Samenwerking tussen STOWA en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed:
Erfgoedspecialisten bieden waterschappen inzicht in het water-en-bodemgestuurde verleden
Sinds een aantal jaar werken STOWA en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) steeds nauwer met elkaar samen, bijvoorbeeld om historische waterkaarten te ontsluiten. Maar voor aanjagers Menne Kosian (RCE) en Kees Broks (STOWA) gaat het om veel meer dan kennis en tools aandragen uit tijden waarin water-en-bodem-sturend de enige optie was. Het uiteindelijke doel is om ontmoeting en communicatie tussen waterschappers en erfgoedspecialisten tot een vanzelfsprekendheid te maken.
Artikel in het kort
Op de stormachtige twee november van 2023 ontsnapt Amsterdam aan een overstroming. Spuischuiven in IJmuiden blijven open staan door een softwarefout; zeewater stroomt vanuit het Noordzeekanaal vrijelijk de stad in. “Een slimmerik bij waterschap Amstel, Gooi en Vechtstreek wendde een dreigende ramp af door de 17e-eeuwse sluizen dicht te gooien”, vertelt historicus-archeoloog Menne Kosian. “De historische zeewering redde de stad.”
Het is een van de verhalen die Kosian, onderzoeker ruimtelijke analyse bij RCE, graag vertelt om het nut van watererfgoed te onderstrepen. Veel Amsterdammers hadden de sluizen nog nooit zien sluiten of zelfs opgemerkt, benadrukt hij. “We zien erfgoed eerder als iets wat je moet bewaren dan gebruiken.” Maar het woord erfgoed zelf is niet ouder dan zo’n 150 jaar, aldus Kosian. Voor die tijd bleef wat nut had, als ‘vanzelf’ bewaard.
Stresstest
Kosian werkte zes jaar geleden voor het eerst samen met STOWA binnen het project Stadsgenese. De aanleiding ervoor was de stresstest die steden vanaf 2019 moesten gaan uitvoeren om te kijken in hoeverre ze bestand waren tegen de gevolgen van vanwege klimaatverandering. Houdt de stad het droog bij heftige of langdurige regen? Wat als het lang droog en heet is? En: welke oplossingen zijn er voor kwetsbaarheden? STOWA ontwikkelde daarvoor een methode. Kosian: “Mijn collega Ellen Vreenegoor werkte al eerder met STOWA in een project rond beeklandschappen en kreeg een eerste versie onder ogen van deze test. Ze merkte meteen op dat er een belangrijk aspect in de methodiek ontbrak: de tijdsfactor, de historische dimensie. Toen ben ik aangehaakt.”
In het project Stadsgenese werd de wordingsgeschiedenis van steden in kaart gebracht, met als doel daaruit lering te trekken voor de huidige wateropgaven. Bijna alle Nederlandse steden zijn ontstaan tussen de 11een 15e eeuw, aan of in de buurt van water. Water was immers onmisbaar als drinkwater, als transportmiddel, voor akkerbouw en veeteelt en voor de afvoer van vuil. Omdat er nog geen dijken waren, dreigde er bij hoog water altijd overstromingen. Kosian: ”De oude binnensteden zijn daarop aangepast. Ze zijn – zou je kunnen zeggen - water-en-bodemsturend aangelegd lang voordat dat als beleidsvisie bestond. Andere bescherming was er niet. De oplossingen van destijds zijn nu vaak vergeten en soms verdwenen, maar we kunnen er inspiratie en kennis uit putten voor huidige opgaven. Die is altijd streekgebonden en plaatst waterproblemen in een lange traditie. Zo’n historisch verhaal verhoogt ook de interesse en creëert draagvlak onder bewoners.”
