Deze publicatie maakt gebruik van cookies

We gebruiken functionele en analytische cookies om onze website te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om gepersonaliseerde advertenties op social media weer te geven. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies.

‘Godfather van het watererfgoed’ Jan Reijnen:

“Je moet keuzes maken, maar die moeten weloverwogen zijn”

Oud-waterschapper Jan Reijnen zou je zonder overdrijving de Nederlandse Godfather van het watererfgoed kunnen noemen. Hij zet zich al jaren in voor het behoud van oude stuwen, sluizen en gemalen. Tot zijn vreugde ziet Reijnen bij de waterschappen steeds meer aandacht en respect voor huzarenstukjes uit het verleden. Dat is nodig, want nu steunt het behoud van watererfgoed nog te veel op ‘pensionado’s met passie voor geschiedenis’. “Maar alles begint bij enthousiasme”, benadrukt de rap pratende, actieve tachtiger.

“Dan denk je klaar te zijn…,” lacht Jan van Reijnen. Hij wijst veelbetekenend naar de schoorsteen van ‘zijn’ compleet gerestaureerde stoomgemaal De Tuut (1918) bij Appeltern. Boven op de schoorsteen prijkt sinds kort een metalen kroon tegen ooievaars; een koppeltje bouwde er vorig jaar een nest. Prachtige natuur. Maar zonder schoorsteen geen stoomgemaal, stelt Reijnen resoluut. Wanneer de vogels deze lente terugkeren, zullen ze moeten uitwijken naar een nestpaal vijftig meter verderop. “Die paal hebben we vorige week met een team vrijwilligers omhoog gehesen.”

De Tuut heeft geen functie in het huidige watersysteem?

“Het waterschap zou De Tuut kunnen inzetten als calamiteitengemaal, zeker nu we kwetsbaarder worden voor piekbuien, want alles functioneert. Maar daar heeft Rivierenland tot nu toe geen oren naar. Dat is jammer want functiebehoud is belangrijk voor het in stand houden van monumenten. Wanneer je sluizen restaureert, hoort daar ook automatisering bij, anders verdwijnen ze uiteindelijk. De Tuut is een museum met ‘stoomcafé’ dat zes dagen per week open is en werk biedt aan mensen met een beperking.”

U vervult een hele reeks bestuurs- en adviesfuncties in (water)erfgoed. Hoe is dat zo gekomen?

“Ik raakte betrokken bij het behoud van een kloostercomplex in Druten. Het lukte om dat te redden van de sloop en te herbestemmen. Zo maakte ik een beetje naam in de erfgoedwereld en mensen begonnen advies te vragen. Zodoende raakte ik ook bij De Tuut betrokken en weer later bij de Nederlandse Gemalenstichting. Maar al eerder, toen ik bij De Maaskant* werkte, maakte ik me druk over erfgoed. Ik maakte een plan voor het behoud van ‘vergeten’ sluizen, legde het voor aan het bestuur en kreeg budget. Op dit moment zet ik me onder andere in voor restauratie van een oude toren in mijn woonplaats Puijflijk en een voormalig tbc-sanatorium in Nijmegen waarin woningen komen. Een eerste projectontwikkelaar wilde de hele gevel vervangen door glas; inmiddels praten we over herstel van de oorspronkelijke stenen gevel. We zijn dus op de goede weg.”

*Maaskant is het voormalig waterschap verantwoordelijk voor de waterhuishouding langs de Maas in Noord-Brabant. Het fuseerde in 2004 met De Aa tot waterschap Aa en Maas.

U heeft vaak een dagtaak aan erfgoedbehoud. Waar komt die grote inzet vandaan?

“Ik kan niet over voetbal meepraten, maar als je met mij begint over geschiedenis … Hoe de Zuiderzee is drooggemalen, vanaf een werkeiland met dieselmachines, dat is echt een huzarenstukje. Maar het gaat me zeker niet alleen om de techniek. Het verhaal van De Tuut is ook het verhaal van boeren en bestuurders in het Land van Maas en Waal, hun strijd tegen het water, hun twisten en samenwerking. Het is ook gemeenschapsgeschiedenis en identiteit. Dát verhaal wil ik bewaren voor het nageslacht. De Amsterdamse grachten die blijven wel bestaan, maar er is ook zoveel geschiedenis op het platteland. En ik word strijdbaar als de politiek, een gemeente, provincie of waterschap erfgoed verkwanselt met gelegenheidsargumenten. Je kunt niet alles behouden, je moet keuzes maken, maar die moeten weloverwogen zijn. Ik ben regelmatig doorgegaan tot de Raad van State.”

