Deze publicatie maakt gebruik van cookies

We gebruiken functionele en analytische cookies om onze website te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om gepersonaliseerde advertenties op social media weer te geven. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies.

Veel rwzi’s moeten voor KRW beter gaan zuiveren, maar hoeveel beter is de vraag

Foto van twee flesjes water op de rand van een zuiveringsbasin van een rwzi

Overschrijdt oppervlaktewater de nutriëntennormen van de KRW dan zijn er extra maatregelen nodig, nog voor eind 2027. Voor elke rwzi moet daarom worden vastgesteld of die niet te veel nutriënten loost op het ontvangende oppervlaktewater. “We weten al een hele tijd dat we dat moeten toetsen, de grote vraag was echter hoe je dat doet”, stelt Coert Petri van Waterschap Vallei en Veluwe, voorzitter van de Community of Practice (CoP) Effluentkwaliteit van STOWA. Twee STOWA-projecten helpen de impasse te doorbreken.

Het effluent van Nederlandse rioolwaterzuiveringen droeg in 2021 naar schatting zo’n twintig procent bij aan de totale stikstofbelasting op oppervlaktewater, en ongeveer 30 procent aan de totale fosforbelasting. Of een bepaalde rwzi minder of meer stikstof en fosfor op het oppervlaktewater loost dan de KRW voorschrijft, is een complexe rekensom. “Wanneer je niet zelf met deze materie bezig bent, is het moeilijk om te begrijpen hoe ingewikkeld die vraag is”, stelt Petri, senior beleidsadviseur bij Waterschap Vallei en Veluwe. “Alle waterschappen worstelden lang met de onduidelijkheden daarover. Dat leidde tot veel discussies, terwijl er concreet maar weinig van de grond kwam. Maar we kunnen niet naar elkaar blijven kijken, we moeten doen wat de wet vereist.”

Om dat te bereiken werd vorig jaar de STOWA CoP Effluentkwaliteit opgericht. Ecologen, vergunningsexperts, juristen en technologen komen nu elk kwartaal samen om op landelijk niveau onduidelijkheden en obstakels op dit gebied uit de weg te ruimen. Petri, voorzitter van de CoP: “De CoP is er gekomen om impasses te doorbreken. Wat zijn nu precies de doelen die we moeten halen? En welke technieken kunnen we daarvoor inzetten?” Daarvoor zijn alle spelers bij elkaar gezet. Niet alleen van de waterschappen, maar ook van de Unie van Waterschappen en Rijkswaterstaat.

Complexe puzzel

Onder de paraplu van de CoP zijn onlangs twee STOWA-onderzoeken afgerond die voor meer duidelijkheid moeten zorgen (zie ook elders in dit magazine). Het gaat om te beginnen om een juridische analyse van de methodieken om de KRW-effluenteisen af te leiden. Dit onderzoek werd uitgevoerd door adviesbureau Witteveen+Bos en FLO legal. De onderzoekers turfden bij 21 waterschappen, maar liefst 19 verschillende methodieken om effluenteisen af te leiden op basis van de KRW-richtlijnen. Dat lijkt vreemd, maar zegt Petri: “Het is ook niet verwonderlijk”. “Wanneer je effluent naar stilstaand boezemwater stroomt, is dat een heel andere situatie dan naar een zanderige beek.” Peter van der Werf, adviseur vergunningverlening bij Waterschap Drents Overijsselse Delta: “Het afleiden van de eisen is echt een heel complex vraagstuk met veel puzzelstukjes. Je moet rekening houden met het ontvangende watersysteem, maar bijvoorbeeld ook met lopende of geplande KRW-verbeteringsmaatregelen daarin. Dat kunnen eigen plannen zijn, maar ook die van buurwaterschappen.”

Half september werden de bevindingen gepresenteerd, inclusief een adviesmethodiek. Dat trok maar liefst 250 man publiek. In de nieuwe methodiek staat een stroomschema centraal dat de gebruiker door een immissietoets heen loodst. Eenvoudig gezegd komt die toets neer op het beantwoorden van de vraag: hoeveel stikstof en fosfaat uit een rwzi mag er nog bij in een watersysteem voordat de normen worden overschreden? Dat gebeurt in verschillende loops die rekening houden met het watersysteem en geplande maatregelen. “Het is een methode die juridisch ook standhoudt”, benadrukt Petri.

Nu er meer helderheid is over hoe effluenteisen moeten worden bepaald, wil Petri graag doorpakken. “In 2027 moeten we voor de rechter kunnen laten zien wat we hebben gedaan. We moeten met een goed onderbouwd plan komen voor renovaties van rwzi’s die niet aan de richtlijn voldoen. Er is al veel werk verzet, nu moeten we druk op de ketel houden en doorgaan.”

