Deze publicatie maakt gebruik van cookies

We gebruiken functionele en analytische cookies om onze website te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om gepersonaliseerde advertenties op social media weer te geven. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies.
Foto van een typische Nederlands veenweiden gebied bestaande uit stroken weide tussen sloten.

Nattere veenweiden:

wat betekent dat voor de waterkwaliteit?

Nederland is beroemd om zijn veenweidenlandschap. Maar de eindeloze stroken groen tussen sloten zakken weg door veenoxidatie. Dat leidt tot bodemdaling en CO2-uitstoot. Het verhogen van het grondwaterpeil kan het oxidatieproces vertragen. Maar dat heeft gevolgen voor het gebruik van het veenweidegebied, en mogelijk ook voor de waterkwaliteit. Een nieuw STOWA-project onderzoekt de gevolgen voor de ecologische waterkwaliteit. “Je wilt in een gebied de beste maatregel kunnen kiezen.”

“Ik wil er het maximale uithalen op het gebied van waterkwaliteit”, vertelt ecoloog Wouter Patberg, adviseur bij Wetterskip Fryslân. Hij doelt op veranderingen die de komende jaren op stapel staan in de veenweidegebieden. Patberg denkt dat er met maatregelen tegen bodemdaling en de uitstoot van broeikasgassen veel te winnen valt in waterkwaliteit. “Maar ook als er negatieve effecten zijn voor de waterkwaliteit,  wil je dat weten. Je wilt voorbereid zijn.” Er lopen bij het Friese waterschap al een aantal pilotprojecten met vernatting in de veenweiden van Aldeboarn – De Deelen. Zo geldt in overleg met agrariërs in een deel van het gebied het peiladagium ‘Hoog als het kan, laag als het moet’. Patberg: “Maar wat precies de gevolgen van zo’n maatregel zijn voor waterkwaliteit, is nog onduidelijk. Daar kan dit nieuwe STOWA-project meer inzicht in bieden.”

Dalend veen

Veenweiden vind je in Friesland en de Kop van Overijssel, maar ook in de lage delen van Holland en Utrecht. Het zijn vaak lange, smalle stukken grasland met brede sloten tussen lintdorpen. Schilder Jacob van Ruisdael maakte ze met een prachtig wolkendek erboven wereldberoemd. Om te zorgen dat vee er kan weiden en zware tractoren op het land kunnen, wordt het waterpeil in veenweidegebieden systematisch verlaagd. Maar droog veen klinkt in. Veen bestaat namelijk uit halfvergane plantenresten die aan de lucht met zuurstof reageren (‘verbranden’), waardoor de veenlaag met soms centimeters per jaar ‘verdwijnt’. Dat zorgt voor de uitstoot van CO2. Naar schatting 2 tot 3 procent van de totale Nederlandse CO2-uitstoot komt op het conto van veenoxidatie. In het nationaal Klimaatakkoord is afgesproken deze uitstoot te beperken; de reductieopgave is één megaton broeikasgassen in 2030, en in 2050 moeten veenweiden net als heel Nederland ‘CO2-neutraal’ zijn.

Veenoxidatie leidt niet alleen tot broeikasgasemissies, maar zoals gezegd ook tot bodemdaling. Ook dit is een probleem, zeker met een stijgende zeespiegel door klimaatverandering. Steeds meer water moet steeds hoger worden verpompt om de veenweiden droog te houden. De steeds lagere waterstand tast houten funderingen aan en leidt tot verdroging van omliggende natuur. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur concludeerde in 2020 in het rapport ‘Stop bodemdaling in veenweidegebieden’ dat doorgaan met ontwatering in veenweidegebieden “op de lange termijn economisch, ecologisch en maatschappelijk onverantwoord” is. En onlangs verscheen het rapport Goed Gefundeerd van dezelfde Raad, waarin wordt gepleit voor een nationale aanpak van het funderingsprobleem.

Transitie

Vernatting van de veenweides vermindert de oxidatie van het veen en de daarmee gepaard gaande bodemdaling en CO2-uitstoot. Te veel vernatten kan overigens weer leiden tot de uitstoot van methaangas, een ander broeikasgas. Vernatten maakt veenweiden ook ongeschikt voor de huidige manier van gebruik. Vernatting vraag dus om verandering. STOWA publiceerde in 2021 een inventarisatie van mogelijke alternatieven. Die variëren van bodemversterkende maatregelen, ander vee en natte teelten tot omvorming van weides in natuurgebied.

