Dilemma:
wel of geen gebiedsvreemd water inlaten bij verdrogende natuur?

Bij aanhoudende droogte staan water- en terreinbeheerders vaak voor de keuze: accepteer ik droogte in een natuurgebied, of laat ik water in van een andere, veelal mindere kwaliteit? STOWA heeft een afwegingskader laten ontwikkelen dat helpt bij het maken van die keuze. In vijf werksessies in het land konden water- en terreinbeheerders zelf met het instrument aan de slag.
Artikel in het kort
Het klimaat verandert. Dat gaat onder meer gepaard met toenemende perioden van aanhoudende droogte. Water- en terreinbeheerders staan in zo’n geval voor een duivels dilemma: laat je een beek, ven, vochtige duinvallei of nat schraalland verdrogen, bij gebrek aan water? Of vul je het nog aanwezige water aan met water waarvan je vaak niet precies weet wat de kwaliteit is? “Er kunnen bijvoorbeeld hoge nutriëntenconcentraties in het aanvoerwater zitten, of de zuurgraad verschilt”, zegt Rosanne Reitsema van Witteveen+Bos. Reitsema werkte, samen met collega Remco van Ek, voor STOWA aan de ontwikkeling van het afwegingskader. Dat heeft de vorm van een Exceltool.
Het ontwikkelen zelf was volgens Reitsema een flinke zoektocht. “We wilden een kader maken dat toepasbaar moest zijn op zo veel mogelijk aquatische ecosystemen en natuurgebieden in Nederland die afhankelijk zijn van water. Maar overal is de problematiek net een beetje anders. Uiteindelijk hebben we een handvat gemaakt dat je helpt om de afweging zelf goed te kunnen maken. Er komt dus geen kant-en-klaar antwoord uit het afwegingskader. Wel een overzicht van de voors en tegens van het inlaten van gebiedsvreemd water.”
Drie vragen
De basis van het kader wordt gevormd door een lijst met 21 natte ecosystemen en waterafhankelijke natuurgebieden. Denk aan een aantal stromende, semi-stilstaande en stilstaande wateren, bijvoorbeeld sloten en kanalen, plassen en poelen. Maar ook een aantal meer terrestrische gebieden, zoals hoogveen, vochtige heide of duinvalleien en natte schraallanden. Reitsema: “De eerste vraag is simpel: om welk watersysteem/natuurgebied gaat het, en wat zijn de belangrijkste kenmerken ervan? De tweede vraag, die je per gekozen type op een apart tabblad beantwoordt, is: zijn er belangrijke redenen om water in te laten voor het ecosysteem, of anderszins? Voor een hooglandbeek kan dat bijvoorbeeld de aanwezigheid zijn van kwetsbare, stromingsminnende soorten die bij droogval dreigen te verdwijnen. Voor een natte duinvallei bijvoorbeeld de aanwezigheid van parnassia of groenknolorchis, of andere zeldzame waterafhankelijke planten. De derde en laatste vraag draait het om: zijn er belangrijke redenen (voor het ecosysteem) om toch geen water in te laten? Daarbij kijk je vooral naar de specifieke kwaliteit van het in te laten water, met parameters als nutriëntengehalte, hardheid en chloridegehalte. Daarbij wordt de kwaliteit van het in te laten water getoetst aan zowel de kenmerken van het gebiedseigen water (als die bekend zijn), als aan een vooraf opgegeven grenswaarde. Boven deze grenswaarde, die uit de literatuur komt, geeft de tool aan dat er een aandachtspunt is bij het inlaten. Daarnaast kunnen er andere redenen zijn om niet in te laten, bijvoorbeeld het risico dat er met het inlaatwater exoten meekomen.”
Drempel
Het afwegingskader is de afgelopen maanden geïntroduceerd met een webinar. Daarna waren er her en der in het land werksessies waar een veertigtal water- en terreinbeheerders onder deskundige begeleiding zelf met het instrument aan de slag gingen. Een goede zet, aldus Reitsema: “Als je zo’n instrument ontwikkelt, is het nog maar de vraag in hoeverre mensen het echt gaan gebruiken. Daarvoor zijn werksessies erg nuttig. Mensen zijn sneller geneigd het instrument te gaan gebruiken als ze het al kennen uit zo’n sessie. We hoorden van veel deelnemers dat ze de Exceltool al eens hadden geopend, maar dachten: oei, ik moet wel veel invullen. Daar worden ze een beetje door afgeschrikt. Maar toen ze er onder begeleiding mee gingen werken zeiden ze: oh, maar dat valt eigenlijk best wel mee als je er één keer doorheen bent gegaan. De werksessies hebben een belangrijke drempel weggehaald om met het kader te gaan werken.”
