De geschiedenis leert: we kunnen heel anders omgaan met regenwater
Regenwater drinken? In grote steden als Amsterdam gebeurde het van 1550 tot 1850. Het regenwater werd opgevangen en bewaard in grote waterkelders. We kunnen ook vandaag de dag veel meer met regenwater dan we doen, betoogt hoogleraar Water- en Milieugeschiedenis Petra van Dam.
Inwoners van Amsterdam dronken vanaf 1550 tot aan 1850 regenwater. Ze vingen regenwater op van het dak en sloegen het op in een waterkelder. Aan het eind van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw legde de stad Amsterdam grote waterkelders aan onder een aantal pleinen. Die zijn herontdekt bij de aanleg van de metro in de jaren ’70, maar daar werd destijds weinig aandacht aan besteed. “We hebben in ons onderzoek deze grote kelders herontdekt. De grote drinkwaterkelders waren de reactie op enkele jaren van grote droogte, met name watertekorten in de winter als gevolg van strenge vorst”, vertelt Petra van Dam. Zij heeft met een team van junior en senior onderzoekers zes jaar lang historisch onderzoek verricht naar de geschiedenis van drinkwater in Nederland. Van Dam is hoogleraar Water- en Milieugeschiedenis aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. “De gemeente Amsterdam onderzoekt nu hoe ze één van de reservoirs voor het publiek toegankelijk kan maken”, zegt Van Dam.
Jacob van Lennep
Het drinken van regenwater ging eeuwenlang goed, totdat het mogelijk werd water uit de duinen als zuiver drinkwater naar de stad te pompen. De Amsterdamse Duinwatermaatschappij was in 1853 een van de eerste private drinkwaterbedrijven, gesticht op initiatief van de schrijver Jacob van Lennep, die ook de eerste directeur was. Nog steeds functioneren de Amsterdamse Waterleidingduinen op deze manier, zij het dat sinds 1953 voorgezuiverd rivierwater uit het Amsterdam-Rijnkanaal gedurende 55 dagen wordt geïnfiltreerd in de duinen en daarna nogmaals gezuiverd als drinkwater uit de Amsterdamse kranen stroomt.
De driehonderdjarige geschiedenis van regenwater dat werd gebruikt als drinkwater biedt volgens Petra van Dam aanknopingspunten en inspiratie voor het omgaan met de hedendaagse klimaatverandering met zijn extremen als langdurige droogteperiodes en aanhoudende regenbuien. “We moeten het regenwater veel beter benutten. We moeten niet langer goed drinkwater gebruiken voor alle functies, ook laagwaardige functies als natuurbranden blussen, auto’s wassen, de WC doortrekken en de tuin sproeien. Gebruik verschillende kwaliteiten van water voor verschillende functies”, betoogt zij.
Kleren wassen
Van Dam gelooft dat we met de moderne technologie een heel eind kunnen komen. “We kunnen net als in Vlaanderen bij nieuwbouw regenwateropslag bouwen en deze benutten voor bijvoorbeeld toiletspoeling. Regenwater is schoon, je kunt er ook kleren mee wassen.”
Ze vindt het zonde om heel diep, duizenden jaren oud grondwater te benutten voor dergelijke functies. “Dat oude water is eigenlijk ons kapitaal’, stelt ze. ‘We moeten alleen de rente van dit kapitaal gebruiken. Regenwater is de rente, die we namelijk aan het einde van de watercyclus ontvangen als verdampt zeewater in wolken condenseert en als regenwater gratis uit de lucht komt vallen.”
Leidsche Rijn
Nog altijd wordt het ongeluk aangehaald in de VINEX-wijk Leidsche Rijn, waar in 2002 een ongeluk gebeurde met circulair gebruik van regenwater of grijswater. Zo'n 200 mensen in de wijk werden ziek omdat hun drinkwater per ongeluk met huishoudwater was vermengd. Leidsche Rijn had een dubbel waterleidingnet – drink- en huishoudwater - om het milieu te ontlasten. Het ene bedoeld als drinkwater, het andere voor het doorspoelen van het toilet, de was en het sproeien van de tuin. “Ja, dat klopt, een aantal mensen werden helaas ziek doordat ze per ongeluk grijswater dronken. Het experiment werd meteen afgeblazen, erg jammer. Gelukkig zijn er inmiddels nieuwe experimenten van start gegaan met woningbouw. Heel wat kantoorgebouwen zijn bovendien met een regenwatervoorziening uitgerust.”
Een grijswaterleiding voor woningen zou niet alleen te risicovol zijn, maar ook veel te duur zijn. Ook dat argument betwijfelt Petra van Dam. “In nieuwbouw zou het gemakkelijk kunnen worden aangelegd en het hoeft niet door het hele huis heen. Het gasleidingnet is indertijd ook als extra in huizen gebouwd.” En dat ging twee keer overnieuw.“ Het eerste gasnet werd aangelegd voor stadsgas om de huizen te verlichten. Dat gas werd gemaakt uit steenkool. Vanaf het einde van de jaren vijftig van de vorige eeuw legde Nederland een heel aardgasnet aan, om op te koken en de huizen te verwarmen.”