Weidevogels

Wim Twisk, beleidsadviseur Watersystemen bij Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, kent de opties en de uitdagingen rondom de transitie. De Krimpenerwaard tussen Gouda, Rotterdam en Schoonhoven is een klassiek veenweidegebied. Twisk: “Er spelen veel zaken parallel. We zijn als waterschap bezig met het realiseren van het nationaal natuurnetwerk. In dat kader wordt twintig procent van de veenweiden natuurgebied, waar weidevogels kunnen foerageren. Dan is er de nieuwe leidraad in Nederland voor grondgebruik: ‘water- en bodemgestuurd’. Voor ons is dat een zoektocht met gebruikers naar passend beheer en aangepast grondgebruik, nu en in de toekomst. Parallel daarmee loopt ook het Nationaal Programma Landelijk Gebied met opgaves voor natuur, waterkwaliteit en klimaat. Voor 2030 en 2050. En dan is er ook nog de Kaderrichtlijn Water die natuurlijk ook voor de veenweiden geldt.”

Onbekende effecten

In dit complexe speelveld gaat het nieuwe project ‘Vernatting en waterkwaliteit’ van start, een project dat onderdeel uitmaakt van een groter STOWA-programma ‘Veen en water’ (zie ook kader). Twisk en ook Patberg werden gevraagd mee te denken over het projectvoorstel. Twisk: “Voor ons speelt veenvernatting momenteel vooral vanuit klimaatoogpunt. Bodemdaling speelt natuurlijk altijd een rol binnen het waterschap zo lang als we bestaan. Maar de daling is momenteel relatief gering in ons gebied, een paar millimeter per jaar.” In Friesland gaat de bodemdaling gemiddeld harder, en zou de veenlaag zonder tegenmaatregelen in 2100 op een aantal plekken geheel verdwenen kunnen zijn.

Extra uitspoeling

Vernatting lijkt een belangrijke oplossing, maar ervaringskennis over de effecten op waterkwaliteit is beperkt. Bij vernatting zal naar verwachting vanuit de bodem extra uitspoeling plaatsvinden van stikstof en fosfaat naar het oppervlaktewater. Veenweidegronden zijn immers opgeladen met deze meststoffen. Patberg: “Maar is dat de belangrijkste factor voor de ecologische waterkwaliteit? Of is de waterkwaliteit van het water dat je inlaat in poldergebieden bij droogte of om door te spoelen, bepalender? Of is het de bodemsamenstelling? Vernatting kan ook zorgen voor afkalving van slootoevers. Dat brengt slib in het water, wat kan leiden tot zuurstofloze toestanden. Al die effecten wil je in kaart hebben gebracht, voordat je voor bepaalde maatregelen kiest.”

De effecten van vernatting kunnen ook in ruimte en tijd variëren, benadrukken beide adviseurs. Wat voor water gebruik je daarvoor? Regenwater, boezemwater? Per gebied kan dat verschillen. Er is ook nog weinig kennis over de gevolgen voor de rest van het watersysteem, merkt Twisk op. “Als waterschap wil je een ruime blik hebben. Dus ook weten wat er gebeurt op de omringende percelen en het totale watersysteem. En kun je dat ook kwantificeren?”

Maatwerk per perceel

Vragen te over dus voor het onderzoeksproject ‘Vernatting en waterkwaliteit’. Het doel is om inzicht te krijgen in het effect van vernattingsmaatregelen op de waterkwaliteit in het veenweidegebied. Daarvoor hebben we inzicht nodig in de processen en gebruiken we modellen. Via modellering zullen voor vier of vijf representatieve veenweidentypen de effecten op de ecologische waterkwaliteit duidelijk moeten worden. Dit met het idee dat met het verkregen inzicht ook buiten die gebieden met kentallen de effecten op waterkwaliteit inzichtelijk kunnen worden gemaakt.

Het gaat om effecten van vernatting, op bijvoorbeeld de lichtdoorlatendheid, toxiciteit, debieten en voedselrijkdom van het water. De opgedane kennis geeft waterschappen meer inzicht in de gevolgen van vernatting voor de waterkwaliteit en het nut van mogelijke ‘tegenmaatregelen’. Twisk: “Fosfaat kun je bijvoorbeeld afvoeren door gras te maaien. Hoeveel impact heeft dat? En wanneer bereik je het optimale effect? Hopelijk kunnen we daar inzicht in krijgen.” Patberg: “Je wilt het liefst naar win-winsituaties. Mooi als je binnen je gebied de meest geschikte maatregelen kunt kiezen. Dus maatwerk per perceel. Op basis van reële verwachtingen.”

