Deze publicatie maakt gebruik van cookies

We gebruiken functionele en analytische cookies om onze website te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om gepersonaliseerde advertenties op social media weer te geven. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies.

DE WATERSCHAPPEN ALS INSTITUTIONEEL WERELDERFGOED

Onze waterschappen zijn uniek in de wereld. Nergens is het waterbeheer organisatorisch en financieel zo geregeld. Daarom gooide Herman Havekes in 2022 een balletje op. Niet alleen bepaalde assets van de waterschappen zouden erfgoed moeten worden, ook de waterschappen zelf. “Het was niet zo dat ik de waterschappen destijds daadwerkelijk bij UNESCO als werelderfgoed wilde aanmelden, maar ik wilde dat er met een andere bril naar de waterschappen zou worden gekeken. Onze waterschappen zijn een bijzondere vorm van water governance die al bijna 800 jaar bestaat en zich steeds heeft doorontwikkeld.”

Inmiddels is Herman Havekes, voormalig strategisch adviseur van de Unie van Waterschappen en hoogleraar decentraal waterbeheer aan de Universiteit van Utrecht, met pensioen. Maar dat betekent niet dat hij op zijn lauweren rust. Enthousiast laat Havekes het net verschenen Tijdschrift voor Waterstaatgeschiedenis zien dat in het teken staat van de herdenking van de desastreuze overstromingen in Noord-Nederland en Duitsland in 1825, precies tweehonderd jaar geleden. Het wordt ook wel de vergeten watersnood genoemd. Van 3 tot 5 februari 1825 zorgde een noordwesterstorm in combinatie met springtij voor grote overstromingen rond de Zuiderzee en daarbuiten, van het Deense Nordfriesland tot aan Vlaanderen. In Nederland kostte de ramp 379 mensen en tienduizenden stuks vee het leven. De ramp zorgde bovendien voor veel schade in vooral Friesland en Overijssel. “Na deze overstromingen werd de waterschapsorganisatie onder de loep genomen en aangepast.”

Ontstaan van de waterschappen

De Nederlandse waterschappen ontstonden tussen 1200 en 1300 in Zuid-Holland. Ook in Zeeland en Noord-Holland kennen de waterschappen een lange geschiedenis. In de Grote Waard (tegenwoordig Kinderdijk, red.) werden rond 1280 molens gebouwd voor het peilbeheer. Rondom die molens mocht niet worden gebouwd omdat de windvang van die molens dan zou verminderen, met wateroverlast en mislukte oogsten tot gevolg. De ontwikkeling van de waterschappen is in Nederland heel verschillend geweest. Op de hoge zandgronden in Brabant en op de Veluwe was waterbeheer lange tijd niet nodig. De waterschappen bestaan daar ook nog maar zo’n 150 jaar. En sommige grote steden zijn pas in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw bij waterschappen ondergebracht. Denk aan Utrecht, Alkmaar en Breda.”

Aanvankelijk waren er in Nederland enkele duizenden waterschapsorganisaties. “Die organisaties bestonden vaak uit boeren en grootgrondbezitters. Zij gingen destijds uit van een onderhoudsplicht. Als een boer zijn sloten niet maaide, ging het bestuur op kosten van die boer eten en drinken in een lokale uitspanning. De bestuurders bleven daar net zo lang zitten, tot de boer binnen kwam en aangaf dat hij de sloten had gemaaid. Dit werd ook wel de teerschouw genoemd. In de 14e en 15e eeuw werd de onderhoudsplicht bij bepaalde waterschappen omgezet in een verplichting om belasting te betalen. Dat wordt ook wel ‘gemeenmaking’ genoemd. In het boek ‘Consensus en Conflict’ van Milja van Tielhof lees je dat er in waterschapsgebieden met een onderhoudsplicht langer rampen gebeurden dan in de gebieden met verplichte betalingen.”

