Grondwater aanvullen?
Ja, maar wel verantwoord
Steeds meer waterschappen, drinkwaterbedrijven en overheden zijn geïnteresseerd in het actief aanvullen van grondwater (infiltreren). Het doel: grondwaterstanden op peil houden, verdroging tegengaan en de watervoorziening voor mens, bedrijven en natuur waarborgen. Maar hoe doe je dat zonder risico’s voor de grondwaterkwaliteit? Met het oog hierop ontwikkelde STOWA het raamwerk ‘Verantwoord infiltreren en aanvullen’.
Artikel in het kort
Er is in Nederland veel ervaring met infiltratie en het aanvullen van grondwater. Zo begon de Leidsche Duinwatermaatschappij al in 1940 in Katwijk met de infiltratie van boezemwater in de duinen, in de jaren erna gevolgd door andere duinwaterbedrijven. Vanaf de jaren tachtig kwamen daar diepinfiltratieprojecten bij voor de drinkwatervoorziening en de glastuinbouw in het westen van het land. Sinds de droogte in 2018 is er ook veel interesse ontstaan bij waterschappen en drinkwaterbedrijven op hogere zandgronden. Deze bevinden zich grotendeels in het oosten, noordoosten en zuiden van Nederland. Bronnen voor infiltratie en aanvullen zijn onder meer oppervlaktewater, hemelwater en gezuiverd rwzi-effluent.
Onduidelijkheid
Drie jaar geleden hoorde hydroloog bij onderzoeksinstituut KWR Klaasjan Raat dat er bij waterbeheerders, vergunningverleners en initiatiefnemers van infiltratieprojecten veel onduidelijkheid heerste over de wet- en regelgeving rond grondwaterinfiltratie. De overgang naar de Omgevingswet heeft dit niet eenvoudiger gemaakt. De Omgevingswet met de amvb’s Besluit activiteiten leefomgeving en Besluit kwaliteitseisen leefomgeving biedt kaders, maar laat ook veel ruimte voor eigen interpretatie. Initiatiefnemers van infiltratieprojecten moeten voldoen aan de wettelijke zorgplicht. Dat houdt in dat zij maatregelen moeten nemen die redelijkerwijs van hen kunnen worden gevraagd om nadelige gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. “Maar nergens staat goed beschreven hoe ze hier concreet invulling aan kunnen geven” zegt Raat. Zo is onduidelijk welke kwaliteitseisen ze moeten stellen aan het water dat ze willen gebruiken om te infiltreren of aan te vullen. Die onduidelijkheid leidde ertoe dat verschillende projecten zijn stilgelegd. Bovendien werd, uit voorzorg vaak een breed pakket aan waterkwaliteitseisen opgelegd, om elk risico uit te sluiten, evenals een grote, dure en soms complexe monitoringverplichting.
Raamwerk
Een team van juristen en hydrologen van Deltares, FLO Legal en KWR ontwikkelde onder leiding van Klaasjan Raat voor STOWA een praktisch toepasbaar raamwerk dat houvast biedt bij het beantwoorden van de vraag of en hoe infiltratie en grondwateraanvulling op een verantwoorde manier kunnen plaatsvinden. De zorg voor de grondwaterkwaliteit staat hierbij voorop. Vergunningverleners, beleidsmedewerkers en initiatiefnemers kunnen het gebruiken bij het beoordelen van infiltratie- en aanvullingsprojecten en het invullen van de wettelijke zorgplicht.
Het raamwerk is opgebouwd uit vier samenhangende onderdelen die moeten zorgen voor een zorgvuldige aanpak. Het begint bij de maatschappelijke waarden van grondwater. De auteurs stellen dat grondwater een kostbaar publiek goed is, essentieel voor drinkwater, natuur en landbouw. Vanuit die verantwoordelijkheid zijn er in Europese en Nederlandse wet- en regelgeving uitgangspunten vastgelegd die richtinggevend zijn voor zorgvuldig handelen. Op basis hiervan gidst het tweede onderdeel de gebruiker door het juridische landschap. Gerichte vragen helpen om een maatregel juridisch te duiden: welke regels gelden onder de Omgevingswet, is een milieueffectrapportage of Natura-2000 toetsing nodig, en wie is het bevoegd gezag? Dat laatste hangt onder andere af van de schaal van het infiltratieproject. Zo kan het waterschap, de gemeente of de provincie verantwoordelijk zijn.
Beheersbaarheid
In het derde onderdeel geeft het raamwerk inzicht in de waterkwaliteitseisen die aan het infiltratiewater gesteld moeten worden. Daarbij wordt rekening gehouden met de kwetsbaarheid van het hydrologisch systeem. Een sleutelbegrip is de ‘beheersbaarheid’ van de maatregel. In gebieden waar het geïnfiltreerde water moeilijk te controleren is, zoals op een dekzandrug, gelden strikte waterkwaliteitseisen voor het infiltratiewater. Maar als het water grotendeels wordt teruggewonnen, bijvoorbeeld via oppomping, of snel het systeem weer verlaat zoals bij een kreekrug, is er ruimte voor minder strikte normen.
In het vierde en laatste onderdeel volgt de toets: voldoet de maatregel aan de voorwaarden voor verantwoord infiltreren of aanvullen? Het raamwerk reikt richtlijnen aan voor monitoring en risicobeheersing van aandachtsstoffen, zodat initiatiefnemers niet alleen juridisch correct, maar ook doelmatig en betaalbaar te werk gaan. “Samen vormen deze onderdelen een praktisch en breed toepasbaar raamwerk voor iedereen die bij infiltratie- of aanvulprojecten betrokken is”, aldus Raat.