Ook weleens ongelijk gekregen?

“Niet vaak, maar dat is gebeurd. En dan is het zo. Dan gaat het dossier naar zolder en sluit ik het af. Niet napraten, geen chagrijn, daar stap ik overheen. Ik haal er vooral heel veel plezier uit.”

Is er de afgelopen decennia meer aandacht gekomen voor watererfgoed?

“Ik zie een kentering bij de waterschappen. Veel schappen hebben hun erfgoed inmiddels goed geïnventariseerd. En er zijn mooie boeken over erfgoed verschenen van STOWA en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Maar waterschappen moeten er wel mee aan de slag, de rapporten en boeken moeten niet in de la blijven liggen. Nog vaak is behoud in de praktijk een kwestie van stichtingen, gedreven door enthousiaste pensionado’s of van één enthousiasteling in een waterschap.”

Hoe zorg je dat erfgoedbehoud minder van die ene enthousiasteling afhangt?

“Goede voorbeelden verspreiden en voor aanjagers bij de waterschappen zorgen. Op de tweejaarlijkse Dag van het Watererfgoed die de Gemalenstichting samen met STOWA organiseert, proberen we de beslissers binnen waterschappen in huis te krijgen en hen te inspireren. Ik voel me soms echt een missionaris. Enthousiasme is en blijft heel belangrijk. Dan komt de oplossing vanzelf, zeg ik altijd. En aandacht voor erfgoed is ook iets dat moet groeien. In 1995 nam Maaskant voor het eerst een ecoloog in dienst, nu zijn ecologen niet meer weg te denken. Zo kan het ook met erfgoedspecialisten gaan.”

U bent ook schouwer voor de FIEN Erfgoedprijs voor industrieel erfgoed. Wat maakt een restauratie geslaagd?

“Ik kijk naar de karakteristieke kenmerken: originele tegeltjes, kleurkeuzes, de gebruikte materialen, het soort voegen. Dat soort unieke elementen zijn zo verprutst als de aannemer geen historische kennis heeft. Zoek het na: wat hoort hier aan materialen, aan kleuren, wat voor deurstijlen? Dat kost vaak niets meer.”

Je kunt niet alles bewaren, zegt u ook…

“Dat is zo. Ik heb me ook verdiept in de dieselgeneratoren die verdwijnen door elektrificatie. Die kun en hoef je niet allemaal te bewaren. Bij Kinderdijk waar veel mooie oude Storkdiesels staan, zeg ik: bewaar er één. Zet die in een hybride-opstelling als back-up of noodvoorziening bij stroomstoring. Waterschap Brabantse Delta doet dat bijvoorbeeld. Als ik het gemak zie waarmee nu ook gebouwen uit de jaren zestig verdwijnen. Niet dat ik daar nu een uitgesproken liefhebber van ben, maar het wordt zo wel een stuk saaier. Vergeet niet, dat bijvoorbeeld De Binnendieze in Den Bosch bijna was gedempt, ook daar ben ik mee bezig geweest. Nu is een rondvaart een toeristisch hoogtepunt.”

Wie is Jan Reijnen?

Jan Reijnen is bestuurslid van de Nederlandse Gemalenstichting en de Monumentenstichting Baet en Borgh, adviseur bij Historische Vereniging Tweestromenland, jurylid van de FIEN Erfgoedprijs, technisch adviseur Commissie Gelderland van Erfgoedvereniging Heemschut en medeorganisator van de Dag van het Watererfgoed. Hij schreef de 10 gouden regels voor waterstaatkundig erfgoed. Reijnen werd geboren in WOII in Puijflijk in het Land van Maas en Waal waar zijn vader een boerderij had. Hij volgde een opleiding levensmiddelentechnologie en werkte o.a. bij de Keuringsdienst van Waren in Dordrecht, Zuiveringschap Veluwe en bij het Waterschap Maaskant. Sinds 2007 is hij met pensioen.

Restauratie stoomgemaal De Tuut: 2 miljoen euro en 60 duizend vrijwilligersuren

Ooit telde Nederland 750 stoomgemalen, nu nog negen. Daaronder het bekende Cruquius-gemaal (1849) dat de Haarlemmermeerpolder drooglegde, maar ook De Tuut (1918) bij Appeltern. De Tuut pompte 15.000 hectare boerengrond droog in het Land van Maas en Waal tijdens de regenmaanden. Totdat in de jaren zestig de dieselgeneratoren arriveerden, die inmiddels weer vervangen zijn door een compleet geautomatiseerd, elektrisch gemaal.

