterschap Hollandse Delta, legden zich hier echter niet bij neer. Ze gaven aan dat hun zuiveringen onder de lozingen lijden en behielden een groot deel van de toezichthouders om de omgevingsdiensten te ondersteunen. Waterschap Rivierenland becijferde bovendien dat de kosten voor de inzet van extra waterschappers ruimschoots opwegen tegen de schade die ze op rwzi’s voorkomen door lozing van schadelijke stoffen.

Commissie Waterketen

De werkgroep Waterketen en Emissies van de Unie van Waterschappen bracht in september van dit jaar een zogenoemde impactanalyse uit over het weer bij de waterschappen onderbrengen van vergunningverlening, toezicht en handhaving op de indirecte lozingen. Er gaan steeds meer stemmen op dat te doen. Nu zijn de gemeenten nog bevoegd gezag, waarbij de uitvoering meestal door de omgevingsdiensten wordt gedaan. Voor specifieke bedrijven is de provincie of zelfs het Rijk bevoegd gezag. Uit de analyse blijkt dat een derde van de waterschappen momenteel geen goed inzicht heeft in het aantal indirecte lozingen, terwijl een kwart volledig inzicht heeft, en iets minder dan de helft slechts gedeeltelijk. “Al met al volgt uit het rapport dat 5.000 à 7.500 bedrijven, inclusief glastuinbouw en bodemsaneringsbedrijven, het meest relevant zijn voor waterschappen”, aldus Bos die aan het rapport meewerkte.

Vervolgprogramma

Hoe gaat de Waterketen Noorderkwartier nu verder met de pilot? De partijen zijn druk bezig geweest met de omgevingsdiensten om tot een vervolgprogramma te komen. Er is een opzet gemaakt, inclusief een voorstel voor de financiering. “We lopen hierbij tegen de organisatie van de omgevingsdiensten aan”, zegt Bos. Het zijn uitvoeringsorganisaties (gemeenschappelijke regeling) en ze krijgen budget van gemeentes en provincies. Ze hebben uitvoeringsprogramma's en bepalen zelf hoe ze milieutaken uitvoeren. De opdrachtgevers sturen volgens hem echter onvoldoende aan op het aanpakken van indirecte lozingen. “Het onderwerp heeft lange tijd geen aandacht gekregen”, stelt Bos. Hoewel de pilot indirecte lozingen hoger op de bestuurlijke agenda heeft gezet, blijft financiering voor omgevingsdiensten een struikelblok. “Het blijkt in onze regio heel erg lastig om vanuit de samenwerkende partijen via een stuurgroep een opdracht te geven aan de omgevingsdiensten om de indirecte lozingen te controleren. De omgevingsdiensten hebben aangegeven dat ze vanuit de gemeenschappelijke regeling alleen een opdracht van de gemeente kunnen ontvangen. Dat vormt nog wel een uitdaging voor de organisatie van het vervolgprogramma.”

STOWA wil greep krijgen op indirecte lozingen

STOWA en het Waterschapshuis faciliteren al enkele jaren de Community of Practice ‘Afvalwaterprognoses’. De deelnemers doen onderzoek en ontwikkelen hulpmiddelen om prognoses te ondersteunen. Het gaat om gegevens zoals de hoeveelheid water die een rwzi binnenkomt en welke stoffen daarin aanwezig zijn. “We willen de herkomst analyseren en beter begrijpen,” legt Bert Palsma, programmamanager Waterketen bij STOWA, uit. “Met behulp van prognoses voor nieuwbouw en andere maatschappelijke ontwikkelingen kunnen we per zuiveringskring voorspellen welke stoffen in het effluent van een rwzi zitten, en in welke hoeveelheden.”

Volgens Palsma hebben STOWA en het Waterschapshuis, samen met het CBS, al een redelijk goed beeld van het drinkwatergebruik en de toename daarvan, gekoppeld aan huishoudens. Een groot vraagstuk blijft echter de indirecte lozingen. “Hierop hebben we momenteel weinig zicht, laat staan dat we dit goed kunnen meenemen in een prognose.” STOWA wil, samen met andere betrokken partijen, onderzoeken of er andere manieren zijn dan vergunningverlening, toezicht en handhaving om meer grip te krijgen op deze indirecte lozingen.

Een mogelijke aanpak is om analyses van het influent te combineren met CBS-gegevens over bedrijven die bepaalde stoffen gebruiken. Dit kan leiden tot meer inzicht in en categorisering van de aard en hoeveelheden van stoffen in het influent, verwacht Palsma. Wellicht ontstaat er zo een duidelijker beeld van bedrijven of sectoren die extra aandacht van waterschappen nodig hebben. “Een gezamenlijke aanpak lijkt de beste weg. Daarom neemt STOWA hierin het voortouw.”

In juni 2024 organiseerde STOWA een netwerkbijeenkomst over indirecte lozingen, getiteld ‘Inzicht in het onzichtbare in het riool’. Tijdens deze bijeenkomst werden kennis en inzichten gedeeld over de manier waarop waterschappen moeten omgaan met lozingen van bedrijven op het riool. De presentaties van deze dag zijn via deze link te downloaden

Artikel in het kort

  • De pilot ‘Grip op indirecte lozingen’ bracht aan het licht dat veel bedrijven zonder het te weten Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) lozen.

  • ZZS zijn stoffen die schadelijk zijn voor mens en milieu, een optimale werking van rwzi’s kunnen verstoren en een negatief effect hebben op de chemische en ecologische waterkwaliteit.

  • Een gebrek aan landelijke normen, een gebrek aan middelen en te weinig prioriteit maakt het voor omgevingsdiensten, namens gemeenten en provincies bevoegd gezag, lastig om ZZS-lozingen aan te pakken.

  • Er gaan steeds meer stemmen op om vergunningverlening, handhaving en toezicht op indirecte lozingen weer onder te brengen bij de waterschappen (bevoegd gezag).

STOWA Publicaties

Hier vindt u de digitale uitgaven van STOWA waaronder het digitale magazine Ter Info.
Volledig scherm