Lessen uit de praktijk
Het raamwerk is getoetst aan de hand van vijf uiteenlopende praktijkvoorbeelden. Drie ervan worden kort besproken in de onderstaande kaders. De voorbeelden maken duidelijk dat er geen standaardoplossing is. Een belangrijke les eruit is bijvoorbeeld dat afgekoppeld hemelwater niet altijd automatisch geschikt is voor infiltratie. Komt het hemelwater alleen van daken, of ook van wegen en parkeerplaatsen? “Pak het raamwerk erbij en je krijgt antwoord op je specifieke situatie. Bijvoorbeeld of je een voorzuivering moet plaatsen,” zegt Raat. De auteurs waarschuwen in het rapport dat afgekoppeld hemelwater niet altijd schoon is. Het is bekend dat er zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) in zitten. Deze stoffen binden redelijk goed in wadi’s, maar uit lopend onderzoek blijkt dat hemelwater nog veel andere stoffen kan bevatten, zoals weekmakers.
Aanbevelingen
Het rapport eindigt met een aantal aanbevelingen. “Bijvoorbeeld om bestaande wet- en regelgeving eenduidiger te maken”, zegt Willemijn van Doorn-Hoekveld, juriste bij Deltares. Zo komt de juridische definitie van infiltreren voort uit het oude Infiltratiebesluit bodembescherming. Deze regeling is destijds gemaakt voor drinkwaterbedrijven die water in de bodem infiltreren om het later weer te onttrekken. Deze definitie is overgenomen in de nieuwe Omgevingswet, maar nooit aangepast aan het feit dat er ook andere redenen kunnen zijn om water in de grond te brengen. Daarom zijn er in de praktijk twee juridische definities: infiltreren en lozen. Bij infiltreren gaat het juridisch gezien om het brengen van water in de bodem met het oogmerk het weer te onttrekken. Wie zich alleen maar van het water wil ontdoen, bijvoorbeeld door in stedelijke gebieden het hemelwater af te koppelen om het riool te ontzien, is aan het lozen. “De Omgevingswet gaat niet specifiek in op het in de bodem brengen van water met als doel het aanvullen en daarom hebben we het toegevoegd”, legt Van Doorn-Hoekveld uit. STOWA heeft deze bevinding voorgelegd aan de Unie van Waterschappen om te kijken hoe hiermee moet worden omgegaan.
Het raamwerk maakt een koppeling met de verschillende stoffenlijsten die in de Omgevingswet zijn opgenomen. Hier moeten initiatiefnemers van infiltratieprojecten zich aan houden. Dat biedt volgens haar houvast, maar ze voorzien niet in normen voor alle stoffen die aandacht vragen, zoals PFAS. Ze zijn niet van toepassing op ander herkomstwater dan oppervlaktewater en ook niet op het aanvullen van water. Het dekt dus maar een beperkt aantal initiatieven. Daarom pleiten de auteurs voor een actualisatie van deze stoffenlijsten. Verder zijn er vooralsnog geen nationale normen waaraan hemelwater of gezuiverd rwzi-effluent moet voldoen als je dat wilt gebruiken voor grondwateraanvulling. Hiervoor is het ministerie van IenW aan zet.
Artikel in het kort
Het raamwerk ‘Verantwoord infiltreren en aanvullen’ van STOWA helpt bij het beantwoorden van de vraag of, en zo ja: hoe je op een verantwoorde manier grondwater kunt infiltreren en aanvullen, met name vanuit het oogpunt van de grondwaterkwaliteit.
Vergunningverleners, beleidsmedewerkers en initiatiefnemers kunnen het raamwerk gebruiken bij het beoordelen van infiltratie- en aanvullingsprojecten en het invullen van de wettelijke zorgplicht voor grondwater.
Het raamwerk is getoetst aan de hand van enkele praktijkvoorbeelden.
De ontwikkelaars van het raamwerk pleiten voor het eenduidiger maken van bestaande wet- en regelgeving, om een einde te maken aan juridische verwarring rond termen als lozen en infiltreren.
Het raamwerk maakt een koppeling met de verschillende stoffenlijsten die in de Omgevingswet zijn opgenomen. Actualiseer deze lijst met het oog op nieuwe aandacht vragende stoffen als PFAS, aldus de ontwikkelaars.
Vitens en Waterschap Vallei en Veluwe onderzoeken inzet gezuiverd rwzi-effluent
Hydroloog Jelle van Sijl van Vitens bracht voor het toetsen van het raamwerk ‘Verantwoord infiltreren en aanvullen’ een hypothetische casus in. In deze casus wordt effluent gebruikt als infiltratiewater voor grondwateraanvulling ten behoeve van drinkwatervoorziening en natuur. Drinkwaterbedrijf Vitens en Waterschap Vallei en Veluwe verkennen gezamenlijk deze mogelijkheid. Daarnaast is het de bedoeling het watersysteem en het landschap nabij de grondwaterwinning Epe aan te passen om water ook beter vast te houden en schoon te houden. STOWA onderzoekt samen met andere partijen, onder meer in het project De Ultieme Zuiveringsfabriek, ook de mogelijkheden voor de inzet van gezuiverd afvalwater voor uiteenlopende doeleinden.