Behalve opvangkelders als moderne cisternen voor afzonderlijke woningen of woonblokken, zijn er tegenwoordig allerlei andere voorzieningen voor de opslag van regenwater. Van Dam noemt waterzakken die eenvoudig in de kruipruimte onder woningen worden aangebracht. Voor algengroei of andere verontreiniging is ze niet bang. “In Deventer bestaat nog een waterkelder uit 1594, zo ontdekten wij laatst. We hebben hem opgezocht.
De deksel ging er af. Helemaal schoon! Geen varens, mossen of insecten. Als er geen licht bijkomt, is er niks aan de hand, zo bewijst de geschiedenis.”
STOWA en Het Schilthuisfonds
De stichting Schilthuisfonds waarborgt al ruim 35 jaar de wetenschappelijke en praktische beoefening van het waterrecht en de watergeschiedenis. Dit doet de stichting door de ondersteuning van drie leerstoelen en door bijdragen te leveren aan de totstandkoming van relevante publicaties voor de watersector.
Een van deze leerstoelen is de leerstoel Water- en Milieugeschiedenis aan de VU, die nu wordt bekleed door van Petra van Dam. De tweede is de leerstoel Europees en Nationaal waterrecht aan de UU, die momenteel wordt bekleed door Marleen van Rijswick. De Leerstoel Transdisciplinair Waterrecht (v.h. Publieke Organisatie van het decentrale waterbeheer) wordt momenteel bekleed door Jasper van Kempen. Hij is de opvolger van Herman Havekes.
De Stichting Schilthuisfonds kent een jaarlijks budget van ongeveer 70 duizend euro om haar doelstellingen te verwezenlijken. Het overgrote deel daarvan komt beschikbaar via jaarlijkse bijdragen van de Unie van Waterschappen, de Vewin, Rijkswaterstaat, de provincies en STOWA.
Lunchbijeenkomsten
De komende maanden organiseert het Schilthuisfonds drie lunchbijeenkomsten om de drie door het Schilthuisfonds gesteunde leerstoelen bredere bekendheid te geven. Op 8 mei is Petra van Dam de spreker, op 11 juni is het de beurt aan Marleen van Rijswick en op 17 september spreekt Jasper van Kempen. De bijeenkomsten beginnen om 12.00 uur. Meer informatie via https://schilthuisfonds.nl/
De geschiedenis leert: we kunnen heel anders omgaan met regenwater
Regenwater drinken? In grote steden als Amsterdam gebeurde het van 1550 tot 1850. Het regenwater werd opgevangen en bewaard in grote waterkelders. We kunnen ook vandaag de dag veel meer met regenwater dan we doen, betoogt hoogleraar Water- en Milieugeschiedenis Petra van Dam.
Inwoners van Amsterdam dronken vanaf 1550 tot aan 1850 regenwater. Ze vingen regenwater op van het dak en sloegen het op in een waterkelder. Aan het eind van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw legde de stad Amsterdam grote waterkelders aan onder een aantal pleinen. Die zijn herontdekt bij de aanleg van de metro in de jaren ’70, maar daar werd destijds weinig aandacht aan besteed. “We hebben in ons onderzoek deze grote kelders herontdekt. De grote drinkwaterkelders waren de reactie op enkele jaren van grote droogte, met name watertekorten in de winter als gevolg van strenge vorst”, vertelt Petra van Dam. Zij heeft met een team van junior en senior onderzoekers zes jaar lang historisch onderzoek verricht naar de geschiedenis van drinkwater in Nederland. Van Dam is hoogleraar Water- en Milieugeschiedenis aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. “De gemeente Amsterdam onderzoekt nu hoe ze één van de reservoirs voor het publiek toegankelijk kan maken”, zegt Van Dam.
Jacob van Lennep
Het drinken van regenwater ging eeuwenlang goed, totdat het mogelijk werd water uit de duinen als zuiver drinkwater naar de stad te pompen. De Amsterdamse Duinwatermaatschappij was in 1853 een van de eerste private drinkwaterbedrijven, gesticht op initiatief van de schrijver Jacob van Lennep, die ook de eerste directeur was. Nog steeds functioneren de Amsterdamse Waterleidingduinen op deze manier, zij het dat sinds 1953 voorgezuiverd rivierwater uit het Amsterdam-Rijnkanaal gedurende 55 dagen wordt geïnfiltreerd in de duinen en daarna nogmaals gezuiverd als drinkwater uit de Amsterdamse kranen stroomt.
De driehonderdjarige geschiedenis van regenwater dat werd gebruikt als drinkwater biedt volgens Petra van Dam aanknopingspunten en inspiratie voor het omgaan met de hedendaagse klimaatverandering met zijn extremen als langdurige droogteperiodes en aanhoudende regenbuien. “We moeten het regenwater veel beter benutten. We moeten niet langer goed drinkwater gebruiken voor alle functies, ook laagwaardige functies als natuurbranden blussen, auto’s wassen, de WC doortrekken en de tuin sproeien. Gebruik verschillende kwaliteiten van water voor verschillende functies”, betoogt zij.