De extra kennis is dus heel welkom. Twisk: “Waterschappen voelen grote maatschappelijke druk om maatregelen te nemen, om keuzes te maken en de doelstellingen te halen. Maar we hebben nu niet alle benodigde kennis om de effecten te overzien. Dat levert spanningen op met bewoners en grondgebruikers in de veenweidegebieden.”

Meer weten?

Meer weten uitstoot door veenafbraak en mogelijke maatregelen? Download deze infographic.

STOWA-programma Veen en Water

Waterbeheer in veenweidegebieden vraagt om een voortdurende afweging tussen belangen: milieu- en natuurbelangen, belangen van agrariërs, industrie en bewoners. Een hogere waterstand vermindert de CO2-uitstoot, is gunstig voor het klimaat en biodiversiteit en ook voor weidevogels. Voor agrariërs is een lagere waterstand aantrekkelijk om de grond te kunnen bewerken en te beweiden zoals ze gewend zijn. Industrie en bedrijvigheid in de omgeving hebben baat bij berijdbare wegen en omwonenden willen een droge kelder.

Voor het maken van keuzes in het waterbeheer is gedegen kennis over de effecten van groot belang. Het STOWA-programma ‘Veen en Water’ wil de belangrijkste kennisvragen rond waterbeheer beantwoorden. Acht waterschappen en de Unie van Waterschappen zijn bij het programma betrokken. Ze formuleerden zeven Kennisvragen Veen(weiden) voor de komende jaren. Die vragen draaien om bodembeweging, de effecten van een hoger waterpeil en mogelijke andere maatregelen om bodemdaling en CO2-uitstoot in veenweidegebieden te keren.

Kennisvraag zes luidt: wat zijn de gevolgen van grootschalige toepassing van maatregelen op de waterkwaliteit? Die wordt uitgewerkt in het bovengenoemde STOWA-project Vernatting & Waterkwaliteit.

Foto van een typische Nederlands veenweiden gebied bestaande uit stroken weide tussen sloten.

Nattere veenweiden:

wat betekent dat voor de waterkwaliteit?

Nederland is beroemd om zijn veenweidenlandschap. Maar de eindeloze stroken groen tussen sloten zakken weg door veenoxidatie. Dat leidt tot bodemdaling en CO2-uitstoot. Het verhogen van het grondwaterpeil kan het oxidatieproces vertragen. Maar dat heeft gevolgen voor het gebruik van het veenweidegebied, en mogelijk ook voor de waterkwaliteit. Een nieuw STOWA-project onderzoekt de gevolgen voor de ecologische waterkwaliteit. “Je wilt in een gebied de beste maatregel kunnen kiezen.”

“Ik wil er het maximale uithalen op het gebied van waterkwaliteit”, vertelt ecoloog Wouter Patberg, adviseur bij Wetterskip Fryslân. Hij doelt op veranderingen die de komende jaren op stapel staan in de veenweidegebieden. Patberg denkt dat er met maatregelen tegen bodemdaling en de uitstoot van broeikasgassen veel te winnen valt in waterkwaliteit. “Maar ook als er negatieve effecten zijn voor de waterkwaliteit,  wil je dat weten. Je wilt voorbereid zijn.” Er lopen bij het Friese waterschap al een aantal pilotprojecten met vernatting in de veenweiden van Aldeboarn – De Deelen. Zo geldt in overleg met agrariërs in een deel van het gebied het peiladagium ‘Hoog als het kan, laag als het moet’. Patberg: “Maar wat precies de gevolgen van zo’n maatregel zijn voor waterkwaliteit, is nog onduidelijk. Daar kan dit nieuwe STOWA-project meer inzicht in bieden.”

