Klimaatadaptatie in de praktijk (KLIMAP):
“In het gebied moet het gebeuren”
Klimaatverandering zorgt voor steeds grotere perioden van droogte. Dat geeft problemen. Vooral op de hoger gelegen zandgronden waar wateraanvoer van elders geen vanzelfsprekendheid is, en de grondwatervoorraad onder druk staat. De huidige waterhuishouding piept en kraakt. Er moet iets gebeuren. Maar hoe kom je - met divers landgebruik, verschillende opgaven, uiteenlopende belangen en wisselende wensen – in een gebied tot een voor alle partijen bevredigende uitkomst? In het project KLIMAP – Klimaatadaptatie in de praktijk – is vier jaar gewerkt aan het antwoord.
Frank van der Bolt is hydroloog bij Waterschap Aa en Maas en als onderzoeker verbonden aan WEnR. Van der Bolt was nauw betrokken bij Lumbricus, de voorloper van KLIMAP. Over de aanleiding van KLIMAP zegt hij: “In Lumbricus hebben we vooral onderzocht welke maatregelen je kunt nemen om te zorgen voor een klimaatrobuust bodem- en watersysteem op de hogere zandgronden (Zie voor de uitkomsten www.stowa.nl/lumbricus). Maar uiteindelijk moet je het gebied in, in het gebied moet het gebeuren. Daar spelen naast water en bodem natuurlijk allerlei andere belangen en ontwikkelingen. Denk aan de woningbouwopgave, de energietransitie, landbouw en natuur. Dat moet allemaal wel zijn plek krijgen. Maar hoe doe je dat op een goede manier? Dat was de aanleiding om samen met enkele anderen het initiatief te nemen voor KLIMAP.”
Ontwikkelpaden
In het project is een hoofdrol weggelegd voor de methodiek van ontwikkelpaden, aldus KLIMAP-projectcoördinator Myrjam de Graaf. Met die ontwikkelpaden schets je de mogelijke routes van het nu naar dertig of veertig jaar verder. “Het mooie is dat je op die manier korte-termijn handelen verbindt met een lange-termijn toekomst. Het helpt je voorbij bestuurlijke zittingstermijnen. Het laat goed zien dat het soms verstandig is nu al ingrijpende maatregelen te nemen - maatregelen die we vaak liever voor ons uitschuiven - om een gebied op de lange termijn klimaatrobuust te maken, om niet later geconfronteerd te worden met de impact van klimaatverandering. Het haalt de toekomst dichterbij. Hoe lang kun je nog ergens mee door, wanneer moet je echt iets anders gaan doen?”
Volgens De Graaf is de ontwikkelpadenmethodiek vooral een middel om het gesprek aan te gaan met bewoners en gebruikers van een gebied, met als doel concrete, gedragen stappen te zetten naar klimaatrobuustheid. “Dat is natuurlijk een hele lastige ruimtelijke opgave. Om te beginnen is er onzekerheid over hoe de toekomst er precies uit gaat zien; we weten bijvoorbeeld niet precies hoe de effecten van klimaatverandering gaan uitpakken. Tegelijkertijd hebben de bewoners en gebruikers vanuit hun eigen perspectief vaak heel verschillende ideeën en gedachten bij klimaatrobuustheid.”
Urgentie
Een belangrijke voorwaarde voor een succesvol gebiedsproces met ontwikkelpaden is een gedeeld gevoel van urgentie, zegt Rozemarijn van den Berg, die als beleidsadviseur planvorming bij Waterschap Vallei en Veluwe betrokken was bij de KLIMAP-casus Noordelijke IJsselvallei: “Als niet alle belanghebbenden ervan overtuigd zijn dat er iets moet veranderen, wordt het heel lastig. Er moet naast een eigenbelang ook een gedeeld belang zijn om in actie te komen. En er moet een omgeving worden gecreëerd waarin men vrijuit met elkaar van gedachten kan wisselen, zodat alles op tafel kan komen.”