De Stichting Baet en Borgh restaureerde De Tuut die in de jaren zeventig bijna was gesloopt voor de schrootprijs. Jan Reijnen zit al 38 jaar in het bestuur waarvan 25 jaar als voorzitter. Reijnen: “We hadden een stichting, maar geen centen. Gelukkig was ik net met pensioen en kon er veel tijd in steken. Stukje bij beetje hebben we het gemaal opgeknapt, met geld van gemeente, de provincie, EU en uiteindelijk ook wat van het waterschap.”

De restauratie startte in 1990 met herstel van de daken. Daarna volgde het ketelhuis, herbouw van de schoorsteen (1997), restauratie van ketels en machines en de sluizen. De Kolenloods werd hersteld (2007) en ingericht als bezoekerscentrum. Sinds 2011 is er het Stoomcafé. In totaal vergde de restauratie van De Tuut 2 miljoen euro en 60 duizend vrijwilligersuren, vertelt Reijnen. “Het heeft veel inzet, vasthoudendheid, gepraat en aanvragen gekost, maar we zijn verder gekomen dan ik ooit had gedacht”.

Vijf weekenden per jaar gaat het vuur aan onder de stoomketels en draait het gemaal, dat 440 kuub per minuut kan verzetten. Twee groepen vrijwilligers verzorgen al het onderhoud, geven rondleidingen en organiseren evenementen. Reijnen: “Heel belangrijk: we hebben veel oudere vrijwilligers, maar ook een jonge groep mensen die ’s avonds bijeenkomt.”

Artikel in het kort

  • In dit artikel laat oud-waterschapper en gepassioneerd erfgoedliefhebber Jan Reijnen zijn licht schijnen over de manier waarop je het best om kunt gaan met waterstaatkundig erfgoed.

  • De beste bescherming voor watererfgoed is volgens hem behoud van functie of een passende nieuwe functie.

  • Behoud van watererfgoed hangt nog te veel af van gepassioneerde mensen bij stichtingen en die ene enthousiasteling bij het waterschap, aldus Reijnen.

  • Niet al het erfgoed kan of hoeft volgens Reijnen bewaard te blijven, maar maak weloverwogen keuzes.

‘Godfather van het watererfgoed’ Jan Reijnen:

“Je moet keuzes maken, maar die moeten weloverwogen zijn”

Oud-waterschapper Jan Reijnen zou je zonder overdrijving de Nederlandse Godfather van het watererfgoed kunnen noemen. Hij zet zich al jaren in voor het behoud van oude stuwen, sluizen en gemalen. Tot zijn vreugde ziet Reijnen bij de waterschappen steeds meer aandacht en respect voor huzarenstukjes uit het verleden. Dat is nodig, want nu steunt het behoud van watererfgoed nog te veel op ‘pensionado’s met passie voor geschiedenis’. “Maar alles begint bij enthousiasme”, benadrukt de rap pratende, actieve tachtiger.

“Dan denk je klaar te zijn…,” lacht Jan van Reijnen. Hij wijst veelbetekenend naar de schoorsteen van ‘zijn’ compleet gerestaureerde stoomgemaal De Tuut (1918) bij Appeltern. Boven op de schoorsteen prijkt sinds kort een metalen kroon tegen ooievaars; een koppeltje bouwde er vorig jaar een nest. Prachtige natuur. Maar zonder schoorsteen geen stoomgemaal, stelt Reijnen resoluut. Wanneer de vogels deze lente terugkeren, zullen ze moeten uitwijken naar een nestpaal vijftig meter verderop. “Die paal hebben we vorige week met een team vrijwilligers omhoog gehesen.”

De Tuut heeft geen functie in het huidige watersysteem?

“Het waterschap zou De Tuut kunnen inzetten als calamiteitengemaal, zeker nu we kwetsbaarder worden voor piekbuien, want alles functioneert. Maar daar heeft Rivierenland tot nu toe geen oren naar. Dat is jammer want functiebehoud is belangrijk voor het in stand houden van monumenten. Wanneer je sluizen restaureert, hoort daar ook automatisering bij, anders verdwijnen ze uiteindelijk. De Tuut is een museum met ‘stoomcafé’ dat zes dagen per week open is en werk biedt aan mensen met een beperking.”

U vervult een hele reeks bestuurs- en adviesfuncties in (water)erfgoed. Hoe is dat zo gekomen?