Petri’s streven is om voor het eind van het jaar ook meer duidelijkheid te scheppen over de vraag welke reductietechnologieën voor nutriënten het stempel ‘Best Beschikbare Technologie’ (BBT) moeten krijgen. “Daar hamer ik nu stevig op als voorzitter. Dan staat alles in de startblokken om te bepalen op welke rwzi’s welke maatregelen nodig zijn en kunnen er investeringsplannen worden gemaakt.” Voor die maatregelen kunnen de waterschappen een beroep doen op het overzicht dat ingenieursbureau RHDHV liet maken van alle beschikbare technologieën om nutriënten in rwzi-effluent te verminderen, het tweede onderzoek dat STOWA in dit verband liet uitvoeren.

Alle rwzi’s toetsen

Van der Werf: “Het juridische deel van het rapport maakt een einde aan een belangrijke discussie, namelijk of er voor rwzi’s een immissietoets moet worden gedaan. Het antwoord luidt ‘ja’. Maar er zit nog steeds de nodige ruimte in het ‘hoe’ en ‘wanneer’ van de afleiding van effluenteisen, daar worstelt iedereen mee. De volgende stap is een concrete handleiding bij het stroomschema zodat iedereen dezelfde aanpak hanteert, en op identieke wijze KRW-dossiers opbouwt. Daar is een groep ook mee aan de slag.” Voor alle waterschappen, inclusief ‘zijn’ waterschap Drents Overijsselse Delta, is de volgende stap om voor elke rwzi een plan te maken dat zorgt dat de lozing binnen de KRW-kaders valt, aldus Van der Werf. “Uit de immissietoets zal waarschijnlijk een aantal keer rollen dat een rwzi niet voldoet. Dan moet bekeken worden welke maatregelen nodig zijn.” Maar ook daarbij spelen nog een aantal belangrijke vragen, aldus Van der Werf. “Wat is kosteneffectief en mag je redelijkerwijs vragen van een zuiveringsbeheerder? En is er in de afweging ook ruimte voor andere oplossingen?” Ook daar is meer ervaring en duidelijkheid over nodig om vol aan de slag te kunnen, zegt Van der Werf. “Mooi is dat we dit nu ook gezamenlijk oppakken in een vervolgtraject.”

Extra maatregelen

De verwachting die uit het STOWA-onderzoek naar de afleiding van effluenteneisen oprijst, is dat er op veel rwzi’s extra nutriëntreducerende maatregelen nodig zijn om in lijn te komen met de KRW-normen voor nutriënten in de ontvangende oppervlaktewateren. Petri ziet een grof onderscheid tussen Zuidoost- en Noordwest-Nederland. “In het zuiden en oosten lozen rwzi’s vaker op kleine stromende beken waardoor het effluent meer invloed heeft op de waterkwaliteit en de effluenteisen relatief strenger zijn. Bovendien hebben zandgronden meer last van verdroging. In het noorden en westen heb je de polderwaterschappen waar een rioolwaterzuiveringsinstallatie vaker op grote rivieren of op boezemvaarten loost. Daar zal het waarschijnlijk minder botsen. Maar het water staat daar ook weer vaker stil, wat het berekenen van eisen ingewikkelder maakt.”

Miljarden

Petri wil zoals gezegd doorpakken, maar benadrukt ook dat het proces goed doordacht moet verlopen. “Voor mijn waterschap Vallei en Veluwe gaat het waarschijnlijk om meer dan vijfhonderd miljoen aan investeringen. Totaal in Nederland om naar schatting tussen de tien en twintig miljard. Dat zijn bedragen waarbij je uiteraard zeker wilt weten dat de aanpak juist is.” Bovendien geldt de KRW niet alleen voor nutriënten in effluent, maar ook voor allerlei andere stoffen zoals medicijnen, PFAS of microplastics. Ook die moeten worden getoetst en worden meegenomen in alle plannen voor aanpassingen aan rwzi’s. “Dat maakt het nog ingewikkelder”, zegt hij. Maar Petri ziet toch vooral de voortgang. “We hebben samen zaken in beweging gezet. Je kunt dit niet als eenling binnen een waterschap voor elkaar knokken. Het voelt daarom heel goed om samen binnen STOWA aan oplossingen te werken.”

Artikel in het kort

  • Menig rwzi zal extra moeten gaan zuiveren om aan de KRW-nutriëntnormen van het ontvangende oppervlaktewater te voldoen.

  • Waterschappen ontwikkelen samen een methodiek om te bepalen of, en zo ja, welke maatregelen nodig zijn.

  • Een adviesmethode om effluenteisen te bepalen is klaar, net als een overzicht van aanvullende zuiveringstechnologieën.

