Anja Derksen:
Grootschalige nazuivering door rwzi’s lost PFAS-vervuiling niet op
De meeste aanvullende zuiveringstechnieken verwijderen bijna geen PFAS uit afvalwater. Dat blijkt uit het project ‘Inzet verwijderingstechnieken micro’s voor PFAS-verwijdering’ van STOWA, uitgevoerd door AD Eco Advies, KWR en IMD. De enige manier om PFAS aan te pakken is bij de producent, stelt projectleider Anja Derksen.
De partijen onderzochten vanaf januari 2022 in het project verschillende aanvullende zuiveringstechnieken uit het Innovatieprogramma Microverontreinigingen, zoals actiefkool, PACAS, ozon en nanofiltratie. Eind 2023 ronden ze het onderzoek af. Ze gebruikten kennis uit een eerder project waarbij ze in kaart brachten in hoeverre de onderzochte zuiveringstechnieken ook antibiotica uit afvalwater verwijderen. De Europese Commissie en andere internationale organisaties beschouwen antibiotica en antibioticaresistentie immers als serieuze bedreigingen voor de volksgezondheid. De onderzoekers zetten een uitgebreid monitoringprogramma op. “We hebben hier met het onderzoek naar de PFAS-verwijdering door aanvullende zuiveringstechnieken op meegelift”, zegt projectleider Anja Derksen.
Uit het onderzoek blijkt dat de meeste aanvullende zuiveringstechnieken bijna geen PFAS uit afvalwater verwijderen. De toepassing van fijnmazige membranen (nanofiltratie) lijkt het meest belovend en heeft vooralsnog het grootste verwijderingsrendement. Deze techniek is echter energie-intensief en zorgt voor een geconcentreerde stroom die waterschappen moeten laten verwerken door een afvalverwerker. “Grootschalige nazuivering door rwzi’s lost de PFAS-vervuiling dan ook niet op”, stelt Derksen. “Wanneer waterschappen bijvoorbeeld overal nanofiltratie-membranen zouden toepassen, kost dat zoveel energie dat andere doelen, zoals de reductie van CO2, in gevaar komen. “De enige manier om PFAS aan te pakken is aanpak aan de bron, dus bij de producent.”
Eerder bleek al uit metingen op acht rwzi’s in opdracht van STOWA dat PFAS niet of nauwelijks worden verwijderd. Sterker nog, soms leek er zelfs een toename in het effluent te zijn. Dat heeft onder meer te maken met het feit dat niet-stabiele, niet aangetoonde PFAS-precursors in een rwzi deels worden omgezet in stabiele, wel meetbare PFAS. Meer informatie via deze link. Inmiddels zijn er 10 duizend PFAS-stoffen in kaart gebracht, maar de waterschappen meten er met het huidige analysepakket gemiddeld 30 tot 40. “Het topje van de ijsberg”, stelt de projectleider. “Bovendien rekken we de definitie van PFAS-stoffen steeds meer op. Alle verbindingen die een koolstofatoom en minimaal drie fluoratomen hebben, vallen hier nu onder.”
Anja Derksen:
Grootschalige nazuivering door rwzi’s lost PFAS-vervuiling niet op
De meeste aanvullende zuiveringstechnieken verwijderen bijna geen PFAS uit afvalwater. Dat blijkt uit het project ‘Inzet verwijderingstechnieken micro’s voor PFAS-verwijdering’ van STOWA, uitgevoerd door AD Eco Advies, KWR en IMD. De enige manier om PFAS aan te pakken is bij de producent, stelt projectleider Anja Derksen.
De partijen onderzochten vanaf januari 2022 in het project verschillende aanvullende zuiveringstechnieken uit het Innovatieprogramma Microverontreinigingen, zoals actiefkool, PACAS, ozon en nanofiltratie. Eind 2023 ronden ze het onderzoek af. Ze gebruikten kennis uit een eerder project waarbij ze in kaart brachten in hoeverre de onderzochte zuiveringstechnieken ook antibiotica uit afvalwater verwijderen. De Europese Commissie en andere internationale organisaties beschouwen antibiotica en antibioticaresistentie immers als serieuze bedreigingen voor de volksgezondheid. De onderzoekers zetten een uitgebreid monitoringprogramma op. “We hebben hier met het onderzoek naar de PFAS-verwijdering door aanvullende zuiveringstechnieken op meegelift”, zegt projectleider Anja Derksen.
Uit het onderzoek blijkt dat de meeste aanvullende zuiveringstechnieken bijna geen PFAS uit afvalwater verwijderen. De toepassing van fijnmazige membranen (nanofiltratie) lijkt het meest belovend en heeft vooralsnog het grootste verwijderingsrendement. Deze techniek is echter energie-intensief en zorgt voor een geconcentreerde stroom die waterschappen moeten laten verwerken door een afvalverwerker. “Grootschalige nazuivering door rwzi’s lost de PFAS-vervuiling dan ook niet op”, stelt Derksen. “Wanneer waterschappen bijvoorbeeld overal nanofiltratie-membranen zouden toepassen, kost dat zoveel energie dat andere doelen, zoals de reductie van CO2, in gevaar komen. “De enige manier om PFAS aan te pakken is aanpak aan de bron, dus bij de producent.”
Eerder bleek al uit metingen op acht rwzi’s in opdracht van STOWA dat PFAS niet of nauwelijks worden verwijderd. Sterker nog, soms leek er zelfs een toename in het effluent te zijn. Dat heeft onder meer te maken met het feit dat niet-stabiele, niet aangetoonde PFAS-precursors in een rwzi deels worden omgezet in stabiele, wel meetbare PFAS. Meer informatie via deze link. Inmiddels zijn er 10 duizend PFAS-stoffen in kaart gebracht, maar de waterschappen meten er met het huidige analysepakket gemiddeld 30 tot 40. “Het topje van de ijsberg”, stelt de projectleider. “Bovendien rekken we de definitie van PFAS-stoffen steeds meer op. Alle verbindingen die een koolstofatoom en minimaal drie fluoratomen hebben, vallen hier nu onder.”