Alternatieve bron
Vitens onderzoekt of effluent, mits van voldoende kwaliteit, kan dienen als aanvullende bron voor drinkwater. “Maar vaak voldoet het gezuiverde effluent niet aan de strenge waterkwaliteitseisen die wij als drinkwaterbedrijf stellen”, zegt Van Sijl. Het drinkwaterbedrijf heeft ruime ervaring met het infiltreren van rivierwater. In wingebieden zoals Vechterweerd en het Engelse Werk bij Zwolle wordt rivierwater via de oever langzaam opgenomen in de ondergrond en vervolgens opgepompt als oevergrondwater. Dit rivierwater is soms niet van de juiste kwaliteit om direct te kunnen infiltreren. In andere gebieden, zoals Epe en Schalterberg bij Apeldoorn, infiltreert Vitens beekwater actief via vijvers. “Dat betreft relatief schoon water, zonder verontreinigingen die het maken van drinkwater bemoeilijken,” aldus Van Sijl.
Fundamentele vragen
De hypothetische casus moet duidelijkheid geven over een aantal fundamentele kwesties: kan gezuiverd rwzi-effluent verantwoord worden gebruikt als aanvullende bron of als ondersteuning van de waterkringloop in het landschap? Welke minimale zuiveringsgraad is nodig om het veilig in te zetten als aanvulling of te infiltreren bij de drinkwaterwinning? Het STOWA-raamwerk helpt bij het duidelijk en bespreekbaar maken van deze kwesties. Van Sijl: “Waterschappen gebruiken oppervlaktewater waarop gezuiverd rwzi-effluent wordt geloosd nu al voor verschillende doelen, zoals het op peil houden van het watersysteem, ondersteuning van de landbouw, of het nat houden van natuurgebieden om verdroging tegen te gaan. Zulke toepassingen zullen alleen maar toenemen. In hoeverre is dat verantwoord? Aan welke kwaliteitseisen moet het water voldoen? Daarover zijn we met hen in gesprek.”
Maatschappelijke acceptatie
Behalve technische en ecologische randvoorwaarden is ook de maatschappelijke acceptatie een belangrijk aandachtspunt. Wat vinden klanten ervan als gezuiverd afvalwater uiteindelijk wordt hergebruikt in het watersysteem en als aanvullende bron voor drinkwater? “Dat maakt dit ook voor ons een spannende gedachte” zegt Van Sijl. Net als de auteurs van het STOWA-rapport pleit hij voor duidelijke grenswaarden voor niet-genormeerde stoffen en betere regulering van de toelating en het gebruik van stoffen. “Initiatiefnemers moeten weten waar ze aan toe zijn,” zegt hij. Ook hoopt hij dat provincies, als bevoegd gezag, bereid zijn op bepaalde plekken in het watersysteem meer ruimte te geven voor infiltratie dan op andere plekken.
KWR en Vitens hebben in 2023 al onderzoek gedaan naar de maatschappelijke acceptatie van het gebruik van waterhergebruik in Nederland. Daaruit naar voren dat vertrouwen in de waterleverancier de belangrijkste factor is voor acceptatie. > Lees het artikel Een verkenning van de acceptatie van waterhergebruik in Nederland.
Winterwater:
grondwater aanvullen op hoge, droge koppen in het Dommelgebied
De tweede praktijkcasus betreft een onderzoek van Waterschap De Dommel om in het kader van het grondwaterconvenant Noord-Brabant grondwater aan te vullen via oppervlakkige infiltratie op de hoger gelegen, droogtegevoelige delen van het stroomgebied. Deze casus ‘Winterwater’ richt zich op het benutten van wateroverschotten in de herfst en winter in de Beekloop en Keunensloop, ten zuiden van Eindhoven. Het gebied beschikt al over een infrastructuur van stuwen en inlaten waarmee Maaswater via het Kanaal Bocholt-Herentals in België wordt ingelaten. “Het plan is om in natte perioden via bestaande sloten, plassen en bevloeiing vanaf het maaiveld extra water te laten infiltreren in een infiltratiegebied van ongeveer 156 hectare”, licht Mark van Lokven, Adviseur waterkwaliteit bij De Dommel toe. Daarmee kan het regionale grondwaterpeil worden verhoogd, zodat in droge tijden meer water beschikbaar is voor natuur en landbouw. Vooral de beken in het gebied zijn gevoelig voor droogte. Het is belangrijk dat ze niet droogvallen omdat er beschermde soorten in leven, zoals de beekprik.
Aandachtspunten
De techniek lijkt op zichzelf effectief: een extra aanvoer van 100 liter per seconde leidt tot zo’n 5,5 millimeter infiltratie per dag. Toch zijn er aandachtspunten. “Het inlaatwater bevat wellicht verontreinigingen zoals medicijnresten, bestrijdingsmiddelen of PFAS. De doorlatende bodem biedt weinig natuurlijke bescherming”, aldus Van Lokven. “Bovendien stroomt een groot deel van het geïnfiltreerde water weer af naar het oppervlaktewater en bereikt het slechts beperkt het diepere grondwater.” Daarom wil De Dommel eerst de kwaliteit van het aangevoerde water uit België goed in kaart brengen. Extra zuiveren is vooralsnog niet in beeld, mede gezien de kosten. De grootste quick wins zijn te behalen door minder water af te voeren. De Dommel wil vooral op de hoge koppen het watersysteem robuuster maken. Onder meer door het verondiepen of dempen van sloten, zodat het water de bodem intrekt. Dat past ook goed in de watertransitie die het waterschap voor ogen heeft.
