Deze publicatie maakt gebruik van cookies

We gebruiken functionele en analytische cookies om onze website te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om gepersonaliseerde advertenties op social media weer te geven. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies.

Wat doet STOWA op het snijvlak van erfgoed, cultuurhistorie en waterbeheer?

STOWA heeft de afgelopen jaren enkele producten laten ontwikkelen op het snijvlak van erfgoed, cultuurhistorie en waterbeheer. Hieronder een overzicht, met een korte toelichting.

De Stadsgenese

Cultuurhistorie en het natuurlijk systeem als gids voor klimaatadaptieve en stedelijke ontwikkeling (2021)

“Aanrader voor mensen die denken dat erfgoed ballast is”

“Ik snap nu waarom het grondwatersysteem in Tuindorp Oostzaan zo anders is dan in de omliggende wijken”, vertelt hydroloog-aardwetenschapper Nick van der Lee, planadviseur bij Waternet. Van der Lee volgde in 2024 de cursus Stadsgenese. De cursus is een uitvloeisel van het boek ‘De Stadsgenese. Cultuurhistorie en het natuurlijk systeem als gids voor klimaatadaptieve en stedelijke ontwikkeling’.

Het boek beschrijft een door STOWA en RCE ontwikkelde methodiek om ondergrond, bodem en het watersysteem van een stad of gebied te begrijpen aan de hand van de ontstaansgeschiedenis. Acht praktijkvoorbeelden tonen hoe stadsgenese een inspiratiebron kan zijn voor klimaatadaptatie en stedelijke ontwikkeling. De cursus Stadsgenese omvat drie cursusdagen met excursies. Daarnaast is er huiswerk voor een pitch; elke cursist pas de methodiek toe op een eigen interessegebied en pitcht de resultaten. Zo ontdekte cursist Van der Lee dat de Cornelis Douwes haven ooit onderdeel was van de Noorder IJpolder. “De dijk is landinwaarts verplaatst om de havens te creëren. De onderlaag bestaat dus niet uit de oorspronkelijke bodem van het IJ, maar uit een weiland, opgehoogd met zand.” Van der Lee vindt de cursus een aanrader “ook voor mensen die denken dat erfgoed ballast is voor een waterschap; je ontdekt hoe je erfgoed kunt benutten.”

Klimaatadaptatie

Van der Lee meldde zich aan vanuit professionele interesse in klimaatadaptatie, maar ook als geschiedenisliefhebber. De cursus kostte Van der Lee naar schatting veertig uur: “Met mijn technische achtergrond was het niet moeilijk.” Ook toepasbaar? “Ja, bijvoorbeeld hoe je oude slotenpatronen kunt gebruiken om piekbuien op te vangen.” Aan daadwerkelijk toepassen is Van der Lee nog niet toegekomen. Maar hij heeft alles gereed staan om bij een nieuw transitieproject te starten met een gebiedsanalyse volgens Stadsgenese. Erfgoedgids en stadsgenesewebsite staan als snelkoppelingen in zijn browser, net als de Topotijdreis en het geoweb van het waterschap zelf. “Ik geef binnenkort ook nog een presentatie voor collega’s om hen te informeren en ze te enthousiasmeren.”

Meer weten?

Het boek De Stadsgenese is online te downloaden via deze link; op aanvraag wordt een (gratis) papieren exemplaar toegestuurd. De Erfgoedacademie verzorgt de cursus Stadsgenese een- of tweemaal per jaar.

Handboek Geomorfologisch Beekherstel

“Met deze methodiek zet je samen een stip aan de horizon: dit willen we bereiken”

Bij beekherstel denk je al snel aan het weer laten meanderen van rechtgetrokken beken. Maar beekherstel kan ook veel onopvallender zijn. Zo is het Anlooërdiepje in Nationaal Park Drentsche Aa een halve meter minder diep gemaakt om natuurwaarden te verbeteren, met behoud van het historische karakter van het beekdal. Dat gebeurde via ‘omgekeerd baggeren’, een oplossing die uit de methodiek rolde van het Handboek Geomorfologisch Beekherstel