Professionalisering

Rond 1950 waren er nog steeds zo’n 2500 kleine waterschappen, vaak met beperkte middelen en technische kennis. Vanaf de jaren ‘50 begon een proces van samenvoeging, waardoor het aantal waterschappen drastisch afnam. “Dit proces werd door provincies in gang gezet, maar werd later door de waterschappen zelf geïnitieerd. Dat leidde tot grotere, professionelere organisaties met meer capaciteit voor waterbeheer. Begin jaren zeventig kregen de waterschappen de extra taak om de waterkwaliteit te verbeteren en om afvalwater te gaan zuiveren. Het is uniek dat de waterschappen bij ons ook de waterzuivering verzorgen. Dat zie je nergens anders in de wereld.” De waterschappen konden voor deze zuiveringstaak een zuiveringsheffing invoeren. Daardoor werden de waterschapsorganisaties financieel gezonder.

Democratisering

“Waterschappen worden vaak geroemd als oudste democratisch organen, maar bestuurders waren in het begin vooral grootgrondbezitters”, aldus Havekes. Ze hadden vroeger ook veel macht. Er werd door hen tot 1841 ook recht gesproken. Er zijn zelfs gevallen bekend waarbij iemand de doodstraf kreeg. “Burgers zijn pas veel later betrokken geraakt. En niet zozeer vanwege de democratisering, maar omdat er geld nodig was. Nadat ze een plek in de besturen hadden gekregen, werd er belasting geheven. Dat gebeurde volgens het principe: belang-betaling-zeggenschap. Nu levert de ingezetenenheffing jaarlijks zo’n 800 miljoen euro op”, vertelt Havekes. Sinds 1995 zijn er waterschapsverkiezingen zodat burgers kunnen stemmen en sinds 2015 zijn deze verkiezingen tegelijk met de provinciale verkiezingen om de opkomst te vergroten. “Dat is zeker gelukt, bij de verkiezingen van 2023 lag de opkomst boven de 53%, nog hoger dan bij de gemeenteraadsverkiezingen.”

België

Het zou volgens Havekes best kunnen dat wij vroeger de kunst van het waterbeheer hebben afgekeken bij onze Zuiderburen. “Onze waterschappen kennen een lange geschiedenis, maar Vlaanderen had al in 1180 waterschappen, daar polders en wateringen genoemd. Vorig jaar dacht ik in Vlaanderen mee over de broodnodige reorganisatie van het lokale en regionale waterbeheer, dat nog steeds erg kleinschalig georganiseerd is. Men heeft er de modernisering en professionalisering gemist. In die zin kan men zijn voordeel doen met ons waterschapsmodel. Maar wij kunnen zeker ook veel van Vlaanderen leren. Ze hebben daar een strengere watertoets; nieuwe huizen zijn verplicht hun eigen regenwater op te vangen en ze hebben een ander tariefsysteem voor drinkwaterverbruik. De gemiddelde Belg verbruikt daardoor ongeveer 80 liter drinkwater per dag, tegenover 129 liter in Nederland. Dat is nogal een verschil.”

Buitenlandse belangstelling

De Nederlandse waterschappen hebben zich altijd ontwikkeld, in tegenstelling tot waterschapsorganisaties elders. Ons bestuurlijk model is bovendien zo bijzonder dat ze daar in het buitenland van kunnen leren. Havekes: “Maar dat model kun je niet klakkeloos naar het buitenland exporteren. Wel kun je bepaalde elementen benutten. Er komen veel buitenlandse delegaties op bezoek om te kijken hoe we het hier doen. Er wordt dan vooral met belangstelling, zelfs met jaloezie, gekeken naar het feit dat de waterschappen financieel sterk en min of meer onafhankelijk zijn. Het vinden van geld voor waterbeheer is vrijwel overal een groot knelpunt. Geen enkel ander land heeft ook een Deltacommissaris of een Waterschapsbank. Onlangs was hier nog een Engelse delegatie op bezoek die de regionale dijken wil versterken. Daar is in dat land geen geld voor. Dan zijn ze toch wel heel benieuwd naar hoe wij dat hier aanpakken.”