Veel rwzi’s moeten voor KRW beter gaan zuiveren, maar hoeveel beter is de vraag

Foto van twee flesjes water op de rand van een zuiveringsbasin van een rwzi

Overschrijdt oppervlaktewater de nutriëntennormen van de KRW dan zijn er extra maatregelen nodig, nog voor eind 2027. Voor elke rwzi moet daarom worden vastgesteld of die niet te veel nutriënten loost op het ontvangende oppervlaktewater. “We weten al een hele tijd dat we dat moeten toetsen, de grote vraag was echter hoe je dat doet”, stelt Coert Petri van Waterschap Vallei en Veluwe, voorzitter van de Community of Practice (CoP) Effluentkwaliteit van STOWA. Twee STOWA-projecten helpen de impasse te doorbreken.

Het effluent van Nederlandse rioolwaterzuiveringen droeg in 2021 naar schatting zo’n twintig procent bij aan de totale stikstofbelasting op oppervlaktewater, en ongeveer 30 procent aan de totale fosforbelasting. Of een bepaalde rwzi minder of meer stikstof en fosfor op het oppervlaktewater loost dan de KRW voorschrijft, is een complexe rekensom. “Wanneer je niet zelf met deze materie bezig bent, is het moeilijk om te begrijpen hoe ingewikkeld die vraag is”, stelt Petri, senior beleidsadviseur bij Waterschap Vallei en Veluwe. “Alle waterschappen worstelden lang met de onduidelijkheden daarover. Dat leidde tot veel discussies, terwijl er concreet maar weinig van de grond kwam. Maar we kunnen niet naar elkaar blijven kijken, we moeten doen wat de wet vereist.”

Om dat te bereiken werd vorig jaar de STOWA CoP Effluentkwaliteit opgericht. Ecologen, vergunningsexperts, juristen en technologen komen nu elk kwartaal samen om op landelijk niveau onduidelijkheden en obstakels op dit gebied uit de weg te ruimen. Petri, voorzitter van de CoP: “De CoP is er gekomen om impasses te doorbreken. Wat zijn nu precies de doelen die we moeten halen? En welke technieken kunnen we daarvoor inzetten?” Daarvoor zijn alle spelers bij elkaar gezet. Niet alleen van de waterschappen, maar ook van de Unie van Waterschappen en Rijkswaterstaat.

Complexe puzzel

Onder de paraplu van de CoP zijn onlangs twee STOWA-onderzoeken afgerond die voor meer duidelijkheid moeten zorgen (zie ook elders in dit magazine). Het gaat om te beginnen om een juridische analyse van de methodieken om de KRW-effluenteisen af te leiden. Dit onderzoek werd uitgevoerd door adviesbureau Witteveen+Bos en FLO legal. De onderzoekers turfden bij 21 waterschappen, maar liefst 19 verschillende methodieken om effluenteisen af te leiden op basis van de KRW-richtlijnen. Dat lijkt vreemd, maar zegt Petri: “Het is ook niet verwonderlijk”. “Wanneer je effluent naar stilstaand boezemwater stroomt, is dat een heel andere situatie dan naar een zanderige beek.” Peter van der Werf, adviseur vergunningverlening bij Waterschap Drents Overijsselse Delta: “Het afleiden van de eisen is echt een heel complex vraagstuk met veel puzzelstukjes. Je moet rekening houden met het ontvangende watersysteem, maar bijvoorbeeld ook met lopende of geplande KRW-verbeteringsmaatregelen daarin. Dat kunnen eigen plannen zijn, maar ook die van buurwaterschappen.”

Half september werden de bevindingen gepresenteerd, inclusief een adviesmethodiek. Dat trok maar liefst 250 man publiek. In de nieuwe methodiek staat een stroomschema centraal dat de gebruiker door een immissietoets heen loodst. Eenvoudig gezegd komt die toets neer op het beantwoorden van de vraag: hoeveel stikstof en fosfaat uit een rwzi mag er nog bij in een watersysteem voordat de normen worden overschreden? Dat gebeurt in verschillende loops die rekening houden met het watersysteem en geplande maatregelen. “Het is een methode die juridisch ook standhoudt”, benadrukt Petri.

Nu er meer helderheid is over hoe effluenteisen moeten worden bepaald, wil Petri graag doorpakken. “In 2027 moeten we voor de rechter kunnen laten zien wat we hebben gedaan. We moeten met een goed onderbouwd plan komen voor renovaties van rwzi’s die niet aan de richtlijn voldoen. Er is al veel werk verzet, nu moeten we druk op de ketel houden en doorgaan.”