Hydroloog bij Natuurmonumenten Wiebe Borren was aanwezig bij een van de werksessies: “Met het afwegingskader wordt theoretische kennis omgezet in een praktisch instrument. Dat is een goede zaak. Maar uiteindelijk moet het kader in de praktijk natuurlijk echt zijn nut gaan bewijzen. Wie weet, gebeurt dat met het droge voorjaar sneller dan gedacht.” Volgens Borren is het instrument voor Natuurmonumenten vooral nuttig in niet-peilbeheerste natuurgebieden, zoals natuur in beekdalen. Hier wordt niet standaard water ingelaten. “De natuur is daar vaak erg afhankelijk van een goede waterkwaliteit, dus alleen bij aanhoudende droogte moet je die afweging gaan maken. In peilbeheerste natuurgebieden, die vooral in laag Nederland liggen, laat het waterschap bijna jaarrond al water in. Onder meer om veenoxidatie en bodemdaling tegen te gaan. Vaak volgens een vast protocol, of praktijkafspraken. Hier speelt het afwegingskader met deze tool dus niet of nauwelijks.”
Verbeterde versie
Tijdens de werksessies zagen de ontwikkelaars direct waar gebruikers tegen aanliepen, aldus Rosanne Reitsema: “Op basis van die feedback hebben we inmiddels een verbeterde versie van de tool gemaakt. Het werd ook duidelijk dat afzonderlijke partijen vaak zelf niet alle informatie hebben die nodig is voor het invullen. Het waterschap heeft dan wel informatie over de waterkwaliteit, maar weet niet precies welke kwetsbare soorten er in een natuurgebied voorkomen. Voor de terreinbeheerder is het precies andersom. Ons advies is: ga samen met het afwegingskader oefenen, en begin het afwegingskader al te vullen voordat het echt droog is. Dan heb je nog voldoende tijd eventueel ontbrekende informatie boven tafel te krijgen.”
Werksessies
Hugo Beekelaar, adviseur ecologie bij Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, was lid van de begeleidingscommissie van het ontwikkeltraject. Hij nam net als Borren deel aan een van de werksessies. Het is volgens hem van groot belang – ook met het oog op de toekomst – goede afwegingen te maken rond het inlaten van gebiedsvreemd water. Niet alleen in tijden van droogte. Het afwegingskader helpt daarbij. “Waterschappen en terreinbeherende organisaties hebben elkaars gegevens nodig om het afwegingskader goed in te vullen. Dus het was goed dat tijdens de werksessies met elkaar te doen. En je moet ermee aan de slag gaan, als het nog niet knelt. Dan heb je de tijd en kun je het kader er eenvoudig bij pakken als het echt nodig wordt.”
Volgens Beekelaar helpt het kader zijn waterschap ook zelf bewuster om te gaan met het inlaten van water, en hoe het daarop wil sturen. Beekelaar en zijn collega’s hebben naar aanleiding van het uitkomen van het afwegingskader de terreinbeheerders in het oosten van het beheergebied uitgenodigd, waar droogteproblemen snel spelen. Dit om te komen praten over het inlaten van gebiedsvreemd water. “In hoeverre speelt dit in hun gebieden? En kunnen we daar aan de hand van het afwegingskader iets mee doen? De contacten zijn al een beetje gelegd tijdens de werksessies. Dat was ook een mooie bijvangst van deze sessies, die los daarvan erg nuttig waren. Want al oefenend met elkaar kom je dingen tegen en duiken er vragen op.”
Volgens Beekelaar bewijst het afwegingskader vooral zijn nut als er wat betreft water nog iets te kiezen valt. “Maar er komt een moment dat het zo droog wordt, dat in een natuurgebied onomkeerbare schade optreedt als je geen water inlaat, wat de kwaliteit ook is. Dan heb je weinig meer te kiezen.”
Artikel in het kort
STOWA heeft een afwegingskader laten ontwikkelen dat water- en terreinbeheerders helpt te bepalen of ze bij droogte al dan niet gebiedsvreemd water in moeten laten in een natuurgebied.
Mogelijke gebruikers gingen de afgelopen maanden in vijf werksessies met het afwegingskader aan de slag. Daaruit kwamen enkele verbeterpunten naar voren, die zijn verwerkt in een nieuwe versie.
Voor het goed invullen van het afwegingskader hebben water- en terreinbeheerders elkaar (i.c. elkaars informatie) nodig.
Het is belangrijk al ‘in de koude fase’ aan de slag te gaan met het afwegingskader, en niet te wachten tot het droog is.
Nooit meer iets missen? Meld je dan aan voor de notificatie van ons digitale magazine via www.stowa.nl/aanmeldenmagazine
Dilemma:
wel of geen gebiedsvreemd water inlaten bij verdrogende natuur?