Dalend veen

Veenweiden vind je in Friesland en de Kop van Overijssel, maar ook in de lage delen van Holland en Utrecht. Het zijn vaak lange, smalle stukken grasland met brede sloten tussen lintdorpen. Schilder Jacob van Ruisdael maakte ze met een prachtig wolkendek erboven wereldberoemd. Om te zorgen dat vee er kan weiden en zware tractoren op het land kunnen, wordt het waterpeil in veenweidegebieden systematisch verlaagd. Maar droog veen klinkt in. Veen bestaat namelijk uit halfvergane plantenresten die aan de lucht met zuurstof reageren (‘verbranden’), waardoor de veenlaag met soms centimeters per jaar ‘verdwijnt’. Dat zorgt voor de uitstoot van CO2. Naar schatting 2 tot 3 procent van de totale Nederlandse CO2-uitstoot komt op het conto van veenoxidatie. In het nationaal Klimaatakkoord is afgesproken deze uitstoot te beperken; de reductieopgave is één megaton broeikasgassen in 2030, en in 2050 moeten veenweiden net als heel Nederland ‘CO2-neutraal’ zijn.

Veenoxidatie leidt niet alleen tot broeikasgasemissies, maar zoals gezegd ook tot bodemdaling. Ook dit is een probleem, zeker met een stijgende zeespiegel door klimaatverandering. Steeds meer water moet steeds hoger worden verpompt om de veenweiden droog te houden. De steeds lagere waterstand tast houten funderingen aan en leidt tot verdroging van omliggende natuur. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur concludeerde in 2020 in het rapport ‘Stop bodemdaling in veenweidegebieden’ dat doorgaan met ontwatering in veenweidegebieden “op de lange termijn economisch, ecologisch en maatschappelijk onverantwoord” is. En onlangs verscheen het rapport Goed Gefundeerd van dezelfde Raad, waarin wordt gepleit voor een nationale aanpak van het funderingsprobleem.

Transitie

Vernatting van de veenweides vermindert de oxidatie van het veen en de daarmee gepaard gaande bodemdaling en CO2-uitstoot. Te veel vernatten kan overigens weer leiden tot de uitstoot van methaangas, een ander broeikasgas. Vernatten maakt veenweiden ook ongeschikt voor de huidige manier van gebruik. Vernatting vraag dus om verandering. STOWA publiceerde in 2021 een inventarisatie van mogelijke alternatieven. Die variëren van bodemversterkende maatregelen, ander vee en natte teelten tot omvorming van weides in natuurgebied.

Weidevogels

Wim Twisk, beleidsadviseur Watersystemen bij Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, kent de opties en de uitdagingen rondom de transitie. De Krimpenerwaard tussen Gouda, Rotterdam en Schoonhoven is een klassiek veenweidegebied. Twisk: “Er spelen veel zaken parallel. We zijn als waterschap bezig met het realiseren van het nationaal natuurnetwerk. In dat kader wordt twintig procent van de veenweiden natuurgebied, waar weidevogels kunnen foerageren. Dan is er de nieuwe leidraad in Nederland voor grondgebruik: ‘water- en bodemgestuurd’. Voor ons is dat een zoektocht met gebruikers naar passend beheer en aangepast grondgebruik, nu en in de toekomst. Parallel daarmee loopt ook het Nationaal Programma Landelijk Gebied met opgaves voor natuur, waterkwaliteit en klimaat. Voor 2030 en 2050. En dan is er ook nog de Kaderrichtlijn Water die natuurlijk ook voor de veenweiden geldt.”

Onbekende effecten

In dit complexe speelveld gaat het nieuwe project ‘Vernatting en waterkwaliteit’ van start, een project dat onderdeel uitmaakt van een groter STOWA-programma ‘Veen en water’ (zie ook kader). Twisk en ook Patberg werden gevraagd mee te denken over het projectvoorstel. Twisk: “Voor ons speelt veenvernatting momenteel vooral vanuit klimaatoogpunt. Bodemdaling speelt natuurlijk altijd een rol binnen het waterschap zo lang als we bestaan. Maar de daling is momenteel relatief gering in ons gebied, een paar millimeter per jaar.” In Friesland gaat de bodemdaling gemiddeld harder, en zou de veenlaag zonder tegenmaatregelen in 2100 op een aantal plekken geheel verdwenen kunnen zijn.