Uit het project Stadsgenese rolde een methodiek met boek, website en cursus. Alles bij elkaar een complete handleiding hoe je de geschiedenis van het waterbeheer meeneemt in het klimaatbestendiger maken van een stad. Waar liggen de natte en droge gebieden? Zijn er gedempte of overkluisde waterlopen? Vanuit STOWA was adviseur Kees Broks, gespecialiseerd in stadswater en klimaat, aanjager van Stadsgenese: “Het boek is nog steeds een veel aangevraagde STOWA-publicatie.”
Gereedschapskist
De samenwerking smaakte voor STOWA en RCE naar meer. Zo kwam er een meerjarig programma dat zich richt op praktische tools voor waterschappen om cultuurhistorie mee te nemen in projectplannen. Broks: “Dat moet uiteindelijk een vanzelfsprekendheid worden.”
Zo komt de ‘Watertijdreis’ dit jaar online: een digitaal waterkaartsysteem waarin je door de tijd kunt reizen om te zien hoe het watersysteem is veranderd (zie kader). Ook wordt hard gewerkt aan een handzame toponiemenatlas, gericht op water (zie kader). Het programma richt zich ook op kennisnetwerken zodat waterschappers weten bij wie ze terecht kunnen met vragen over erfgoed. Broks: “We hebben bijvoorbeeld een keer bodem- en watersysteemexperts en erfgoeddeskundigen van alle hoger gelegen waterschappen en provincies uitgenodigd om ervaringen te delen over hun rol bij ruimtelijke ontwikkelingen. We zagen veel herkenning, maar ook ontdekte men hoe het in andere organisaties werkt.”
Ten slotte is er aandacht voor een gezamenlijke begrippenkader. Cultureel erfgoed klinkt voor veel waterschappers als iets tastbaars dat moet worden bewaard en beschermd. In de praktijk wordt dat al snel gezien als duur of een obstakel. Maar voor erfgoedspecialisten is cultureel erfgoed veel meer. Het is het verhaal van Nederlanders die eeuwenlang oplossingen proberen te vinden voor waterproblemen. Broks: “Dan praat je over vernuft, identiteit, optimaal gebruik maken van het landschap en robuuste oplossingen.” Kosian: “Wanneer ik technici vertel dat 400 jaar eerder hetzelfde probleem speelde, zijn ze doorgaans verbaasd, en de oplossingen van destijds zijn vaak eyeopeners. Mijn vriendin noemt me een missionaris.”
Kijk over de grens
De samenwerking tussen STOWA en RCE is niet strak omlijnd. Broks: “Wanneer we inschatten dat cultureel erfgoed een bijdrage kan leveren aan een STOWA-project, zoeken we contact met RCE.” Ook Kosian noemt het een organisch gegroeide samenwerking. RCE werkt ook zelf samen met waterschappen. Een voorbeeld is een onderzoek met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier rond de versterking van de Westfriese Omringdijk (uit ca. 1200). Er zijn coupures in de dijk geslagen om de kern te bestuderen. Kosian: “Dat heeft veel kennis opgeleverd over de samenstelling van de dijk, maar er werden bijvoorbeeld ook automatische middeleeuwse klepduikers ontdekt.”
Een aantal enthousiaste waterschappen weet de RCE goed te vinden, maar andere nog nauwelijks. Kosian: “Waterschappen zijn vrij traditioneel; samenwerking lijkt vaak af te hangen van de visie van de dijkgraaf.” Wat Kosian opvalt, is de focus van waterschappen op het eigen beheersgebied. Dat terwijl een watersysteem geen boodschap heeft aan waterschapsgrenzen. Een voorbeeld is het gebied tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Oude Rijn. Daar is in de loop der tijd veel aan het watersysteem gesleuteld: kwelstromen uit de heuvelrug stroomden naar het westen, nu naar het oosten. En het 15e-eeuwse kanaal van Bijleveld dat ooit wateroverlast rond Montfoort oploste, is buiten gebruik. Kosian gaf een lezing voor het hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden waarbij hij de oude systemen toelichtte. “Dat leverde veel interesse en ideeën op. Het Markermeer zou via het kanaal bijvoorbeeld meer streekeigen zoet water kunnen krijgen. Maar een samenwerking met buurwaterschappen wordt vaak als obstakel gezien; waterschappen zoeken liever een oplossing binnen het eigen gebied.”