Kleren wassen
Van Dam gelooft dat we met de moderne technologie een heel eind kunnen komen. “We kunnen net als in Vlaanderen bij nieuwbouw regenwateropslag bouwen en deze benutten voor bijvoorbeeld toiletspoeling. Regenwater is schoon, je kunt er ook kleren mee wassen.”
Ze vindt het zonde om heel diep, duizenden jaren oud grondwater te benutten voor dergelijke functies. “Dat oude water is eigenlijk ons kapitaal’, stelt ze. ‘We moeten alleen de rente van dit kapitaal gebruiken. Regenwater is de rente, die we namelijk aan het einde van de watercyclus ontvangen als verdampt zeewater in wolken condenseert en als regenwater gratis uit de lucht komt vallen.”
Leidsche Rijn
Nog altijd wordt het ongeluk aangehaald in de VINEX-wijk Leidsche Rijn, waar in 2002 een ongeluk gebeurde met circulair gebruik van regenwater of grijswater. Zo'n 200 mensen in de wijk werden ziek omdat hun drinkwater per ongeluk met huishoudwater was vermengd. Leidsche Rijn had een dubbel waterleidingnet – drink- en huishoudwater - om het milieu te ontlasten. Het ene bedoeld als drinkwater, het andere voor het doorspoelen van het toilet, de was en het sproeien van de tuin. “Ja, dat klopt, een aantal mensen werden helaas ziek doordat ze per ongeluk grijswater dronken. Het experiment werd meteen afgeblazen, erg jammer. Gelukkig zijn er inmiddels nieuwe experimenten van start gegaan met woningbouw. Heel wat kantoorgebouwen zijn bovendien met een regenwatervoorziening uitgerust.”
Een grijswaterleiding voor woningen zou niet alleen te risicovol zijn, maar ook veel te duur zijn. Ook dat argument betwijfelt Petra van Dam. “In nieuwbouw zou het gemakkelijk kunnen worden aangelegd en het hoeft niet door het hele huis heen. Het gasleidingnet is indertijd ook als extra in huizen gebouwd.” En dat ging twee keer overnieuw.“ Het eerste gasnet werd aangelegd voor stadsgas om de huizen te verlichten. Dat gas werd gemaakt uit steenkool. Vanaf het einde van de jaren vijftig van de vorige eeuw legde Nederland een heel aardgasnet aan, om op te koken en de huizen te verwarmen.”
Behalve opvangkelders als moderne cisternen voor afzonderlijke woningen of woonblokken, zijn er tegenwoordig allerlei andere voorzieningen voor de opslag van regenwater. Van Dam noemt waterzakken die eenvoudig in de kruipruimte onder woningen worden aangebracht. Voor algengroei of andere verontreiniging is ze niet bang. “In Deventer bestaat nog een waterkelder uit 1594, zo ontdekten wij laatst. We hebben hem opgezocht.
De deksel ging er af. Helemaal schoon! Geen varens, mossen of insecten. Als er geen licht bijkomt, is er niks aan de hand, zo bewijst de geschiedenis.”
STOWA en Het Schilthuisfonds
De stichting Schilthuisfonds waarborgt al ruim 35 jaar de wetenschappelijke en praktische beoefening van het waterrecht en de watergeschiedenis. Dit doet de stichting door de ondersteuning van drie leerstoelen en door bijdragen te leveren aan de totstandkoming van relevante publicaties voor de watersector.
Een van deze leerstoelen is de leerstoel Water- en Milieugeschiedenis aan de VU, die nu wordt bekleed door van Petra van Dam. De tweede is de leerstoel Europees en Nationaal waterrecht aan de UU, die momenteel wordt bekleed door Marleen van Rijswick. De Leerstoel Transdisciplinair Waterrecht (v.h. Publieke Organisatie van het decentrale waterbeheer) wordt momenteel bekleed door Jasper van Kempen. Hij is de opvolger van Herman Havekes.
De Stichting Schilthuisfonds kent een jaarlijks budget van ongeveer 70 duizend euro om haar doelstellingen te verwezenlijken. Het overgrote deel daarvan komt beschikbaar via jaarlijkse bijdragen van de Unie van Waterschappen, de Vewin, Rijkswaterstaat, de provincies en STOWA.
Lunchbijeenkomsten
De komende maanden organiseert het Schilthuisfonds drie lunchbijeenkomsten om de drie door het Schilthuisfonds gesteunde leerstoelen bredere bekendheid te geven. Op 8 mei is Petra van Dam de spreker, op 11 juni is het de beurt aan Marleen van Rijswick en op 17 september spreekt Jasper van Kempen. De bijeenkomsten beginnen om 12.00 uur. Meer informatie via https://schilthuisfonds.nl/