Extra uitspoeling

Vernatting lijkt een belangrijke oplossing, maar ervaringskennis over de effecten op waterkwaliteit is beperkt. Bij vernatting zal naar verwachting vanuit de bodem extra uitspoeling plaatsvinden van stikstof en fosfaat naar het oppervlaktewater. Veenweidegronden zijn immers opgeladen met deze meststoffen. Patberg: “Maar is dat de belangrijkste factor voor de ecologische waterkwaliteit? Of is de waterkwaliteit van het water dat je inlaat in poldergebieden bij droogte of om door te spoelen, bepalender? Of is het de bodemsamenstelling? Vernatting kan ook zorgen voor afkalving van slootoevers. Dat brengt slib in het water, wat kan leiden tot zuurstofloze toestanden. Al die effecten wil je in kaart hebben gebracht, voordat je voor bepaalde maatregelen kiest.”

De effecten van vernatting kunnen ook in ruimte en tijd variëren, benadrukken beide adviseurs. Wat voor water gebruik je daarvoor? Regenwater, boezemwater? Per gebied kan dat verschillen. Er is ook nog weinig kennis over de gevolgen voor de rest van het watersysteem, merkt Twisk op. “Als waterschap wil je een ruime blik hebben. Dus ook weten wat er gebeurt op de omringende percelen en het totale watersysteem. En kun je dat ook kwantificeren?”

Maatwerk per perceel

Vragen te over dus voor het onderzoeksproject ‘Vernatting en waterkwaliteit’. Het doel is om inzicht te krijgen in het effect van vernattingsmaatregelen op de waterkwaliteit in het veenweidegebied. Daarvoor hebben we inzicht nodig in de processen en gebruiken we modellen. Via modellering zullen voor vier of vijf representatieve veenweidentypen de effecten op de ecologische waterkwaliteit duidelijk moeten worden. Dit met het idee dat met het verkregen inzicht ook buiten die gebieden met kentallen de effecten op waterkwaliteit inzichtelijk kunnen worden gemaakt.

Het gaat om effecten van vernatting, op bijvoorbeeld de lichtdoorlatendheid, toxiciteit, debieten en voedselrijkdom van het water. De opgedane kennis geeft waterschappen meer inzicht in de gevolgen van vernatting voor de waterkwaliteit en het nut van mogelijke ‘tegenmaatregelen’. Twisk: “Fosfaat kun je bijvoorbeeld afvoeren door gras te maaien. Hoeveel impact heeft dat? En wanneer bereik je het optimale effect? Hopelijk kunnen we daar inzicht in krijgen.” Patberg: “Je wilt het liefst naar win-winsituaties. Mooi als je binnen je gebied de meest geschikte maatregelen kunt kiezen. Dus maatwerk per perceel. Op basis van reële verwachtingen.”

De extra kennis is dus heel welkom. Twisk: “Waterschappen voelen grote maatschappelijke druk om maatregelen te nemen, om keuzes te maken en de doelstellingen te halen. Maar we hebben nu niet alle benodigde kennis om de effecten te overzien. Dat levert spanningen op met bewoners en grondgebruikers in de veenweidegebieden.”

Meer weten?

Meer weten uitstoot door veenafbraak en mogelijke maatregelen? Download deze infographic.

STOWA-programma Veen en Water

Waterbeheer in veenweidegebieden vraagt om een voortdurende afweging tussen belangen: milieu- en natuurbelangen, belangen van agrariërs, industrie en bewoners. Een hogere waterstand vermindert de CO2-uitstoot, is gunstig voor het klimaat en biodiversiteit en ook voor weidevogels. Voor agrariërs is een lagere waterstand aantrekkelijk om de grond te kunnen bewerken en te beweiden zoals ze gewend zijn. Industrie en bedrijvigheid in de omgeving hebben baat bij berijdbare wegen en omwonenden willen een droge kelder.

Voor het maken van keuzes in het waterbeheer is gedegen kennis over de effecten van groot belang. Het STOWA-programma ‘Veen en Water’ wil de belangrijkste kennisvragen rond waterbeheer beantwoorden. Acht waterschappen en de Unie van Waterschappen zijn bij het programma betrokken. Ze formuleerden zeven Kennisvragen Veen(weiden) voor de komende jaren. Die vragen draaien om bodembeweging, de effecten van een hoger waterpeil en mogelijke andere maatregelen om bodemdaling en CO2-uitstoot in veenweidegebieden te keren.

Kennisvraag zes luidt: wat zijn de gevolgen van grootschalige toepassing van maatregelen op de waterkwaliteit? Die wordt uitgewerkt in het bovengenoemde STOWA-project Vernatting & Waterkwaliteit.

STOWA Publicaties

Hier vindt u de digitale uitgaven van STOWA waaronder het digitale magazine Ter Info.
Volledig scherm