Cadeautje van jezelf
De komende jaren werken RCE en STOWA door aan verdere ontsluiting van unieke kaarten en rapporten, vertelt Broks. Dan gaat het bijvoorbeeld om de ‘natte-plekkenkaart’ van Von Frijtag Drabbe. Gedetailleerde luchtfoto’s uit de jaren vijftig die Nederland tonen voor de grote ruilverkaveling, naoorlogse woningbouw en Deltawerken. Broks: “Je ziet daarop welke gebieden droog en nat waren.” Net als de iets latere provinciale COLN-rapporten van TNO (Commissie Onderzoek Landbouwwaterhuishouding Nederland). Ze dienden ooit als basis voor ruilverkaveling. “Ze bevatten veel informatie over de grondwaterdynamiek.”
De stadsgenesemethodiek wordt ondertussen binnen het project Sleutelfactoren Waterhuishouding (SFW) van STOWA uitgebreid tot een soort ‘landschapsgenese’ (zie ook elders in deze uitgave). SFW draait om de ontwikkeling van een gedegen diagnosemethodiek voor waterbalans, capaciteit, dynamiek en kwaliteit van de waterhuishouding aan de hand van sleutelfactoren als aan- en afvoer, berging, verblijftijd en belasting. Een gefundeerde analyse van de huidige situatie. In proefsessies van twee pilotprojecten bogen betrokkenen van waterschap en gemeente zich onder leiding van Broks en Kosian over de vraag: wat als je naast de waterhuishoudkundige sleutelfactoranalyse ook een historische analyse uitvoert? Kosian vist daarvoor oude kaarten op uit archieven. “Die zijn echt de sleutel tot binnenkomen bij de technici. Je ziet verbazing, herkenning, enthousiasme en ook begrip. Dan hoor ik vaak: ‘nu snap ik pas waarom …’ Terwijl die kaarten soms gewoon uit het eigen waterschapsarchief komen. Het voelt vaak alsof ik het waterschap een ‘cadeautje’ van henzelf breng.”
Wie doet wat? Samenwerking STOWA-RCE
Bij STOWA zijn programmamanager Watersystemen Michelle Talsma en programmamanager Waterketen Bert Palsma verantwoordelijk voor de samenwerkingsprojecten op het snijvlak van waterbeheer en cultuurhistorie; Michelle Talsma met name voor het landelijk gebied, Bert Palsma voor het stedelijk gebied. Kees Broks is namens STOWA betrokken bij de concrete uitvoering van de projecten.
Bijna gereed:
de Watertijdreis
“Het gonst al rond in de waterwereld dat de Watertijdreis eraan komt”, vertelt Jacob Knegtel, adviseur Erfgoed en Water bij RCE. “Mooi om te merken dat er naar uit wordt gekeken.” De Watertijdreis wordt het ‘zusje’ van de prachtige Topotijdreis, het digitale platform waarop je via historische kaarten terug kunt reizen tot begin 19e eeuw, naar elke plaats in Nederland.
Kern van de Watertijdreis zijn de landsdekkende waterstaatskaarten die Rijkswaterstaat van 1865 tot 1990 maakte, vertelt Knegtel. Ze zijn befaamd vanwege hun gedetailleerdheid. Ook de historische rivierkaarten die teruggaan tot 1829 worden in de Watertijdreis opgenomen. Knegtel: “Die tonen eveneens de grote ingrepen die we in het landschap hebben gemaakt met waterwerken.” Alle waterstaatkundige gegevens op de kaarten - informatie over polders en waterpeilen, over molens, gemalen, duikers, stuwen en sluizen - zijn ook beschikbaar.