DE WATERSCHAPPEN ALS INSTITUTIONEEL WERELDERFGOED

Onze waterschappen zijn uniek in de wereld. Nergens is het waterbeheer organisatorisch en financieel zo geregeld. Daarom gooide Herman Havekes in 2022 een balletje op. Niet alleen bepaalde assets van de waterschappen zouden erfgoed moeten worden, ook de waterschappen zelf. “Het was niet zo dat ik de waterschappen destijds daadwerkelijk bij UNESCO als werelderfgoed wilde aanmelden, maar ik wilde dat er met een andere bril naar de waterschappen zou worden gekeken. Onze waterschappen zijn een bijzondere vorm van water governance die al bijna 800 jaar bestaat en zich steeds heeft doorontwikkeld.”

Inmiddels is Herman Havekes, voormalig strategisch adviseur van de Unie van Waterschappen en hoogleraar decentraal waterbeheer aan de Universiteit van Utrecht, met pensioen. Maar dat betekent niet dat hij op zijn lauweren rust. Enthousiast laat Havekes het net verschenen Tijdschrift voor Waterstaatgeschiedenis zien dat in het teken staat van de herdenking van de desastreuze overstromingen in Noord-Nederland en Duitsland in 1825, precies tweehonderd jaar geleden. Het wordt ook wel de vergeten watersnood genoemd. Van 3 tot 5 februari 1825 zorgde een noordwesterstorm in combinatie met springtij voor grote overstromingen rond de Zuiderzee en daarbuiten, van het Deense Nordfriesland tot aan Vlaanderen. In Nederland kostte de ramp 379 mensen en tienduizenden stuks vee het leven. De ramp zorgde bovendien voor veel schade in vooral Friesland en Overijssel. “Na deze overstromingen werd de waterschapsorganisatie onder de loep genomen en aangepast.”

Ontstaan van de waterschappen

De Nederlandse waterschappen ontstonden tussen 1200 en 1300 in Zuid-Holland. Ook in Zeeland en Noord-Holland kennen de waterschappen een lange geschiedenis. In de Grote Waard (tegenwoordig Kinderdijk, red.) werden rond 1280 molens gebouwd voor het peilbeheer. Rondom die molens mocht niet worden gebouwd omdat de windvang van die molens dan zou verminderen, met wateroverlast en mislukte oogsten tot gevolg. De ontwikkeling van de waterschappen is in Nederland heel verschillend geweest. Op de hoge zandgronden in Brabant en op de Veluwe was waterbeheer lange tijd niet nodig. De waterschappen bestaan daar ook nog maar zo’n 150 jaar. En sommige grote steden zijn pas in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw bij waterschappen ondergebracht. Denk aan Utrecht, Alkmaar en Breda.”

Aanvankelijk waren er in Nederland enkele duizenden waterschapsorganisaties. “Die organisaties bestonden vaak uit boeren en grootgrondbezitters. Zij gingen destijds uit van een onderhoudsplicht. Als een boer zijn sloten niet maaide, ging het bestuur op kosten van die boer eten en drinken in een lokale uitspanning. De bestuurders bleven daar net zo lang zitten, tot de boer binnen kwam en aangaf dat hij de sloten had gemaaid. Dit werd ook wel de teerschouw genoemd. In de 14e en 15e eeuw werd de onderhoudsplicht bij bepaalde waterschappen omgezet in een verplichting om belasting te betalen. Dat wordt ook wel ‘gemeenmaking’ genoemd. In het boek ‘Consensus en Conflict’ van Milja van Tielhof lees je dat er in waterschapsgebieden met een onderhoudsplicht langer rampen gebeurden dan in de gebieden met verplichte betalingen.”