Op het eerste gezicht oogt het Anlooërdiepje idyllisch. De beek kronkelt vrijuit door een natuurrijk historisch kamertjeslandschap met oude boomwallen, dotterbloemhooilanden en hogerop in het dal bos en hei. Toch was er vijf jaar geleden flink werk aan de winkel, vertelt Peter Paul Schollema, aquatisch ecoloog bij Waterschap Hunze en Aa’s. “In de loop der jaren is de beek diep uitgesleten. Dat zorgde voor een lage beekwaterstand en verlaging van grondwater direct naast de beek.” Zeker in hete, droge zomers waren oevers te droog om karakteristieke planten en dieren te behouden. Door het plaatsen van stuwen zou het waterniveau snel op te krikken zijn. Maar dat zou bijvoorbeeld de vismigratie hinderen, vertelt Schollema. “Bovendien verandert dat ook het karakter van het waterleven omdat de stroming stroomopwaarts van zo’n stuw, sterk afneemt.”

Met het Handboek Geomorfologisch Beekherstel als leidraad organiseerde het waterschap werksessies om een goede oplossing te vinden. Erfgoedexperts, hydrologen, ecologen en morfologen zochten samen naar een geschikte oplossing. Schollema: “Je zet samen een stip aan de horizon: dit willen we bereiken. Vervolgens doe je gedegen vooronderzoek. Hoe is de situatie en waarom? En hoe zal het landschap reageren op verandering? Zo ontdek je ook wat je nog aan informatie mist. Het was echt boeiend en leerzaam om met zoveel specialisten aan de slag te zijn.”

Veel handwerk

Het uiteindelijke resultaat: over een lengte van twee kilometer is het Anlooërdiepje een halve meter opgehoogd met zand en hout. Dat gebeurde grotendeels handmatig om oevers en natuurgebied niet te schaden en zo min mogelijk te verstoren. Takken en kleine boompjes uit de omgeving werden verzameld, bijeen gebonden en op de bodem vastgepind. Vanaf een werkplatform over de beek werd een water-zandmix in de beek gespoten via een omgebouwde beregeningsinstallatie uit de landbouw. Schollema. “Dankzij een lange aanvoerslang konden we zo zand aanvoeren zonder zware machines langs de beek, een soort omgekeerd baggeren.” Omdat er in de directe omgeving geen geschikt zand beschikbaar was, werd het in de juiste korrelgrootteverdeling aangevoerd vanuit een lokale zandwinning.

Het werk aan de beekbodem werd in de winter van 2021 afgerond. Een jaar later waren er nauwelijks nog sporen te zien van de werkzaamheden, aldus Schollema. Maar heeft het beekbodemherstel ook de gewenste resultaten opgeleverd? “We monitoren de beek nu intensief. De eerste resultaten zijn positief, maar een echte conclusie over het realiseren van de ecologische doelen volgt pas over een á twee jaar wanneer het monitoringsprogramma van vijf jaar is afgerond. Er zijn ondertussen wel reportages opgeleverd over de technische uitvoeringservaringen, de planvorming en bijbehorende politieke besluitvorming.” Met het Handboek Geomorfologisch Beekherstel als leidraad organiseerde het waterschap werksessies om een goede oplossing te vinden. Erfgoedexperts, hydrologen, ecologen en morfologen zochten samen naar een geschikte oplossing. Schollema: “Je zet samen een stip aan de horizon: dit willen we bereiken. Vervolgens doe je gedegen vooronderzoek. Hoe is de situatie en waarom? En hoe zal het landschap reageren op verandering? Zo ontdek je ook wat je nog aan informatie mist. Het was echt boeiend en leerzaam om met zoveel specialisten aan de slag te zijn.”

Beverdam

Bij de monitoring gaat het om de visstanden, macrofauna, oevervegetatie, waterplanten, boomwallen, waterstanden in de beek, grondwaterstanden, zandtransport en natuurlijk de bodemopbouw in de beek over de gehele lengte en eventuele verschillen in binnen- en buitenbochten. Bij alle resultaten moet de invloed van droge en natte periodes worden meegenomen.