De originele papieren kaarten zijn inmiddels allemaal gedigitaliseerd en ook het ‘georefereren’ is bijna klaar. Handmatig zijn herkenbare punten op de oude kaarten (een kerk of kruispunten van wegen) gekoppeld aan het moderne, digitale geografisch informatiesysteem (GIS), zodat de kaarten precies over elkaar heen vallen in de digitale viewer. Het inlezen van de kaarten in de viewer gebeurt de komende maanden in samenwerking met de TU Delft en Allmaps software. “Een grote klus”, benadrukt Knegtel. Het gaat om honderden kaarten die je digitaal netjes aan en over elkaar moet ‘plakken’. “Maar dit jaar zijn we klaar”, belooft hij.
Werk in uitvoering: de Toponiemenatlas
Wie ‘Het bureau’ van J.J. Voskuil uitlas weet: in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw verzamelde het Meertensinstituut talloze historische plaatsnamen. Rapporteurs trokken Nederland in om zoveel mogelijk ‘veldnamen’ ofwel ‘(micro)toponiemen’ te noteren: historische namen van percelen als akkers of weiden, bebouwd of nog onontgonnen, namen van buurtschappen, bossen en wateren. Boeren, ambtenaren en omwonenden werd gevraagd hoe elk stukje land bekend stond. Knegtel: “Het zijn doorgaans namen die zijn afgeleid van de aard van de ondergrond of het gebruik van het perceel. De meeste zijn ondertussen in de vergetelheid geraakt.” Denk aan namen met ‘horst’ die doorgaans verwijzen naar een verhoging in het landschap begroeid met struikgewas of kreupelhout; ‘broek’ duidt op vochtig laagland en ‘zijl’ bijvoorbeeld naar sluis. Knegtel: “In sommige streken zijn veel meer toponiemen genoteerd dan in andere. Dat is jammer.”
De veldnamen werden genoteerd op kaarten die later (deels) zijn overgezet naar microfiches. Al die data zijn inmiddels ingevoerd in een database. Het heeft menig RCE-collega een hoop uurtjes gekost, stelt Knegtel. Gelukkig is aardig wat voorwerk uitgevoerd door medewerkers van het Huygensinstituut (waarin het Meertens is opgegaan). Hoe de toponiemenatlas er uiteindelijk gaat uitzien, is nog niet helemaal duidelijk. “We zijn nog op zoek naar de beste manier van ontsluiten voor waterschappers en anderen.” Een kaartbasis lijkt logisch. En de onderzoekers denken ook aan kleuring rondom thema’s als droogte, hoogte, stad-platteland en bodemtype. “Dat kan erg bruikbaar zijn voor water-en-bodemgestuurd beleid.”
Visie Waterweren en erfgoed
In 2022 is de Stenendijk Hasselt, gelegen in het beheersgebied van Waterschap Drents Overijsselse Delta, versterkt om aan de waterveiligheidsnormen te voldoen. Het monumentale aanzicht is echter helemaal intact gebleven; achter de gerestaureerde muur is onzichtbaar een stalen damwand geslagen. Deze dijkversterking is één van de voorbeelden van waterweren met respect voor erfgoed die worden verzameld in een voorbeeldenboek annex website, binnen het STOWA-programma Waterveiligheid. Programmamanager Waterveiligheid, Oscar van Dam: “De vraag is altijd: welke voordelen levert rekening houden met erfgoed op in processen rondom waterveiligheid en hoe bevordert dat het draagvlak in de omgeving? Dat willen we laten zien aan de hand van een aantal goede, heel concrete voorbeelden.”
In de recent geschreven STOWA-visie Erfgoed en Waterweren [graag STOWA-link toevoegen] wordt naast het inspireren van waterschappers gepleit voor het beter ontsluiten van basiskennis over erfgoed en waterweren en het opstellen van een gezamenlijk begrippenkader.