Leidende principes
Aan Myrjam de Graaf de vraag hoe je nu precies tot een ontwikkelpad voor een gebied komt: “De eerste stap is het schetsen van de huidige context van een gebied. Technisch en fysiek - ondergrond, bebouwing, waterhuishouding - maar ook economisch, politiek-bestuurlijk en maatschappelijk. Dat vormt de basis. We bespreken daarna met de belanghebbenden de mogelijke toekomst: hoe zou een klimaatbestendige toekomst er voor een gebied uit kunnen zien en wat zijn daarbij belangrijke waarden? Bijvoorbeeld: een gezond economisch verdienmodel voor boeren, een gezond watersysteem, een gebied dat aantrekkelijk is voor recreatie.” De volgende stap is om deze waarden te vertalen in concrete strategieën en maatregelen, aldus De Graaf: “Als we dit belangrijk vinden, wat moeten we dan doen? Welke inspanningen zijn daarvoor nodig? En wat zijn de kosten en baten? Op basis daarvan kun je de maatregelen die je hebt geselecteerd, uitzetten in de tijd.”
De ontwikkelpadenmethodiek leidt ertoe dat verantwoordelijke overheden en belanghebbenden het gesprek voeren dat nu nog nauwelijks wordt gevoerd, aldus Myrjam de Graaf: “Het gesprek gaat over pijnlijke maatregelen. Het gaat over de vraag hoe maakbaar we een gebied willen houden, over afhankelijkheden, over grondgebruik. Maar bijvoorbeeld ook over de vraag in hoeverre je afhankelijk wilt zijn van ongewisse wateraanvoer.”
Gemaal Terwolde
Volgens Rozemarijn van den Berg, kun je de ontwikkelpadenmethodiek zowel voor kleine als grote projecten inzetten, vertelde ze in Voorst, bij één van de roadshows waarmee het KLIMAP-projectteam de resultaten vanuit het project deelde. De directe aanleiding voor Vallei en Veluwe om met de methodiek te experimenteren was heel concreet. Er moest iets gebeuren met het gemaal Terwolde langs de IJssel. Van den Berg: “Het gemaal is bij toenemende regenval niet meer in staat voldoende water af te voeren. En omgekeerd: bij droogte is het huidige gemaal vanwege de lage waterstanden in de IJssel onvoldoende in staat om het achterliggende stroomgebied van water te voorzien. En dat wordt alleen maar erger.” Het leek aanvankelijk een eenvoudige vervangingsopgave: grotere pompen, een langere aanvoerpijp. Maar in lijn met de Blauwe Omgevingsvisie kwam bij het waterschap de vraag op: moeten we dit wel op deze manier aanpakken, als een strikt technisch probleem, zonder verder te kijken? Van den Berg: “Want dit systeem met wateraan- en afvoer is in het licht van klimaatverandering uiteindelijk niet houdbaar. Dat was voor het waterschap aanleiding om met KLIMAP en in samenwerking met Masterplan IJsselvallei na te gaan denken over de vraag wat we willen en hoe we op langere termijn het gebied klimaatrobuust kunnen maken en daarmee toekomstbestendig.” Uiteindelijk is ervoor gekozen het gemaal aan te pakken, maar ook na te denken over landgebruik, zuinig watergebruik en vasthouden en bergen van water in het achterliggende gebied.
Keihard nodig
Nog even terug naar Frank van der Bolt. Hij was niet alleen één van de initiatiefnemers van KLIMAP, maar werkte net als Rozemarijn van den Berg mee aan een KLIMAP-casus, namelijk de gebiedsgerichte aanpak Vitale Peel: “De Peel is een van de lastigste gebieden van Nederland, met aan de ene kant zeer intensieve landbouw en anderzijds waardevolle hoogveenrestanten die een Natura2000 status hebben. We hebben met een kleine groep mensen vanuit waterschap en provincie de casus Vitale Peel gebruikt om het denken in ontwikkelpaden te doorlopen, en daarmee de vraag te beantwoorden: welke toegevoegde waarde heeft het?” En wat is daarop het antwoord? “Ik denk dat we zo’n soort redeneerlijn als werken met ontwikkelpaden keihard nodig hebben voor allerlei toekomstige gebiedsprocessen. Bijvoorbeeld rond het NPLG. Zeker als er vanuit Den Haag weinig stellende kaders worden opgelegd. Het is veel te complex om dit aan te vliegen als een project, met doelen, een tijdpad en bijbehorende middelen. Je moet echt in gesprek met de omgeving om samen de toekomst van een gebied vorm te geven.”