Petri’s streven is om voor het eind van het jaar ook meer duidelijkheid te scheppen over de vraag welke reductietechnologieën voor nutriënten het stempel ‘Best Beschikbare Technologie’ (BBT) moeten krijgen. “Daar hamer ik nu stevig op als voorzitter. Dan staat alles in de startblokken om te bepalen op welke rwzi’s welke maatregelen nodig zijn en kunnen er investeringsplannen worden gemaakt.” Voor die maatregelen kunnen de waterschappen een beroep doen op het overzicht dat ingenieursbureau RHDHV liet maken van alle beschikbare technologieën om nutriënten in rwzi-effluent te verminderen, het tweede onderzoek dat STOWA in dit verband liet uitvoeren.

Alle rwzi’s toetsen

Van der Werf: “Het juridische deel van het rapport maakt een einde aan een belangrijke discussie, namelijk of er voor rwzi’s een immissietoets moet worden gedaan. Het antwoord luidt ‘ja’. Maar er zit nog steeds de nodige ruimte in het ‘hoe’ en ‘wanneer’ van de afleiding van effluenteisen, daar worstelt iedereen mee. De volgende stap is een concrete handleiding bij het stroomschema zodat iedereen dezelfde aanpak hanteert, en op identieke wijze KRW-dossiers opbouwt. Daar is een groep ook mee aan de slag.” Voor alle waterschappen, inclusief ‘zijn’ waterschap Drents Overijsselse Delta, is de volgende stap om voor elke rwzi een plan te maken dat zorgt dat de lozing binnen de KRW-kaders valt, aldus Van der Werf. “Uit de immissietoets zal waarschijnlijk een aantal keer rollen dat een rwzi niet voldoet. Dan moet bekeken worden welke maatregelen nodig zijn.” Maar ook daarbij spelen nog een aantal belangrijke vragen, aldus Van der Werf. “Wat is kosteneffectief en mag je redelijkerwijs vragen van een zuiveringsbeheerder? En is er in de afweging ook ruimte voor andere oplossingen?” Ook daar is meer ervaring en duidelijkheid over nodig om vol aan de slag te kunnen, zegt Van der Werf. “Mooi is dat we dit nu ook gezamenlijk oppakken in een vervolgtraject.”

Extra maatregelen

De verwachting die uit het STOWA-onderzoek naar de afleiding van effluenteneisen oprijst, is dat er op veel rwzi’s extra nutriëntreducerende maatregelen nodig zijn om in lijn te komen met de KRW-normen voor nutriënten in de ontvangende oppervlaktewateren. Petri ziet een grof onderscheid tussen Zuidoost- en Noordwest-Nederland. “In het zuiden en oosten lozen rwzi’s vaker op kleine stromende beken waardoor het effluent meer invloed heeft op de waterkwaliteit en de effluenteisen relatief strenger zijn. Bovendien hebben zandgronden meer last van verdroging. In het noorden en westen heb je de polderwaterschappen waar een rioolwaterzuiveringsinstallatie vaker op grote rivieren of op boezemvaarten loost. Daar zal het waarschijnlijk minder botsen. Maar het water staat daar ook weer vaker stil, wat het berekenen van eisen ingewikkelder maakt.”

Miljarden

Petri wil zoals gezegd doorpakken, maar benadrukt ook dat het proces goed doordacht moet verlopen. “Voor mijn waterschap Vallei en Veluwe gaat het waarschijnlijk om meer dan vijfhonderd miljoen aan investeringen. Totaal in Nederland om naar schatting tussen de tien en twintig miljard. Dat zijn bedragen waarbij je uiteraard zeker wilt weten dat de aanpak juist is.” Bovendien geldt de KRW niet alleen voor nutriënten in effluent, maar ook voor allerlei andere stoffen zoals medicijnen, PFAS of microplastics. Ook die moeten worden getoetst en worden meegenomen in alle plannen voor aanpassingen aan rwzi’s. “Dat maakt het nog ingewikkelder”, zegt hij. Maar Petri ziet toch vooral de voortgang. “We hebben samen zaken in beweging gezet. Je kunt dit niet als eenling binnen een waterschap voor elkaar knokken. Het voelt daarom heel goed om samen binnen STOWA aan oplossingen te werken.”

Artikel in het kort

  • Menig rwzi zal extra moeten gaan zuiveren om aan de KRW-nutriëntnormen van het ontvangende oppervlaktewater te voldoen.

  • Waterschappen ontwikkelen samen een methodiek om te bepalen of, en zo ja, welke maatregelen nodig zijn.

  • Een adviesmethode om effluenteisen te bepalen is klaar, net als een overzicht van aanvullende zuiveringstechnologieën.

STOWA Publicaties

Hier vindt u de digitale uitgaven van STOWA waaronder het digitale magazine Ter Info.
Volledig scherm