Artikel in het kort
STOWA en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed werken samen aan een toegankelijke ‘gereedschapskist’ om historische kaarten en historische kennis beter te benutten voor de huidige wateropgaven.
Naast handboeken en digitale tools als de Topotijdreis, zijn de Watertijdreis en de Toponiemenatlas in ontwikkeling.
Het bestuderen van oude waterbeheersystemen helpt bij het begrijpen én oplossen van hedendaagse waterproblemen.
Historische verhalen en erfgoedbehoud verhogen ook het enthousiasme onder burgers voor waterveiligheidsmaatregelen.
Stadsgenese van Breda
Samenwerking tussen STOWA en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed:
Erfgoedspecialisten bieden waterschappen inzicht in het water-en-bodemgestuurde verleden
Sinds een aantal jaar werken STOWA en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) steeds nauwer met elkaar samen, bijvoorbeeld om historische waterkaarten te ontsluiten. Maar voor aanjagers Menne Kosian (RCE) en Kees Broks (STOWA) gaat het om veel meer dan kennis en tools aandragen uit tijden waarin water-en-bodem-sturend de enige optie was. Het uiteindelijke doel is om ontmoeting en communicatie tussen waterschappers en erfgoedspecialisten tot een vanzelfsprekendheid te maken.
Artikel in het kort
Op de stormachtige twee november van 2023 ontsnapt Amsterdam aan een overstroming. Spuischuiven in IJmuiden blijven open staan door een softwarefout; zeewater stroomt vanuit het Noordzeekanaal vrijelijk de stad in. “Een slimmerik bij waterschap Amstel, Gooi en Vechtstreek wendde een dreigende ramp af door de 17e-eeuwse sluizen dicht te gooien”, vertelt historicus-archeoloog Menne Kosian. “De historische zeewering redde de stad.”
Het is een van de verhalen die Kosian, onderzoeker ruimtelijke analyse bij RCE, graag vertelt om het nut van watererfgoed te onderstrepen. Veel Amsterdammers hadden de sluizen nog nooit zien sluiten of zelfs opgemerkt, benadrukt hij. “We zien erfgoed eerder als iets wat je moet bewaren dan gebruiken.” Maar het woord erfgoed zelf is niet ouder dan zo’n 150 jaar, aldus Kosian. Voor die tijd bleef wat nut had, als ‘vanzelf’ bewaard.
Stresstest
Kosian werkte zes jaar geleden voor het eerst samen met STOWA binnen het project Stadsgenese. De aanleiding ervoor was de stresstest die steden vanaf 2019 moesten gaan uitvoeren om te kijken in hoeverre ze bestand waren tegen de gevolgen van vanwege klimaatverandering. Houdt de stad het droog bij heftige of langdurige regen? Wat als het lang droog en heet is? En: welke oplossingen zijn er voor kwetsbaarheden? STOWA ontwikkelde daarvoor een methode. Kosian: “Mijn collega Ellen Vreenegoor werkte al eerder met STOWA in een project rond beeklandschappen en kreeg een eerste versie onder ogen van deze test. Ze merkte meteen op dat er een belangrijk aspect in de methodiek ontbrak: de tijdsfactor, de historische dimensie. Toen ben ik aangehaakt.”
Uit het project Stadsgenese rolde een methodiek met boek, website en cursus. Alles bij elkaar een complete handleiding hoe je de geschiedenis van het waterbeheer meeneemt in het klimaatbestendiger maken van een stad. Waar liggen de natte en droge gebieden? Zijn er gedempte of overkluisde waterlopen? Vanuit STOWA was adviseur Kees Broks, gespecialiseerd in stadswater en klimaat, aanjager van Stadsgenese: “Het boek is nog steeds een veel aangevraagde STOWA-publicatie.”
Gereedschapskist
De samenwerking smaakte voor STOWA en RCE naar meer. Zo kwam er een meerjarig programma dat zich richt op praktische tools voor waterschappen om cultuurhistorie mee te nemen in projectplannen. Broks: “Dat moet uiteindelijk een vanzelfsprekendheid worden.”