Na anderhalf jaar dreigde het hele onderzoek even in duigen te vallen door een beverfamilie. Ze besloten een dam te bouwen in het net opgehoogde Anlooërdiepje. Schollema: “Prachtige natuur, maar zo’n dam verhoogt de waterstand sterk waardoor het onderzoek niet meer representatief zou zijn. Daarom hebben we die dam in overleg met provincie en Staatsbosbeheer toch maar weggehaald.” Die ervaring levert een tip van Schollema op voor een eventuele volgende uitgave van het STOWA Handboek Geomorfologisch Beekherstel. “Het werk van onze collega waterbouwers, de bevers, is zeer bepalend voor de ecologie, hydromorfologie en cultuurhistorie in de beekdalen waar ze voorkomen. Daar zou extra aandacht voor mogen komen in een volgende update.”

Meer weten?

Handboek Beken en Erfgoed

“Er is zoveel nieuws dat het tijd wordt voor een update van het vloeiveldenhoofdstuk”

Ooit lagen ze door heel Nederland: beekdalen met grasland dat werd vernat door beekwater over de velden te laten vloeien. Slechts op één landgoed en in één natuurgebied hield de traditie stand. Maar herstel van vloeivelden is steeds kansrijker door klimaatverandering, stelt Eric Brinckmann, directeur van landgoed Het Lankheet. Onderzoek laat namelijk ook positieve effecten zien op verdroging en verkoeling. Kennis die er mede kwam dankzij het Handboek Beken en Erfgoed van STOWA en RCE.

Binnenkort reist Eric Brinckmann naar Duitsland. Daar is nog zo’n duizend hectare aan historische vloeivelden, tegenover veertig hectare in Nederland. Bij steden als Forchheim en Neurenberg lopen de vloeivelden zelfs door tot in de voorsteden. Nieuwbouw is er omheen geplaatst. Brinckmann reist samen met wetenschappers van de TU Delft, die onderzoek doen naar de verkoelende effecten van vloeivelden en hun bijdrage aan waterberging. Dat zijn namelijk belangrijke nieuwe redenen om de bevloeiing van beekdalen via greppels en stuwtjes in oude glorie te herstellen. Maar Brinckmann somt ook vlot een rijtje ‘oude’ voordelen op van vloeivelden: droogtebestendigheid, biodiversiteit, rijk bodemleven, natuurlijke bemesting en CO2-opslag.

Dat is bekend dankzij het onderzoeksproject Sensorisch Landschap dat volgde op Brinckmanns medewerking aan het STOWA/RCE-handboek Beken en Erfgoed. De vloeivelden kregen een eigen hoofdstukje wat veel nieuwe contacten en ideeën opleverde. Het meetprogramma Sensorisch Landschap liet zien dat de vitaliteit van de bodem op Landgoed Het Lankheet bij Haaksbergen prima is. De vitaliteit van vloeivelden in Vlaanderen komt overeen met de meest vitale proefbodems van Wageningen Universiteit, aldus Brinckmann. “Er is zoveel nieuws te melden dat het tijd wordt voor een update van het hoofdstuk over vloeivelden in het handboek.”

De opbrengst van vloeivelden hoeft zeker niet minder te zijn dan die van regulier beheerd grasland. Op Het Lankheet is een deel van het grasland ook in beheer van een ‘gewone’ boer. “Ook daar zijn positieve effecten te zien van beekbevloeiing op het bodemleven.”

Meer weten?

Vloeivelden in de Erfgoedatlas

Sinds 2023 bevat de online Erfgoedatlas van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de kaartlaag ‘historische vloeivelden’. Daar staan inmiddels 250 locaties op waarvan achterhaald is dat er ooit grasland werd bevloeid met beekwater. “Waarschijnlijk waren het er heel veel meer”, aldus Eric Brinckmann. “Er melden zich heel regelmatig mensen bij de werkgroep vloeivelden die ontdekken dat de methode ook in hun gebied is toegepast.” Helaas zijn er in het veld lang niet altijd nog bewijzen terug te vinden; verdeelpunten, kanaaltjes en kades zijn vaak omgeploegd. Het merendeel van de nieuwe locaties wordt ontdekt op kaarten, via vermeldingen in streekarchieven of andere documenten.