Bij aanhoudende droogte staan water- en terreinbeheerders vaak voor de keuze: accepteer ik droogte in een natuurgebied, of laat ik water in van een andere, veelal mindere kwaliteit? STOWA heeft een afwegingskader laten ontwikkelen dat helpt bij het maken van die keuze. In vijf werksessies in het land konden water- en terreinbeheerders zelf met het instrument aan de slag.
Artikel in het kort
Het klimaat verandert. Dat gaat onder meer gepaard met toenemende perioden van aanhoudende droogte. Water- en terreinbeheerders staan in zo’n geval voor een duivels dilemma: laat je een beek, ven, vochtige duinvallei of nat schraalland verdrogen, bij gebrek aan water? Of vul je het nog aanwezige water aan met water waarvan je vaak niet precies weet wat de kwaliteit is? “Er kunnen bijvoorbeeld hoge nutriëntenconcentraties in het aanvoerwater zitten, of de zuurgraad verschilt”, zegt Rosanne Reitsema van Witteveen+Bos. Reitsema werkte, samen met collega Remco van Ek, voor STOWA aan de ontwikkeling van het afwegingskader. Dat heeft de vorm van een Exceltool.
Het ontwikkelen zelf was volgens Reitsema een flinke zoektocht. “We wilden een kader maken dat toepasbaar moest zijn op zo veel mogelijk aquatische ecosystemen en natuurgebieden in Nederland die afhankelijk zijn van water. Maar overal is de problematiek net een beetje anders. Uiteindelijk hebben we een handvat gemaakt dat je helpt om de afweging zelf goed te kunnen maken. Er komt dus geen kant-en-klaar antwoord uit het afwegingskader. Wel een overzicht van de voors en tegens van het inlaten van gebiedsvreemd water.”
Drie vragen
De basis van het kader wordt gevormd door een lijst met 21 natte ecosystemen en waterafhankelijke natuurgebieden. Denk aan een aantal stromende, semi-stilstaande en stilstaande wateren, bijvoorbeeld sloten en kanalen, plassen en poelen. Maar ook een aantal meer terrestrische gebieden, zoals hoogveen, vochtige heide of duinvalleien en natte schraallanden. Reitsema: “De eerste vraag is simpel: om welk watersysteem/natuurgebied gaat het, en wat zijn de belangrijkste kenmerken ervan? De tweede vraag, die je per gekozen type op een apart tabblad beantwoordt, is: zijn er belangrijke redenen om water in te laten voor het ecosysteem, of anderszins? Voor een hooglandbeek kan dat bijvoorbeeld de aanwezigheid zijn van kwetsbare, stromingsminnende soorten die bij droogval dreigen te verdwijnen. Voor een natte duinvallei bijvoorbeeld de aanwezigheid van parnassia of groenknolorchis, of andere zeldzame waterafhankelijke planten. De derde en laatste vraag draait het om: zijn er belangrijke redenen (voor het ecosysteem) om toch geen water in te laten? Daarbij kijk je vooral naar de specifieke kwaliteit van het in te laten water, met parameters als nutriëntengehalte, hardheid en chloridegehalte. Daarbij wordt de kwaliteit van het in te laten water getoetst aan zowel de kenmerken van het gebiedseigen water (als die bekend zijn), als aan een vooraf opgegeven grenswaarde. Boven deze grenswaarde, die uit de literatuur komt, geeft de tool aan dat er een aandachtspunt is bij het inlaten. Daarnaast kunnen er andere redenen zijn om niet in te laten, bijvoorbeeld het risico dat er met het inlaatwater exoten meekomen.”
Drempel
Het afwegingskader is de afgelopen maanden geïntroduceerd met een webinar. Daarna waren er her en der in het land werksessies waar een veertigtal water- en terreinbeheerders onder deskundige begeleiding zelf met het instrument aan de slag gingen. Een goede zet, aldus Reitsema: “Als je zo’n instrument ontwikkelt, is het nog maar de vraag in hoeverre mensen het echt gaan gebruiken. Daarvoor zijn werksessies erg nuttig. Mensen zijn sneller geneigd het instrument te gaan gebruiken als ze het al kennen uit zo’n sessie. We hoorden van veel deelnemers dat ze de Exceltool al eens hadden geopend, maar dachten: oei, ik moet wel veel invullen. Daar worden ze een beetje door afgeschrikt. Maar toen ze er onder begeleiding mee gingen werken zeiden ze: oh, maar dat valt eigenlijk best wel mee als je er één keer doorheen bent gegaan. De werksessies hebben een belangrijke drempel weggehaald om met het kader te gaan werken.”