Zo komt de ‘Watertijdreis’ dit jaar online: een digitaal waterkaartsysteem waarin je door de tijd kunt reizen om te zien hoe het watersysteem is veranderd (zie kader). Ook wordt hard gewerkt aan een handzame toponiemenatlas, gericht op water (zie kader). Het programma richt zich ook op kennisnetwerken zodat waterschappers weten bij wie ze terecht kunnen met vragen over erfgoed. Broks: “We hebben bijvoorbeeld een keer bodem- en watersysteemexperts en erfgoeddeskundigen van alle hoger gelegen waterschappen en provincies uitgenodigd om ervaringen te delen over hun rol bij ruimtelijke ontwikkelingen. We zagen veel herkenning, maar ook ontdekte men hoe het in andere organisaties werkt.”
Ten slotte is er aandacht voor een gezamenlijke begrippenkader. Cultureel erfgoed klinkt voor veel waterschappers als iets tastbaars dat moet worden bewaard en beschermd. In de praktijk wordt dat al snel gezien als duur of een obstakel. Maar voor erfgoedspecialisten is cultureel erfgoed veel meer. Het is het verhaal van Nederlanders die eeuwenlang oplossingen proberen te vinden voor waterproblemen. Broks: “Dan praat je over vernuft, identiteit, optimaal gebruik maken van het landschap en robuuste oplossingen.” Kosian: “Wanneer ik technici vertel dat 400 jaar eerder hetzelfde probleem speelde, zijn ze doorgaans verbaasd, en de oplossingen van destijds zijn vaak eyeopeners. Mijn vriendin noemt me een missionaris.”
Kijk over de grens
De samenwerking tussen STOWA en RCE is niet strak omlijnd. Broks: “Wanneer we inschatten dat cultureel erfgoed een bijdrage kan leveren aan een STOWA-project, zoeken we contact met RCE.” Ook Kosian noemt het een organisch gegroeide samenwerking. RCE werkt ook zelf samen met waterschappen. Een voorbeeld is een onderzoek met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier rond de versterking van de Westfriese Omringdijk (uit ca. 1200). Er zijn coupures in de dijk geslagen om de kern te bestuderen. Kosian: “Dat heeft veel kennis opgeleverd over de samenstelling van de dijk, maar er werden bijvoorbeeld ook automatische middeleeuwse klepduikers ontdekt.”
Een aantal enthousiaste waterschappen weet de RCE goed te vinden, maar andere nog nauwelijks. Kosian: “Waterschappen zijn vrij traditioneel; samenwerking lijkt vaak af te hangen van de visie van de dijkgraaf.” Wat Kosian opvalt, is de focus van waterschappen op het eigen beheersgebied. Dat terwijl een watersysteem geen boodschap heeft aan waterschapsgrenzen. Een voorbeeld is het gebied tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Oude Rijn. Daar is in de loop der tijd veel aan het watersysteem gesleuteld: kwelstromen uit de heuvelrug stroomden naar het westen, nu naar het oosten. En het 15e-eeuwse kanaal van Bijleveld dat ooit wateroverlast rond Montfoort oploste, is buiten gebruik. Kosian gaf een lezing voor het hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden waarbij hij de oude systemen toelichtte. “Dat leverde veel interesse en ideeën op. Het Markermeer zou via het kanaal bijvoorbeeld meer streekeigen zoet water kunnen krijgen. Maar een samenwerking met buurwaterschappen wordt vaak als obstakel gezien; waterschappen zoeken liever een oplossing binnen het eigen gebied.”