Gebiedsvraagstukken als de Noordelijke IJsselvallei en Vitale Peel zullen, zo is het algemene gevoel, steeds vaker en steeds urgenter de agenda van waterschappen en andere overheden in het landelijk gebied gaan bepalen. De KLIMAP-ontwikkelpadenmethodiek en de instrumenten die binnen KLIMAP daarvoor zijn ontwikkeld (zie kader), kunnen een belangrijk hulpmiddel zijn om met de omgeving tot oplossingen te komen waar iedereen mee kan leven. De eerste stap is om het werken met, en denken in ontwikkelpaden goed te laten landen binnen waterschappen en andere overheden, aldus Van der Bolt. Het is een uitdaging waar Rozemarijn van den Berg mee aan de slag gaat. Zij werkt inmiddels als onderzoeker Water en Bodem bij WEnR en gaat daar verdere praktische handvatten ontwikkelen om water en bodem sturend te maken.
Meer weten over KLIMAP en de opgeleverde producten? Kijk op klimap.nl
De producten die KLIMAP op heeft geleverd:
Als overkoepelende kapstok is een routekaart ontwikkeld die structuur geeft aan het gehele proces en die de verschillende KLIMAP-producten met elkaar verbindt. De routekaart is een hulpmiddel voor de regio om de transitie naar klimaatbestendigheid richting te geven.
Er is een beschrijving gemaakt van de methodiek van ontwikkelpaden en hoe deze toe te passen in de praktijk.
Er is een overzicht van tools en instrumenten die helpen bij het maken van onderbouwde keuzes in het proces.
Er is een menukaart ontwikkeld met beschikbare en nieuwe kennis over de effectiviteit en haalbaarheid van adaptatiemaatregelen (komt binnenkort beschikbaar).
Nooit meer iets missen? Meld je dan aan voor de digitale uitgave van ons magazine via www.stowa.nl/aanmeldenmagazine
Ontwikkelpaden
Klimaatadaptatie in de praktijk (KLIMAP):
“In het gebied moet het gebeuren”
Klimaatverandering zorgt voor steeds grotere perioden van droogte. Dat geeft problemen. Vooral op de hoger gelegen zandgronden waar wateraanvoer van elders geen vanzelfsprekendheid is, en de grondwatervoorraad onder druk staat. De huidige waterhuishouding piept en kraakt. Er moet iets gebeuren. Maar hoe kom je - met divers landgebruik, verschillende opgaven, uiteenlopende belangen en wisselende wensen – in een gebied tot een voor alle partijen bevredigende uitkomst? In het project KLIMAP – Klimaatadaptatie in de praktijk – is vier jaar gewerkt aan het antwoord.
Frank van der Bolt is hydroloog bij Waterschap Aa en Maas en als onderzoeker verbonden aan WEnR. Van der Bolt was nauw betrokken bij Lumbricus, de voorloper van KLIMAP. Over de aanleiding van KLIMAP zegt hij: “In Lumbricus hebben we vooral onderzocht welke maatregelen je kunt nemen om te zorgen voor een klimaatrobuust bodem- en watersysteem op de hogere zandgronden (Zie voor de uitkomsten www.stowa.nl/lumbricus). Maar uiteindelijk moet je het gebied in, in het gebied moet het gebeuren. Daar spelen naast water en bodem natuurlijk allerlei andere belangen en ontwikkelingen. Denk aan de woningbouwopgave, de energietransitie, landbouw en natuur. Dat moet allemaal wel zijn plek krijgen. Maar hoe doe je dat op een goede manier? Dat was de aanleiding om samen met enkele anderen het initiatief te nemen voor KLIMAP.”