Professionalisering

Rond 1950 waren er nog steeds zo’n 2500 kleine waterschappen, vaak met beperkte middelen en technische kennis. Vanaf de jaren ‘50 begon een proces van samenvoeging, waardoor het aantal waterschappen drastisch afnam. “Dit proces werd door provincies in gang gezet, maar werd later door de waterschappen zelf geïnitieerd. Dat leidde tot grotere, professionelere organisaties met meer capaciteit voor waterbeheer. Begin jaren zeventig kregen de waterschappen de extra taak om de waterkwaliteit te verbeteren en om afvalwater te gaan zuiveren. Het is uniek dat de waterschappen bij ons ook de waterzuivering verzorgen. Dat zie je nergens anders in de wereld.” De waterschappen konden voor deze zuiveringstaak een zuiveringsheffing invoeren. Daardoor werden de waterschapsorganisaties financieel gezonder.

Democratisering

“Waterschappen worden vaak geroemd als oudste democratisch organen, maar bestuurders waren in het begin vooral grootgrondbezitters”, aldus Havekes. Ze hadden vroeger ook veel macht. Er werd door hen tot 1841 ook recht gesproken. Er zijn zelfs gevallen bekend waarbij iemand de doodstraf kreeg. “Burgers zijn pas veel later betrokken geraakt. En niet zozeer vanwege de democratisering, maar omdat er geld nodig was. Nadat ze een plek in de besturen hadden gekregen, werd er belasting geheven. Dat gebeurde volgens het principe: belang-betaling-zeggenschap. Nu levert de ingezetenenheffing jaarlijks zo’n 800 miljoen euro op”, vertelt Havekes. Sinds 1995 zijn er waterschapsverkiezingen zodat burgers kunnen stemmen en sinds 2015 zijn deze verkiezingen tegelijk met de provinciale verkiezingen om de opkomst te vergroten. “Dat is zeker gelukt, bij de verkiezingen van 2023 lag de opkomst boven de 53%, nog hoger dan bij de gemeenteraadsverkiezingen.”

België

Het zou volgens Havekes best kunnen dat wij vroeger de kunst van het waterbeheer hebben afgekeken bij onze Zuiderburen. “Onze waterschappen kennen een lange geschiedenis, maar Vlaanderen had al in 1180 waterschappen, daar polders en wateringen genoemd. Vorig jaar dacht ik in Vlaanderen mee over de broodnodige reorganisatie van het lokale en regionale waterbeheer, dat nog steeds erg kleinschalig georganiseerd is. Men heeft er de modernisering en professionalisering gemist. In die zin kan men zijn voordeel doen met ons waterschapsmodel. Maar wij kunnen zeker ook veel van Vlaanderen leren. Ze hebben daar een strengere watertoets; nieuwe huizen zijn verplicht hun eigen regenwater op te vangen en ze hebben een ander tariefsysteem voor drinkwaterverbruik. De gemiddelde Belg verbruikt daardoor ongeveer 80 liter drinkwater per dag, tegenover 129 liter in Nederland. Dat is nogal een verschil.”

Buitenlandse belangstelling

De Nederlandse waterschappen hebben zich altijd ontwikkeld, in tegenstelling tot waterschapsorganisaties elders. Ons bestuurlijk model is bovendien zo bijzonder dat ze daar in het buitenland van kunnen leren. Havekes: “Maar dat model kun je niet klakkeloos naar het buitenland exporteren. Wel kun je bepaalde elementen benutten. Er komen veel buitenlandse delegaties op bezoek om te kijken hoe we het hier doen. Er wordt dan vooral met belangstelling, zelfs met jaloezie, gekeken naar het feit dat de waterschappen financieel sterk en min of meer onafhankelijk zijn. Het vinden van geld voor waterbeheer is vrijwel overal een groot knelpunt. Geen enkel ander land heeft ook een Deltacommissaris of een Waterschapsbank. Onlangs was hier nog een Engelse delegatie op bezoek die de regionale dijken wil versterken. Daar is in dat land geen geld voor. Dan zijn ze toch wel heel benieuwd naar hoe wij dat hier aanpakken.”

STOWA Publicaties

Hier vindt u de digitale uitgaven van STOWA waaronder het digitale magazine Ter Info.
Volledig scherm