Cadeautje van jezelf
De komende jaren werken RCE en STOWA door aan verdere ontsluiting van unieke kaarten en rapporten, vertelt Broks. Dan gaat het bijvoorbeeld om de ‘natte-plekkenkaart’ van Von Frijtag Drabbe. Gedetailleerde luchtfoto’s uit de jaren vijftig die Nederland tonen voor de grote ruilverkaveling, naoorlogse woningbouw en Deltawerken. Broks: “Je ziet daarop welke gebieden droog en nat waren.” Net als de iets latere provinciale COLN-rapporten van TNO (Commissie Onderzoek Landbouwwaterhuishouding Nederland). Ze dienden ooit als basis voor ruilverkaveling. “Ze bevatten veel informatie over de grondwaterdynamiek.”
De stadsgenesemethodiek wordt ondertussen binnen het project Sleutelfactoren Waterhuishouding (SFW) van STOWA uitgebreid tot een soort ‘landschapsgenese’ (zie ook elders in deze uitgave). SFW draait om de ontwikkeling van een gedegen diagnosemethodiek voor waterbalans, capaciteit, dynamiek en kwaliteit van de waterhuishouding aan de hand van sleutelfactoren als aan- en afvoer, berging, verblijftijd en belasting. Een gefundeerde analyse van de huidige situatie. In proefsessies van twee pilotprojecten bogen betrokkenen van waterschap en gemeente zich onder leiding van Broks en Kosian over de vraag: wat als je naast de waterhuishoudkundige sleutelfactoranalyse ook een historische analyse uitvoert? Kosian vist daarvoor oude kaarten op uit archieven. “Die zijn echt de sleutel tot binnenkomen bij de technici. Je ziet verbazing, herkenning, enthousiasme en ook begrip. Dan hoor ik vaak: ‘nu snap ik pas waarom …’ Terwijl die kaarten soms gewoon uit het eigen waterschapsarchief komen. Het voelt vaak alsof ik het waterschap een ‘cadeautje’ van henzelf breng.”
Wie doet wat? Samenwerking STOWA-RCE
Bij STOWA zijn programmamanager Watersystemen Michelle Talsma en programmamanager Waterketen Bert Palsma verantwoordelijk voor de samenwerkingsprojecten op het snijvlak van waterbeheer en cultuurhistorie; Michelle Talsma met name voor het landelijk gebied, Bert Palsma voor het stedelijk gebied. Kees Broks is namens STOWA betrokken bij de concrete uitvoering van de projecten.
Bijna gereed:
de Watertijdreis
“Het gonst al rond in de waterwereld dat de Watertijdreis eraan komt”, vertelt Jacob Knegtel, adviseur Erfgoed en Water bij RCE. “Mooi om te merken dat er naar uit wordt gekeken.” De Watertijdreis wordt het ‘zusje’ van de prachtige Topotijdreis, het digitale platform waarop je via historische kaarten terug kunt reizen tot begin 19e eeuw, naar elke plaats in Nederland.
Kern van de Watertijdreis zijn de landsdekkende waterstaatskaarten die Rijkswaterstaat van 1865 tot 1990 maakte, vertelt Knegtel. Ze zijn befaamd vanwege hun gedetailleerdheid. Ook de historische rivierkaarten die teruggaan tot 1829 worden in de Watertijdreis opgenomen. Knegtel: “Die tonen eveneens de grote ingrepen die we in het landschap hebben gemaakt met waterwerken.” Alle waterstaatkundige gegevens op de kaarten - informatie over polders en waterpeilen, over molens, gemalen, duikers, stuwen en sluizen - zijn ook beschikbaar.
De originele papieren kaarten zijn inmiddels allemaal gedigitaliseerd en ook het ‘georefereren’ is bijna klaar. Handmatig zijn herkenbare punten op de oude kaarten (een kerk of kruispunten van wegen) gekoppeld aan het moderne, digitale geografisch informatiesysteem (GIS), zodat de kaarten precies over elkaar heen vallen in de digitale viewer. Het inlezen van de kaarten in de viewer gebeurt de komende maanden in samenwerking met de TU Delft en Allmaps software. “Een grote klus”, benadrukt Knegtel. Het gaat om honderden kaarten die je digitaal netjes aan en over elkaar moet ‘plakken’. “Maar dit jaar zijn we klaar”, belooft hij.