Hydroloog bij Natuurmonumenten Wiebe Borren was aanwezig bij een van de werksessies: “Met het afwegingskader wordt theoretische kennis omgezet in een praktisch instrument. Dat is een goede zaak. Maar uiteindelijk moet het kader in de praktijk natuurlijk echt zijn nut gaan bewijzen. Wie weet, gebeurt dat met het droge voorjaar sneller dan gedacht.” Volgens Borren is het instrument voor Natuurmonumenten vooral nuttig in niet-peilbeheerste natuurgebieden, zoals natuur in beekdalen. Hier wordt niet standaard water ingelaten. “De natuur is daar vaak erg afhankelijk van een goede waterkwaliteit, dus alleen bij aanhoudende droogte moet je die afweging gaan maken. In peilbeheerste natuurgebieden, die vooral in laag Nederland liggen, laat het waterschap bijna jaarrond al water in. Onder meer om veenoxidatie en bodemdaling tegen te gaan. Vaak volgens een vast protocol, of praktijkafspraken. Hier speelt het afwegingskader met deze tool dus niet of nauwelijks.”
Verbeterde versie
Tijdens de werksessies zagen de ontwikkelaars direct waar gebruikers tegen aanliepen, aldus Rosanne Reitsema: “Op basis van die feedback hebben we inmiddels een verbeterde versie van de tool gemaakt. Het werd ook duidelijk dat afzonderlijke partijen vaak zelf niet alle informatie hebben die nodig is voor het invullen. Het waterschap heeft dan wel informatie over de waterkwaliteit, maar weet niet precies welke kwetsbare soorten er in een natuurgebied voorkomen. Voor de terreinbeheerder is het precies andersom. Ons advies is: ga samen met het afwegingskader oefenen, en begin het afwegingskader al te vullen voordat het echt droog is. Dan heb je nog voldoende tijd eventueel ontbrekende informatie boven tafel te krijgen.”
Werksessies
Hugo Beekelaar, adviseur ecologie bij Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, was lid van de begeleidingscommissie van het ontwikkeltraject. Hij nam net als Borren deel aan een van de werksessies. Het is volgens hem van groot belang – ook met het oog op de toekomst – goede afwegingen te maken rond het inlaten van gebiedsvreemd water. Niet alleen in tijden van droogte. Het afwegingskader helpt daarbij. “Waterschappen en terreinbeherende organisaties hebben elkaars gegevens nodig om het afwegingskader goed in te vullen. Dus het was goed dat tijdens de werksessies met elkaar te doen. En je moet ermee aan de slag gaan, als het nog niet knelt. Dan heb je de tijd en kun je het kader er eenvoudig bij pakken als het echt nodig wordt.”
Volgens Beekelaar helpt het kader zijn waterschap ook zelf bewuster om te gaan met het inlaten van water, en hoe het daarop wil sturen. Beekelaar en zijn collega’s hebben naar aanleiding van het uitkomen van het afwegingskader de terreinbeheerders in het oosten van het beheergebied uitgenodigd, waar droogteproblemen snel spelen. Dit om te komen praten over het inlaten van gebiedsvreemd water. “In hoeverre speelt dit in hun gebieden? En kunnen we daar aan de hand van het afwegingskader iets mee doen? De contacten zijn al een beetje gelegd tijdens de werksessies. Dat was ook een mooie bijvangst van deze sessies, die los daarvan erg nuttig waren. Want al oefenend met elkaar kom je dingen tegen en duiken er vragen op.”
Volgens Beekelaar bewijst het afwegingskader vooral zijn nut als er wat betreft water nog iets te kiezen valt. “Maar er komt een moment dat het zo droog wordt, dat in een natuurgebied onomkeerbare schade optreedt als je geen water inlaat, wat de kwaliteit ook is. Dan heb je weinig meer te kiezen.”
Artikel in het kort
STOWA heeft een afwegingskader laten ontwikkelen dat water- en terreinbeheerders helpt te bepalen of ze bij droogte al dan niet gebiedsvreemd water in moeten laten in een natuurgebied.
Mogelijke gebruikers gingen de afgelopen maanden in vijf werksessies met het afwegingskader aan de slag. Daaruit kwamen enkele verbeterpunten naar voren, die zijn verwerkt in een nieuwe versie.
Voor het goed invullen van het afwegingskader hebben water- en terreinbeheerders elkaar (i.c. elkaars informatie) nodig.
Het is belangrijk al ‘in de koude fase’ aan de slag te gaan met het afwegingskader, en niet te wachten tot het droog is.
Meer weten?
Nooit meer iets missen? Meld je dan aan voor de notificatie van ons digitale magazine via www.stowa.nl/aanmeldenmagazine