Ontwikkelpaden
In het project is een hoofdrol weggelegd voor de methodiek van ontwikkelpaden, aldus KLIMAP-projectcoördinator Myrjam de Graaf. Met die ontwikkelpaden schets je de mogelijke routes van het nu naar dertig of veertig jaar verder. “Het mooie is dat je op die manier korte-termijn handelen verbindt met een lange-termijn toekomst. Het helpt je voorbij bestuurlijke zittingstermijnen. Het laat goed zien dat het soms verstandig is nu al ingrijpende maatregelen te nemen - maatregelen die we vaak liever voor ons uitschuiven - om een gebied op de lange termijn klimaatrobuust te maken, om niet later geconfronteerd te worden met de impact van klimaatverandering. Het haalt de toekomst dichterbij. Hoe lang kun je nog ergens mee door, wanneer moet je echt iets anders gaan doen?”
Volgens De Graaf is de ontwikkelpadenmethodiek vooral een middel om het gesprek aan te gaan met bewoners en gebruikers van een gebied, met als doel concrete, gedragen stappen te zetten naar klimaatrobuustheid. “Dat is natuurlijk een hele lastige ruimtelijke opgave. Om te beginnen is er onzekerheid over hoe de toekomst er precies uit gaat zien; we weten bijvoorbeeld niet precies hoe de effecten van klimaatverandering gaan uitpakken. Tegelijkertijd hebben de bewoners en gebruikers vanuit hun eigen perspectief vaak heel verschillende ideeën en gedachten bij klimaatrobuustheid.”
Urgentie
Een belangrijke voorwaarde voor een succesvol gebiedsproces met ontwikkelpaden is een gedeeld gevoel van urgentie, zegt Rozemarijn van den Berg, die als beleidsadviseur planvorming bij Waterschap Vallei en Veluwe betrokken was bij de KLIMAP-casus Noordelijke IJsselvallei: “Als niet alle belanghebbenden ervan overtuigd zijn dat er iets moet veranderen, wordt het heel lastig. Er moet naast een eigenbelang ook een gedeeld belang zijn om in actie te komen. En er moet een omgeving worden gecreëerd waarin men vrijuit met elkaar van gedachten kan wisselen, zodat alles op tafel kan komen.”
Leidende principes
Aan Myrjam de Graaf de vraag hoe je nu precies tot een ontwikkelpad voor een gebied komt: “De eerste stap is het schetsen van de huidige context van een gebied. Technisch en fysiek - ondergrond, bebouwing, waterhuishouding - maar ook economisch, politiek-bestuurlijk en maatschappelijk. Dat vormt de basis. We bespreken daarna met de belanghebbenden de mogelijke toekomst: hoe zou een klimaatbestendige toekomst er voor een gebied uit kunnen zien en wat zijn daarbij belangrijke waarden? Bijvoorbeeld: een gezond economisch verdienmodel voor boeren, een gezond watersysteem, een gebied dat aantrekkelijk is voor recreatie.” De volgende stap is om deze waarden te vertalen in concrete strategieën en maatregelen, aldus De Graaf: “Als we dit belangrijk vinden, wat moeten we dan doen? Welke inspanningen zijn daarvoor nodig? En wat zijn de kosten en baten? Op basis daarvan kun je de maatregelen die je hebt geselecteerd, uitzetten in de tijd.”
De ontwikkelpadenmethodiek leidt ertoe dat verantwoordelijke overheden en belanghebbenden het gesprek voeren dat nu nog nauwelijks wordt gevoerd, aldus Myrjam de Graaf: “Het gesprek gaat over pijnlijke maatregelen. Het gaat over de vraag hoe maakbaar we een gebied willen houden, over afhankelijkheden, over grondgebruik. Maar bijvoorbeeld ook over de vraag in hoeverre je afhankelijk wilt zijn van ongewisse wateraanvoer.”