Wat doet STOWA op het snijvlak van erfgoed, cultuurhistorie en waterbeheer?

STOWA heeft de afgelopen jaren enkele producten laten ontwikkelen op het snijvlak van erfgoed, cultuurhistorie en waterbeheer. Hieronder een overzicht, met een korte toelichting.

De Stadsgenese

Cultuurhistorie en het natuurlijk systeem als gids voor klimaatadaptieve en stedelijke ontwikkeling (2021)

“Aanrader voor mensen die denken dat erfgoed ballast is”

“Ik snap nu waarom het grondwatersysteem in Tuindorp Oostzaan zo anders is dan in de omliggende wijken”, vertelt hydroloog-aardwetenschapper Nick van der Lee, planadviseur bij Waternet. Van der Lee volgde in 2024 de cursus Stadsgenese. De cursus is een uitvloeisel van het boek ‘De Stadsgenese. Cultuurhistorie en het natuurlijk systeem als gids voor klimaatadaptieve en stedelijke ontwikkeling’.

Het boek beschrijft een door STOWA en RCE ontwikkelde methodiek om ondergrond, bodem en het watersysteem van een stad of gebied te begrijpen aan de hand van de ontstaansgeschiedenis. Acht praktijkvoorbeelden tonen hoe stadsgenese een inspiratiebron kan zijn voor klimaatadaptatie en stedelijke ontwikkeling. De cursus Stadsgenese omvat drie cursusdagen met excursies. Daarnaast is er huiswerk voor een pitch; elke cursist pas de methodiek toe op een eigen interessegebied en pitcht de resultaten. Zo ontdekte cursist Van der Lee dat de Cornelis Douwes haven ooit onderdeel was van de Noorder IJpolder. “De dijk is landinwaarts verplaatst om de havens te creëren. De onderlaag bestaat dus niet uit de oorspronkelijke bodem van het IJ, maar uit een weiland, opgehoogd met zand.” Van der Lee vindt de cursus een aanrader “ook voor mensen die denken dat erfgoed ballast is voor een waterschap; je ontdekt hoe je erfgoed kunt benutten.”

Klimaatadaptatie

Van der Lee meldde zich aan vanuit professionele interesse in klimaatadaptatie, maar ook als geschiedenisliefhebber. De cursus kostte Van der Lee naar schatting veertig uur: “Met mijn technische achtergrond was het niet moeilijk.” Ook toepasbaar? “Ja, bijvoorbeeld hoe je oude slotenpatronen kunt gebruiken om piekbuien op te vangen.” Aan daadwerkelijk toepassen is Van der Lee nog niet toegekomen. Maar hij heeft alles gereed staan om bij een nieuw transitieproject te starten met een gebiedsanalyse volgens Stadsgenese. Erfgoedgids en stadsgenesewebsite staan als snelkoppelingen in zijn browser, net als de Topotijdreis en het geoweb van het waterschap zelf. “Ik geef binnenkort ook nog een presentatie voor collega’s om hen te informeren en ze te enthousiasmeren.”

Meer weten?

Het boek De Stadsgenese is online te downloaden via deze link; op aanvraag wordt een (gratis) papieren exemplaar toegestuurd. De Erfgoedacademie verzorgt de cursus Stadsgenese een- of tweemaal per jaar.

Handboek Geomorfologisch Beekherstel

“Met deze methodiek zet je samen een stip aan de horizon: dit willen we bereiken”

Bij beekherstel denk je al snel aan het weer laten meanderen van rechtgetrokken beken. Maar beekherstel kan ook veel onopvallender zijn. Zo is het Anlooërdiepje in Nationaal Park Drentsche Aa een halve meter minder diep gemaakt om natuurwaarden te verbeteren, met behoud van het historische karakter van het beekdal. Dat gebeurde via ‘omgekeerd baggeren’, een oplossing die uit de methodiek rolde van het Handboek Geomorfologisch Beekherstel