Juridische aspecten
De risico’s die de infiltratie zou kunnen opleveren, moeten goed in kaart worden gebracht, benadrukt Van Lokven. Daarvoor is de medewerking van alle partners in het gebied nodig, zoals de provincie, gemeenten en agrariërs. Naast technische en milieukundige afwegingen spelen ook juridische aspecten een rol. Voor deze vorm van kunstmatige grondwateraanvulling bestaat (nog) geen aparte juridische activiteit, waardoor de maatregel onder de algemene milieubelastende activiteit valt. Gemeenten zijn formeel bevoegd gezag voor de naleving van de zorgplicht, maar zijn zich daar vaak niet van bewust. Ook het waterschap heeft een eigen zorgplicht opgenomen in de waterschapsverordening. Een goede afstemming tussen gemeenten en het waterschap is volgens hem essentieel
Wadi’s infiltreren met hemelwater en effluent van een decentrale rioolwaterzuivering
De derde praktijkcasus betreft infiltratie met hemelwater en effluent van een decentrale rwzi. Inge Wesel, senior beleidsmedewerker zoetwaterbeschikbaarheid bij Waterschap Brabantse Delta, zegt daarover: “Wij willen gemeenten ondersteunen met allerlei kleine infiltratieprojecten om het grondwater aan te vullen. Kleine maatregelen om grondwater aan te vullen kunnen bij elkaar opgeteld immers een belangrijke bijdrage leveren.” Zo wil de gemeente Breda volgens de Droogteagenda Noord-Brabant bijdragen aan het op peil houden van de grondwaterstanden voor een robuuster watersysteem. Doel is dat van iedere bui de eerste tien millimeter neerslag de grond in gaat in stedelijk gebied, zodat ongeveer tachtig procent van de jaarlijkse neerslag als aanvulling van het grondwater kan dienen.
Eén van de middelen daarvoor is de wadi: een groene voorziening waarin regenwater kan infiltreren. “Bijzonder aan de casus Breda is dat we ook onderzoeken hoe het effluent van een decentrale rioolwaterzuiveringsinstallatie kan worden benut als bron voor infiltratie via een wadi”, vertelt Wesel. “Het voordeel van een decentrale zuivering is dat het gezuiverde water niet op een grote afstand op het oppervlaktewater wordt geloosd, maar dat je het in het gebied kunt vasthouden.”
Het project verkent drie locaties. In Prinsenbeek gaat het om de infiltratie van afgekoppeld hemelwater via een wadi, op een locatie in een woonwijk in stedelijk gebied. In het Ginneken betreft het een vergelijkbare toepassing, maar hier ligt de locatie binnen een grondwaterbeschermingsgebied. In een nieuwbouwwijk in Bavel wordt onderzocht of effluent van een decentrale rioolwaterzuiveringsinstallatie verantwoord kan worden geïnfiltreerd. Deze laatste opgave is technisch uitdagender en juridisch complexer, mede vanwege de ligging nabij een Natura 2000-gebied.
Beperkte verwijdering
Uit de hydrologisch-technische analyse blijkt dat een wadi veel stoffen uit hemelwater redelijk goed kan vasthouden, zoals zink, chroom en PAK’s. Maar bestrijdingsmiddelen en microverontreinigingen worden minder goed vastgelegd. Bij effluent is de opgave nog groter. Zo komen nutriënten, medicijnresten en ziekteverwekkers in relatief hoge concentraties voor en worden deze slechts beperkt verwijderd in een standaard wadi. De casus benadrukt volgens Wesel het belang van monitoring en risicobeheersing. Infiltratie mag bijvoorbeeld niet leiden tot verslechtering van drinkwaterbronnen of schade aan grondwaterafhankelijke natuur. Daarom is voor Bavel een risicobeheersplan met monitoring noodzakelijk. “Tegelijkertijd is het niet realistisch om bij elke wadi een uitgebreid monitoringsplan met meetpunten op te zetten. De uitdaging ligt dus in het vinden van een werkbare balans: wél inzicht in de risico’s, maar op een schaal die praktisch uitvoerbaar is”, aldus Wesel.
Toetsingswaarden
Daarnaast zijn er juridische aandachtspunten. In grondwaterbeschermingsgebieden mag alleen worden geïnfiltreerd als het water voldoet aan de toetsingswaarden en de zuiverende werking van de wadi geborgd is. Buiten deze gebieden geldt de algemene zorgplicht, maar ook dan is het verstandig een beheersplan op te stellen. De rol van de initiatiefnemer (gemeente of waterschap) bepaalt mede welke regels van toepassing zijn: van gemeentelijke rioleringsprogramma’s tot maatwerkvoorschriften. “Deze casus en de aanbevelingen die eruit voortvloeien bieden meer duidelijkheid voor initiatiefnemers van kleinere infiltratieprojecten over de relevante wet- en regelgeving, maar geven ook aan dat de regelgeving nog niet altijd helemaal aansluit bij de praktijk”, besluit Wesel. “De eerste stap is de moeilijkste stap, maar gemeenten weten nu hoe ze kunnen beginnen.”