Gemaal Terwolde
Volgens Rozemarijn van den Berg, kun je de ontwikkelpadenmethodiek zowel voor kleine als grote projecten inzetten, vertelde ze in Voorst, bij één van de roadshows waarmee het KLIMAP-projectteam de resultaten vanuit het project deelde. De directe aanleiding voor Vallei en Veluwe om met de methodiek te experimenteren was heel concreet. Er moest iets gebeuren met het gemaal Terwolde langs de IJssel. Van den Berg: “Het gemaal is bij toenemende regenval niet meer in staat voldoende water af te voeren. En omgekeerd: bij droogte is het huidige gemaal vanwege de lage waterstanden in de IJssel onvoldoende in staat om het achterliggende stroomgebied van water te voorzien. En dat wordt alleen maar erger.” Het leek aanvankelijk een eenvoudige vervangingsopgave: grotere pompen, een langere aanvoerpijp. Maar in lijn met de Blauwe Omgevingsvisie kwam bij het waterschap de vraag op: moeten we dit wel op deze manier aanpakken, als een strikt technisch probleem, zonder verder te kijken? Van den Berg: “Want dit systeem met wateraan- en afvoer is in het licht van klimaatverandering uiteindelijk niet houdbaar. Dat was voor het waterschap aanleiding om met KLIMAP en in samenwerking met Masterplan IJsselvallei na te gaan denken over de vraag wat we willen en hoe we op langere termijn het gebied klimaatrobuust kunnen maken en daarmee toekomstbestendig.” Uiteindelijk is ervoor gekozen het gemaal aan te pakken, maar ook na te denken over landgebruik, zuinig watergebruik en vasthouden en bergen van water in het achterliggende gebied.
Keihard nodig
Nog even terug naar Frank van der Bolt. Hij was niet alleen één van de initiatiefnemers van KLIMAP, maar werkte net als Rozemarijn van den Berg mee aan een KLIMAP-casus, namelijk de gebiedsgerichte aanpak Vitale Peel: “De Peel is een van de lastigste gebieden van Nederland, met aan de ene kant zeer intensieve landbouw en anderzijds waardevolle hoogveenrestanten die een Natura2000 status hebben. We hebben met een kleine groep mensen vanuit waterschap en provincie de casus Vitale Peel gebruikt om het denken in ontwikkelpaden te doorlopen, en daarmee de vraag te beantwoorden: welke toegevoegde waarde heeft het?” En wat is daarop het antwoord? “Ik denk dat we zo’n soort redeneerlijn als werken met ontwikkelpaden keihard nodig hebben voor allerlei toekomstige gebiedsprocessen. Bijvoorbeeld rond het NPLG. Zeker als er vanuit Den Haag weinig stellende kaders worden opgelegd. Het is veel te complex om dit aan te vliegen als een project, met doelen, een tijdpad en bijbehorende middelen. Je moet echt in gesprek met de omgeving om samen de toekomst van een gebied vorm te geven.”
Gebiedsvraagstukken als de Noordelijke IJsselvallei en Vitale Peel zullen, zo is het algemene gevoel, steeds vaker en steeds urgenter de agenda van waterschappen en andere overheden in het landelijk gebied gaan bepalen. De KLIMAP-ontwikkelpadenmethodiek en de instrumenten die binnen KLIMAP daarvoor zijn ontwikkeld (zie kader), kunnen een belangrijk hulpmiddel zijn om met de omgeving tot oplossingen te komen waar iedereen mee kan leven. De eerste stap is om het werken met, en denken in ontwikkelpaden goed te laten landen binnen waterschappen en andere overheden, aldus Van der Bolt. Het is een uitdaging waar Rozemarijn van den Berg mee aan de slag gaat. Zij werkt inmiddels als onderzoeker Water en Bodem bij WEnR en gaat daar verdere praktische handvatten ontwikkelen om water en bodem sturend te maken.
Meer weten over KLIMAP en de opgeleverde producten? Kijk op klimap.nl
De producten die KLIMAP op heeft geleverd:
Als overkoepelende kapstok is een routekaart ontwikkeld die structuur geeft aan het gehele proces en die de verschillende KLIMAP-producten met elkaar verbindt. De routekaart is een hulpmiddel voor de regio om de transitie naar klimaatbestendigheid richting te geven.
Er is een beschrijving gemaakt van de methodiek van ontwikkelpaden en hoe deze toe te passen in de praktijk.
Er is een overzicht van tools en instrumenten die helpen bij het maken van onderbouwde keuzes in het proces.
Er is een menukaart ontwikkeld met beschikbare en nieuwe kennis over de effectiviteit en haalbaarheid van adaptatiemaatregelen (komt binnenkort beschikbaar).
Nooit meer iets missen? Meld je dan aan voor de digitale uitgave van ons magazine via www.stowa.nl/aanmeldenmagazine