Werk in uitvoering: de Toponiemenatlas
Wie ‘Het bureau’ van J.J. Voskuil uitlas weet: in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw verzamelde het Meertensinstituut talloze historische plaatsnamen. Rapporteurs trokken Nederland in om zoveel mogelijk ‘veldnamen’ ofwel ‘(micro)toponiemen’ te noteren: historische namen van percelen als akkers of weiden, bebouwd of nog onontgonnen, namen van buurtschappen, bossen en wateren. Boeren, ambtenaren en omwonenden werd gevraagd hoe elk stukje land bekend stond. Knegtel: “Het zijn doorgaans namen die zijn afgeleid van de aard van de ondergrond of het gebruik van het perceel. De meeste zijn ondertussen in de vergetelheid geraakt.” Denk aan namen met ‘horst’ die doorgaans verwijzen naar een verhoging in het landschap begroeid met struikgewas of kreupelhout; ‘broek’ duidt op vochtig laagland en ‘zijl’ bijvoorbeeld naar sluis. Knegtel: “In sommige streken zijn veel meer toponiemen genoteerd dan in andere. Dat is jammer.”
De veldnamen werden genoteerd op kaarten die later (deels) zijn overgezet naar microfiches. Al die data zijn inmiddels ingevoerd in een database. Het heeft menig RCE-collega een hoop uurtjes gekost, stelt Knegtel. Gelukkig is aardig wat voorwerk uitgevoerd door medewerkers van het Huygensinstituut (waarin het Meertens is opgegaan). Hoe de toponiemenatlas er uiteindelijk gaat uitzien, is nog niet helemaal duidelijk. “We zijn nog op zoek naar de beste manier van ontsluiten voor waterschappers en anderen.” Een kaartbasis lijkt logisch. En de onderzoekers denken ook aan kleuring rondom thema’s als droogte, hoogte, stad-platteland en bodemtype. “Dat kan erg bruikbaar zijn voor water-en-bodemgestuurd beleid.”
Visie Waterweren en erfgoed
In 2022 is de Stenendijk Hasselt, gelegen in het beheersgebied van Waterschap Drents Overijsselse Delta, versterkt om aan de waterveiligheidsnormen te voldoen. Het monumentale aanzicht is echter helemaal intact gebleven; achter de gerestaureerde muur is onzichtbaar een stalen damwand geslagen. Deze dijkversterking is één van de voorbeelden van waterweren met respect voor erfgoed die worden verzameld in een voorbeeldenboek annex website, binnen het STOWA-programma Waterveiligheid. Programmamanager Waterveiligheid, Oscar van Dam: “De vraag is altijd: welke voordelen levert rekening houden met erfgoed op in processen rondom waterveiligheid en hoe bevordert dat het draagvlak in de omgeving? Dat willen we laten zien aan de hand van een aantal goede, heel concrete voorbeelden.”
In de recent geschreven STOWA-visie Erfgoed en Waterweren [graag STOWA-link toevoegen] wordt naast het inspireren van waterschappers gepleit voor het beter ontsluiten van basiskennis over erfgoed en waterweren en het opstellen van een gezamenlijk begrippenkader.
Artikel in het kort
STOWA en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed werken samen aan een toegankelijke ‘gereedschapskist’ om historische kaarten en historische kennis beter te benutten voor de huidige wateropgaven.
Naast handboeken en digitale tools als de Topotijdreis, zijn de Watertijdreis en de Toponiemenatlas in ontwikkeling.
Het bestuderen van oude waterbeheersystemen helpt bij het begrijpen én oplossen van hedendaagse waterproblemen.
Historische verhalen en erfgoedbehoud verhogen ook het enthousiasme onder burgers voor waterveiligheidsmaatregelen.