Op het eerste gezicht oogt het Anlooërdiepje idyllisch. De beek kronkelt vrijuit door een natuurrijk historisch kamertjeslandschap met oude boomwallen, dotterbloemhooilanden en hogerop in het dal bos en hei. Toch was er vijf jaar geleden flink werk aan de winkel, vertelt Peter Paul Schollema, aquatisch ecoloog bij Waterschap Hunze en Aa’s. “In de loop der jaren is de beek diep uitgesleten. Dat zorgde voor een lage beekwaterstand en verlaging van grondwater direct naast de beek.” Zeker in hete, droge zomers waren oevers te droog om karakteristieke planten en dieren te behouden. Door het plaatsen van stuwen zou het waterniveau snel op te krikken zijn. Maar dat zou bijvoorbeeld de vismigratie hinderen, vertelt Schollema. “Bovendien verandert dat ook het karakter van het waterleven omdat de stroming stroomopwaarts van zo’n stuw, sterk afneemt.”

Met het Handboek Geomorfologisch Beekherstel als leidraad organiseerde het waterschap werksessies om een goede oplossing te vinden. Erfgoedexperts, hydrologen, ecologen en morfologen zochten samen naar een geschikte oplossing. Schollema: “Je zet samen een stip aan de horizon: dit willen we bereiken. Vervolgens doe je gedegen vooronderzoek. Hoe is de situatie en waarom? En hoe zal het landschap reageren op verandering? Zo ontdek je ook wat je nog aan informatie mist. Het was echt boeiend en leerzaam om met zoveel specialisten aan de slag te zijn.”

Veel handwerk

Het uiteindelijke resultaat: over een lengte van twee kilometer is het Anlooërdiepje een halve meter opgehoogd met zand en hout. Dat gebeurde grotendeels handmatig om oevers en natuurgebied niet te schaden en zo min mogelijk te verstoren. Takken en kleine boompjes uit de omgeving werden verzameld, bijeen gebonden en op de bodem vastgepind. Vanaf een werkplatform over de beek werd een water-zandmix in de beek gespoten via een omgebouwde beregeningsinstallatie uit de landbouw. Schollema. “Dankzij een lange aanvoerslang konden we zo zand aanvoeren zonder zware machines langs de beek, een soort omgekeerd baggeren.” Omdat er in de directe omgeving geen geschikt zand beschikbaar was, werd het in de juiste korrelgrootteverdeling aangevoerd vanuit een lokale zandwinning.

Het werk aan de beekbodem werd in de winter van 2021 afgerond. Een jaar later waren er nauwelijks nog sporen te zien van de werkzaamheden, aldus Schollema. Maar heeft het beekbodemherstel ook de gewenste resultaten opgeleverd? “We monitoren de beek nu intensief. De eerste resultaten zijn positief, maar een echte conclusie over het realiseren van de ecologische doelen volgt pas over een á twee jaar wanneer het monitoringsprogramma van vijf jaar is afgerond. Er zijn ondertussen wel reportages opgeleverd over de technische uitvoeringservaringen, de planvorming en bijbehorende politieke besluitvorming.” Met het Handboek Geomorfologisch Beekherstel als leidraad organiseerde het waterschap werksessies om een goede oplossing te vinden. Erfgoedexperts, hydrologen, ecologen en morfologen zochten samen naar een geschikte oplossing. Schollema: “Je zet samen een stip aan de horizon: dit willen we bereiken. Vervolgens doe je gedegen vooronderzoek. Hoe is de situatie en waarom? En hoe zal het landschap reageren op verandering? Zo ontdek je ook wat je nog aan informatie mist. Het was echt boeiend en leerzaam om met zoveel specialisten aan de slag te zijn.”

Beverdam

Bij de monitoring gaat het om de visstanden, macrofauna, oevervegetatie, waterplanten, boomwallen, waterstanden in de beek, grondwaterstanden, zandtransport en natuurlijk de bodemopbouw in de beek over de gehele lengte en eventuele verschillen in binnen- en buitenbochten. Bij alle resultaten moet de invloed van droge en natte periodes worden meegenomen.