Grondwater aanvullen?
Ja, maar wel verantwoord
Steeds meer waterschappen, drinkwaterbedrijven en overheden zijn geïnteresseerd in het actief aanvullen van grondwater (infiltreren). Het doel: grondwaterstanden op peil houden, verdroging tegengaan en de watervoorziening voor mens, bedrijven en natuur waarborgen. Maar hoe doe je dat zonder risico’s voor de grondwaterkwaliteit? Met het oog hierop ontwikkelde STOWA het raamwerk ‘Verantwoord infiltreren en aanvullen’.
Artikel in het kort
Er is in Nederland veel ervaring met infiltratie en het aanvullen van grondwater. Zo begon de Leidsche Duinwatermaatschappij al in 1940 in Katwijk met de infiltratie van boezemwater in de duinen, in de jaren erna gevolgd door andere duinwaterbedrijven. Vanaf de jaren tachtig kwamen daar diepinfiltratieprojecten bij voor de drinkwatervoorziening en de glastuinbouw in het westen van het land. Sinds de droogte in 2018 is er ook veel interesse ontstaan bij waterschappen en drinkwaterbedrijven op hogere zandgronden. Deze bevinden zich grotendeels in het oosten, noordoosten en zuiden van Nederland. Bronnen voor infiltratie en aanvullen zijn onder meer oppervlaktewater, hemelwater en gezuiverd rwzi-effluent.
Onduidelijkheid
Drie jaar geleden hoorde hydroloog bij onderzoeksinstituut KWR Klaasjan Raat dat er bij waterbeheerders, vergunningverleners en initiatiefnemers van infiltratieprojecten veel onduidelijkheid heerste over de wet- en regelgeving rond grondwaterinfiltratie. De overgang naar de Omgevingswet heeft dit niet eenvoudiger gemaakt. De Omgevingswet met de amvb’s Besluit activiteiten leefomgeving en Besluit kwaliteitseisen leefomgeving biedt kaders, maar laat ook veel ruimte voor eigen interpretatie. Initiatiefnemers van infiltratieprojecten moeten voldoen aan de wettelijke zorgplicht. Dat houdt in dat zij maatregelen moeten nemen die redelijkerwijs van hen kunnen worden gevraagd om nadelige gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. “Maar nergens staat goed beschreven hoe ze hier concreet invulling aan kunnen geven” zegt Raat. Zo is onduidelijk welke kwaliteitseisen ze moeten stellen aan het water dat ze willen gebruiken om te infiltreren of aan te vullen. Die onduidelijkheid leidde ertoe dat verschillende projecten zijn stilgelegd. Bovendien werd, uit voorzorg vaak een breed pakket aan waterkwaliteitseisen opgelegd, om elk risico uit te sluiten, evenals een grote, dure en soms complexe monitoringverplichting.
Raamwerk
Een team van juristen en hydrologen van Deltares, FLO Legal en KWR ontwikkelde onder leiding van Klaasjan Raat voor STOWA een praktisch toepasbaar raamwerk dat houvast biedt bij het beantwoorden van de vraag of en hoe infiltratie en grondwateraanvulling op een verantwoorde manier kunnen plaatsvinden. De zorg voor de grondwaterkwaliteit staat hierbij voorop. Vergunningverleners, beleidsmedewerkers en initiatiefnemers kunnen het gebruiken bij het beoordelen van infiltratie- en aanvullingsprojecten en het invullen van de wettelijke zorgplicht.
Het raamwerk is opgebouwd uit vier samenhangende onderdelen die moeten zorgen voor een zorgvuldige aanpak. Het begint bij de maatschappelijke waarden van grondwater. De auteurs stellen dat grondwater een kostbaar publiek goed is, essentieel voor drinkwater, natuur en landbouw. Vanuit die verantwoordelijkheid zijn er in Europese en Nederlandse wet- en regelgeving uitgangspunten vastgelegd die richtinggevend zijn voor zorgvuldig handelen. Op basis hiervan gidst het tweede onderdeel de gebruiker door het juridische landschap. Gerichte vragen helpen om een maatregel juridisch te duiden: welke regels gelden onder de Omgevingswet, is een milieueffectrapportage of Natura-2000 toetsing nodig, en wie is het bevoegd gezag? Dat laatste hangt onder andere af van de schaal van het infiltratieproject. Zo kan het waterschap, de gemeente of de provincie verantwoordelijk zijn.
Beheersbaarheid
In het derde onderdeel geeft het raamwerk inzicht in de waterkwaliteitseisen die aan het infiltratiewater gesteld moeten worden. Daarbij wordt rekening gehouden met de kwetsbaarheid van het hydrologisch systeem. Een sleutelbegrip is de ‘beheersbaarheid’ van de maatregel. In gebieden waar het geïnfiltreerde water moeilijk te controleren is, zoals op een dekzandrug, gelden strikte waterkwaliteitseisen voor het infiltratiewater. Maar als het water grotendeels wordt teruggewonnen, bijvoorbeeld via oppomping, of snel het systeem weer verlaat zoals bij een kreekrug, is er ruimte voor minder strikte normen.
In het vierde en laatste onderdeel volgt de toets: voldoet de maatregel aan de voorwaarden voor verantwoord infiltreren of aanvullen? Het raamwerk reikt richtlijnen aan voor monitoring en risicobeheersing van aandachtsstoffen, zodat initiatiefnemers niet alleen juridisch correct, maar ook doelmatig en betaalbaar te werk gaan. “Samen vormen deze onderdelen een praktisch en breed toepasbaar raamwerk voor iedereen die bij infiltratie- of aanvulprojecten betrokken is”, aldus Raat.