Na anderhalf jaar dreigde het hele onderzoek even in duigen te vallen door een beverfamilie. Ze besloten een dam te bouwen in het net opgehoogde Anlooërdiepje. Schollema: “Prachtige natuur, maar zo’n dam verhoogt de waterstand sterk waardoor het onderzoek niet meer representatief zou zijn. Daarom hebben we die dam in overleg met provincie en Staatsbosbeheer toch maar weggehaald.” Die ervaring levert een tip van Schollema op voor een eventuele volgende uitgave van het STOWA Handboek Geomorfologisch Beekherstel. “Het werk van onze collega waterbouwers, de bevers, is zeer bepalend voor de ecologie, hydromorfologie en cultuurhistorie in de beekdalen waar ze voorkomen. Daar zou extra aandacht voor mogen komen in een volgende update.”

Meer weten?

Handboek Beken en Erfgoed

“Er is zoveel nieuws dat het tijd wordt voor een update van het vloeiveldenhoofdstuk”

Ooit lagen ze door heel Nederland: beekdalen met grasland dat werd vernat door beekwater over de velden te laten vloeien. Slechts op één landgoed en in één natuurgebied hield de traditie stand. Maar herstel van vloeivelden is steeds kansrijker door klimaatverandering, stelt Eric Brinckmann, directeur van landgoed Het Lankheet. Onderzoek laat namelijk ook positieve effecten zien op verdroging en verkoeling. Kennis die er mede kwam dankzij het Handboek Beken en Erfgoed van STOWA en RCE.

Binnenkort reist Eric Brinckmann naar Duitsland. Daar is nog zo’n duizend hectare aan historische vloeivelden, tegenover veertig hectare in Nederland. Bij steden als Forchheim en Neurenberg lopen de vloeivelden zelfs door tot in de voorsteden. Nieuwbouw is er omheen geplaatst. Brinckmann reist samen met wetenschappers van de TU Delft, die onderzoek doen naar de verkoelende effecten van vloeivelden en hun bijdrage aan waterberging. Dat zijn namelijk belangrijke nieuwe redenen om de bevloeiing van beekdalen via greppels en stuwtjes in oude glorie te herstellen. Maar Brinckmann somt ook vlot een rijtje ‘oude’ voordelen op van vloeivelden: droogtebestendigheid, biodiversiteit, rijk bodemleven, natuurlijke bemesting en CO2-opslag.

Dat is bekend dankzij het onderzoeksproject Sensorisch Landschap dat volgde op Brinckmanns medewerking aan het STOWA/RCE-handboek Beken en Erfgoed. De vloeivelden kregen een eigen hoofdstukje wat veel nieuwe contacten en ideeën opleverde. Het meetprogramma Sensorisch Landschap liet zien dat de vitaliteit van de bodem op Landgoed Het Lankheet bij Haaksbergen prima is. De vitaliteit van vloeivelden in Vlaanderen komt overeen met de meest vitale proefbodems van Wageningen Universiteit, aldus Brinckmann. “Er is zoveel nieuws te melden dat het tijd wordt voor een update van het hoofdstuk over vloeivelden in het handboek.”

De opbrengst van vloeivelden hoeft zeker niet minder te zijn dan die van regulier beheerd grasland. Op Het Lankheet is een deel van het grasland ook in beheer van een ‘gewone’ boer. “Ook daar zijn positieve effecten te zien van beekbevloeiing op het bodemleven.”

Meer weten?

Vloeivelden in de Erfgoedatlas

Sinds 2023 bevat de online Erfgoedatlas van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de kaartlaag ‘historische vloeivelden’. Daar staan inmiddels 250 locaties op waarvan achterhaald is dat er ooit grasland werd bevloeid met beekwater. “Waarschijnlijk waren het er heel veel meer”, aldus Eric Brinckmann. “Er melden zich heel regelmatig mensen bij de werkgroep vloeivelden die ontdekken dat de methode ook in hun gebied is toegepast.” Helaas zijn er in het veld lang niet altijd nog bewijzen terug te vinden; verdeelpunten, kanaaltjes en kades zijn vaak omgeploegd. Het merendeel van de nieuwe locaties wordt ontdekt op kaarten, via vermeldingen in streekarchieven of andere documenten.

STOWA Publicaties

Hier vindt u de digitale uitgaven van STOWA waaronder het digitale magazine Ter Info.
Volledig scherm