Lessen uit de praktijk
Het raamwerk is getoetst aan de hand van vijf uiteenlopende praktijkvoorbeelden. Drie ervan worden kort besproken in de onderstaande kaders. De voorbeelden maken duidelijk dat er geen standaardoplossing is. Een belangrijke les eruit is bijvoorbeeld dat afgekoppeld hemelwater niet altijd automatisch geschikt is voor infiltratie. Komt het hemelwater alleen van daken, of ook van wegen en parkeerplaatsen? “Pak het raamwerk erbij en je krijgt antwoord op je specifieke situatie. Bijvoorbeeld of je een voorzuivering moet plaatsen,” zegt Raat. De auteurs waarschuwen in het rapport dat afgekoppeld hemelwater niet altijd schoon is. Het is bekend dat er zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) in zitten. Deze stoffen binden redelijk goed in wadi’s, maar uit lopend onderzoek blijkt dat hemelwater nog veel andere stoffen kan bevatten, zoals weekmakers.
Aanbevelingen
Het rapport eindigt met een aantal aanbevelingen. “Bijvoorbeeld om bestaande wet- en regelgeving eenduidiger te maken”, zegt Willemijn van Doorn-Hoekveld, juriste bij Deltares. Zo komt de juridische definitie van infiltreren voort uit het oude Infiltratiebesluit bodembescherming. Deze regeling is destijds gemaakt voor drinkwaterbedrijven die water in de bodem infiltreren om het later weer te onttrekken. Deze definitie is overgenomen in de nieuwe Omgevingswet, maar nooit aangepast aan het feit dat er ook andere redenen kunnen zijn om water in de grond te brengen. Daarom zijn er in de praktijk twee juridische definities: infiltreren en lozen. Bij infiltreren gaat het juridisch gezien om het brengen van water in de bodem met het oogmerk het weer te onttrekken. Wie zich alleen maar van het water wil ontdoen, bijvoorbeeld door in stedelijke gebieden het hemelwater af te koppelen om het riool te ontzien, is aan het lozen. “De Omgevingswet gaat niet specifiek in op het in de bodem brengen van water met als doel het aanvullen en daarom hebben we het toegevoegd”, legt Van Doorn-Hoekveld uit. STOWA heeft deze bevinding voorgelegd aan de Unie van Waterschappen om te kijken hoe hiermee moet worden omgegaan.
Het raamwerk maakt een koppeling met de verschillende stoffenlijsten die in de Omgevingswet zijn opgenomen. Hier moeten initiatiefnemers van infiltratieprojecten zich aan houden. Dat biedt volgens haar houvast, maar ze voorzien niet in normen voor alle stoffen die aandacht vragen, zoals PFAS. Ze zijn niet van toepassing op ander herkomstwater dan oppervlaktewater en ook niet op het aanvullen van water. Het dekt dus maar een beperkt aantal initiatieven. Daarom pleiten de auteurs voor een actualisatie van deze stoffenlijsten. Verder zijn er vooralsnog geen nationale normen waaraan hemelwater of gezuiverd rwzi-effluent moet voldoen als je dat wilt gebruiken voor grondwateraanvulling. Hiervoor is het ministerie van IenW aan zet.
Artikel in het kort
Het raamwerk ‘Verantwoord infiltreren en aanvullen’ van STOWA helpt bij het beantwoorden van de vraag of, en zo ja: hoe je op een verantwoorde manier grondwater kunt infiltreren en aanvullen, met name vanuit het oogpunt van de grondwaterkwaliteit.
Vergunningverleners, beleidsmedewerkers en initiatiefnemers kunnen het raamwerk gebruiken bij het beoordelen van infiltratie- en aanvullingsprojecten en het invullen van de wettelijke zorgplicht voor grondwater.
Het raamwerk is getoetst aan de hand van enkele praktijkvoorbeelden.
De ontwikkelaars van het raamwerk pleiten voor het eenduidiger maken van bestaande wet- en regelgeving, om een einde te maken aan juridische verwarring rond termen als lozen en infiltreren.
Het raamwerk maakt een koppeling met de verschillende stoffenlijsten die in de Omgevingswet zijn opgenomen. Actualiseer deze lijst met het oog op nieuwe aandacht vragende stoffen als PFAS, aldus de ontwikkelaars.
Vitens en Waterschap Vallei en Veluwe onderzoeken inzet gezuiverd rwzi-effluent
Hydroloog Jelle van Sijl van Vitens bracht voor het toetsen van het raamwerk ‘Verantwoord infiltreren en aanvullen’ een hypothetische casus in. In deze casus wordt effluent gebruikt als infiltratiewater voor grondwateraanvulling ten behoeve van drinkwatervoorziening en natuur. Drinkwaterbedrijf Vitens en Waterschap Vallei en Veluwe verkennen gezamenlijk deze mogelijkheid. Daarnaast is het de bedoeling het watersysteem en het landschap nabij de grondwaterwinning Epe aan te passen om water ook beter vast te houden en schoon te houden. STOWA onderzoekt samen met andere partijen, onder meer in het project De Ultieme Zuiveringsfabriek, ook de mogelijkheden voor de inzet van gezuiverd afvalwater voor uiteenlopende doeleinden.
Alternatieve bron
Vitens onderzoekt of effluent, mits van voldoende kwaliteit, kan dienen als aanvullende bron voor drinkwater. “Maar vaak voldoet het gezuiverde effluent niet aan de strenge waterkwaliteitseisen die wij als drinkwaterbedrijf stellen”, zegt Van Sijl. Het drinkwaterbedrijf heeft ruime ervaring met het infiltreren van rivierwater. In wingebieden zoals Vechterweerd en het Engelse Werk bij Zwolle wordt rivierwater via de oever langzaam opgenomen in de ondergrond en vervolgens opgepompt als oevergrondwater. Dit rivierwater is soms niet van de juiste kwaliteit om direct te kunnen infiltreren. In andere gebieden, zoals Epe en Schalterberg bij Apeldoorn, infiltreert Vitens beekwater actief via vijvers. “Dat betreft relatief schoon water, zonder verontreinigingen die het maken van drinkwater bemoeilijken,” aldus Van Sijl.
Fundamentele vragen
De hypothetische casus moet duidelijkheid geven over een aantal fundamentele kwesties: kan gezuiverd rwzi-effluent verantwoord worden gebruikt als aanvullende bron of als ondersteuning van de waterkringloop in het landschap? Welke minimale zuiveringsgraad is nodig om het veilig in te zetten als aanvulling of te infiltreren bij de drinkwaterwinning? Het STOWA-raamwerk helpt bij het duidelijk en bespreekbaar maken van deze kwesties. Van Sijl: “Waterschappen gebruiken oppervlaktewater waarop gezuiverd rwzi-effluent wordt geloosd nu al voor verschillende doelen, zoals het op peil houden van het watersysteem, ondersteuning van de landbouw, of het nat houden van natuurgebieden om verdroging tegen te gaan. Zulke toepassingen zullen alleen maar toenemen. In hoeverre is dat verantwoord? Aan welke kwaliteitseisen moet het water voldoen? Daarover zijn we met hen in gesprek.”
Maatschappelijke acceptatie
Behalve technische en ecologische randvoorwaarden is ook de maatschappelijke acceptatie een belangrijk aandachtspunt. Wat vinden klanten ervan als gezuiverd afvalwater uiteindelijk wordt hergebruikt in het watersysteem en als aanvullende bron voor drinkwater? “Dat maakt dit ook voor ons een spannende gedachte” zegt Van Sijl. Net als de auteurs van het STOWA-rapport pleit hij voor duidelijke grenswaarden voor niet-genormeerde stoffen en betere regulering van de toelating en het gebruik van stoffen. “Initiatiefnemers moeten weten waar ze aan toe zijn,” zegt hij. Ook hoopt hij dat provincies, als bevoegd gezag, bereid zijn op bepaalde plekken in het watersysteem meer ruimte te geven voor infiltratie dan op andere plekken.
KWR en Vitens hebben in 2023 al onderzoek gedaan naar de maatschappelijke acceptatie van het gebruik van waterhergebruik in Nederland. Daaruit naar voren dat vertrouwen in de waterleverancier de belangrijkste factor is voor acceptatie. > Lees het artikel Een verkenning van de acceptatie van waterhergebruik in Nederland.
Winterwater:
grondwater aanvullen op hoge, droge koppen in het Dommelgebied
De tweede praktijkcasus betreft een onderzoek van Waterschap De Dommel om in het kader van het grondwaterconvenant Noord-Brabant grondwater aan te vullen via oppervlakkige infiltratie op de hoger gelegen, droogtegevoelige delen van het stroomgebied. Deze casus ‘Winterwater’ richt zich op het benutten van wateroverschotten in de herfst en winter in de Beekloop en Keunensloop, ten zuiden van Eindhoven. Het gebied beschikt al over een infrastructuur van stuwen en inlaten waarmee Maaswater via het Kanaal Bocholt-Herentals in België wordt ingelaten. “Het plan is om in natte perioden via bestaande sloten, plassen en bevloeiing vanaf het maaiveld extra water te laten infiltreren in een infiltratiegebied van ongeveer 156 hectare”, licht Mark van Lokven, Adviseur waterkwaliteit bij De Dommel toe. Daarmee kan het regionale grondwaterpeil worden verhoogd, zodat in droge tijden meer water beschikbaar is voor natuur en landbouw. Vooral de beken in het gebied zijn gevoelig voor droogte. Het is belangrijk dat ze niet droogvallen omdat er beschermde soorten in leven, zoals de beekprik.
Aandachtspunten
De techniek lijkt op zichzelf effectief: een extra aanvoer van 100 liter per seconde leidt tot zo’n 5,5 millimeter infiltratie per dag. Toch zijn er aandachtspunten. “Het inlaatwater bevat wellicht verontreinigingen zoals medicijnresten, bestrijdingsmiddelen of PFAS. De doorlatende bodem biedt weinig natuurlijke bescherming”, aldus Van Lokven. “Bovendien stroomt een groot deel van het geïnfiltreerde water weer af naar het oppervlaktewater en bereikt het slechts beperkt het diepere grondwater.” Daarom wil De Dommel eerst de kwaliteit van het aangevoerde water uit België goed in kaart brengen. Extra zuiveren is vooralsnog niet in beeld, mede gezien de kosten. De grootste quick wins zijn te behalen door minder water af te voeren. De Dommel wil vooral op de hoge koppen het watersysteem robuuster maken. Onder meer door het verondiepen of dempen van sloten, zodat het water de bodem intrekt. Dat past ook goed in de watertransitie die het waterschap voor ogen heeft.
Juridische aspecten
De risico’s die de infiltratie zou kunnen opleveren, moeten goed in kaart worden gebracht, benadrukt Van Lokven. Daarvoor is de medewerking van alle partners in het gebied nodig, zoals de provincie, gemeenten en agrariërs. Naast technische en milieukundige afwegingen spelen ook juridische aspecten een rol. Voor deze vorm van kunstmatige grondwateraanvulling bestaat (nog) geen aparte juridische activiteit, waardoor de maatregel onder de algemene milieubelastende activiteit valt. Gemeenten zijn formeel bevoegd gezag voor de naleving van de zorgplicht, maar zijn zich daar vaak niet van bewust. Ook het waterschap heeft een eigen zorgplicht opgenomen in de waterschapsverordening. Een goede afstemming tussen gemeenten en het waterschap is volgens hem essentieel
Wadi’s infiltreren met hemelwater en effluent van een decentrale rioolwaterzuivering
De derde praktijkcasus betreft infiltratie met hemelwater en effluent van een decentrale rwzi. Inge Wesel, senior beleidsmedewerker zoetwaterbeschikbaarheid bij Waterschap Brabantse Delta, zegt daarover: “Wij willen gemeenten ondersteunen met allerlei kleine infiltratieprojecten om het grondwater aan te vullen. Kleine maatregelen om grondwater aan te vullen kunnen bij elkaar opgeteld immers een belangrijke bijdrage leveren.” Zo wil de gemeente Breda volgens de Droogteagenda Noord-Brabant bijdragen aan het op peil houden van de grondwaterstanden voor een robuuster watersysteem. Doel is dat van iedere bui de eerste tien millimeter neerslag de grond in gaat in stedelijk gebied, zodat ongeveer tachtig procent van de jaarlijkse neerslag als aanvulling van het grondwater kan dienen.
Eén van de middelen daarvoor is de wadi: een groene voorziening waarin regenwater kan infiltreren. “Bijzonder aan de casus Breda is dat we ook onderzoeken hoe het effluent van een decentrale rioolwaterzuiveringsinstallatie kan worden benut als bron voor infiltratie via een wadi”, vertelt Wesel. “Het voordeel van een decentrale zuivering is dat het gezuiverde water niet op een grote afstand op het oppervlaktewater wordt geloosd, maar dat je het in het gebied kunt vasthouden.”
Het project verkent drie locaties. In Prinsenbeek gaat het om de infiltratie van afgekoppeld hemelwater via een wadi, op een locatie in een woonwijk in stedelijk gebied. In het Ginneken betreft het een vergelijkbare toepassing, maar hier ligt de locatie binnen een grondwaterbeschermingsgebied. In een nieuwbouwwijk in Bavel wordt onderzocht of effluent van een decentrale rioolwaterzuiveringsinstallatie verantwoord kan worden geïnfiltreerd. Deze laatste opgave is technisch uitdagender en juridisch complexer, mede vanwege de ligging nabij een Natura 2000-gebied.
Beperkte verwijdering
Uit de hydrologisch-technische analyse blijkt dat een wadi veel stoffen uit hemelwater redelijk goed kan vasthouden, zoals zink, chroom en PAK’s. Maar bestrijdingsmiddelen en microverontreinigingen worden minder goed vastgelegd. Bij effluent is de opgave nog groter. Zo komen nutriënten, medicijnresten en ziekteverwekkers in relatief hoge concentraties voor en worden deze slechts beperkt verwijderd in een standaard wadi. De casus benadrukt volgens Wesel het belang van monitoring en risicobeheersing. Infiltratie mag bijvoorbeeld niet leiden tot verslechtering van drinkwaterbronnen of schade aan grondwaterafhankelijke natuur. Daarom is voor Bavel een risicobeheersplan met monitoring noodzakelijk. “Tegelijkertijd is het niet realistisch om bij elke wadi een uitgebreid monitoringsplan met meetpunten op te zetten. De uitdaging ligt dus in het vinden van een werkbare balans: wél inzicht in de risico’s, maar op een schaal die praktisch uitvoerbaar is”, aldus Wesel.
Toetsingswaarden
Daarnaast zijn er juridische aandachtspunten. In grondwaterbeschermingsgebieden mag alleen worden geïnfiltreerd als het water voldoet aan de toetsingswaarden en de zuiverende werking van de wadi geborgd is. Buiten deze gebieden geldt de algemene zorgplicht, maar ook dan is het verstandig een beheersplan op te stellen. De rol van de initiatiefnemer (gemeente of waterschap) bepaalt mede welke regels van toepassing zijn: van gemeentelijke rioleringsprogramma’s tot maatwerkvoorschriften. “Deze casus en de aanbevelingen die eruit voortvloeien bieden meer duidelijkheid voor initiatiefnemers van kleinere infiltratieprojecten over de relevante wet- en regelgeving, maar geven ook aan dat de regelgeving nog niet altijd helemaal aansluit bij de praktijk”, besluit Wesel. “De eerste stap is de moeilijkste stap, maar gemeenten weten nu hoe ze kunnen beginnen.”