“Ik raakte betrokken bij het behoud van een kloostercomplex in Druten. Het lukte om dat te redden van de sloop en te herbestemmen. Zo maakte ik een beetje naam in de erfgoedwereld en mensen begonnen advies te vragen. Zodoende raakte ik ook bij De Tuut betrokken en weer later bij de Nederlandse Gemalenstichting. Maar al eerder, toen ik bij De Maaskant* werkte, maakte ik me druk over erfgoed. Ik maakte een plan voor het behoud van ‘vergeten’ sluizen, legde het voor aan het bestuur en kreeg budget. Op dit moment zet ik me onder andere in voor restauratie van een oude toren in mijn woonplaats Puijflijk en een voormalig tbc-sanatorium in Nijmegen waarin woningen komen. Een eerste projectontwikkelaar wilde de hele gevel vervangen door glas; inmiddels praten we over herstel van de oorspronkelijke stenen gevel. We zijn dus op de goede weg.”

*Maaskant is het voormalig waterschap verantwoordelijk voor de waterhuishouding langs de Maas in Noord-Brabant. Het fuseerde in 2004 met De Aa tot waterschap Aa en Maas.

U heeft vaak een dagtaak aan erfgoedbehoud. Waar komt die grote inzet vandaan?

“Ik kan niet over voetbal meepraten, maar als je met mij begint over geschiedenis … Hoe de Zuiderzee is drooggemalen, vanaf een werkeiland met dieselmachines, dat is echt een huzarenstukje. Maar het gaat me zeker niet alleen om de techniek. Het verhaal van De Tuut is ook het verhaal van boeren en bestuurders in het Land van Maas en Waal, hun strijd tegen het water, hun twisten en samenwerking. Het is ook gemeenschapsgeschiedenis en identiteit. Dát verhaal wil ik bewaren voor het nageslacht. De Amsterdamse grachten die blijven wel bestaan, maar er is ook zoveel geschiedenis op het platteland. En ik word strijdbaar als de politiek, een gemeente, provincie of waterschap erfgoed verkwanselt met gelegenheidsargumenten. Je kunt niet alles behouden, je moet keuzes maken, maar die moeten weloverwogen zijn. Ik ben regelmatig doorgegaan tot de Raad van State.”

Ook weleens ongelijk gekregen?

“Niet vaak, maar dat is gebeurd. En dan is het zo. Dan gaat het dossier naar zolder en sluit ik het af. Niet napraten, geen chagrijn, daar stap ik overheen. Ik haal er vooral heel veel plezier uit.”

Is er de afgelopen decennia meer aandacht gekomen voor watererfgoed?

“Ik zie een kentering bij de waterschappen. Veel schappen hebben hun erfgoed inmiddels goed geïnventariseerd. En er zijn mooie boeken over erfgoed verschenen van STOWA en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Maar waterschappen moeten er wel mee aan de slag, de rapporten en boeken moeten niet in de la blijven liggen. Nog vaak is behoud in de praktijk een kwestie van stichtingen, gedreven door enthousiaste pensionado’s of van één enthousiasteling in een waterschap.”

Hoe zorg je dat erfgoedbehoud minder van die ene enthousiasteling afhangt?

“Goede voorbeelden verspreiden en voor aanjagers bij de waterschappen zorgen. Op de tweejaarlijkse Dag van het Watererfgoed die de Gemalenstichting samen met STOWA organiseert, proberen we de beslissers binnen waterschappen in huis te krijgen en hen te inspireren. Ik voel me soms echt een missionaris. Enthousiasme is en blijft heel belangrijk. Dan komt de oplossing vanzelf, zeg ik altijd. En aandacht voor erfgoed is ook iets dat moet groeien. In 1995 nam Maaskant voor het eerst een ecoloog in dienst, nu zijn ecologen niet meer weg te denken. Zo kan het ook met erfgoedspecialisten gaan.”

U bent ook schouwer voor de FIEN Erfgoedprijs voor industrieel erfgoed. Wat maakt een restauratie geslaagd?

“Ik kijk naar de karakteristieke kenmerken: originele tegeltjes, kleurkeuzes, de gebruikte materialen, het soort voegen. Dat soort unieke elementen zijn zo verprutst als de aannemer geen historische kennis heeft. Zoek het na: wat hoort hier aan materialen, aan kleuren, wat voor deurstijlen? Dat kost vaak niets meer.”

Je kunt niet alles bewaren, zegt u ook…

“Dat is zo. Ik heb me ook verdiept in de dieselgeneratoren die verdwijnen door elektrificatie. Die kun en hoef je niet allemaal te bewaren. Bij Kinderdijk waar veel mooie oude Storkdiesels staan, zeg ik: bewaar er één. Zet die in een hybride-opstelling als back-up of noodvoorziening bij stroomstoring. Waterschap Brabantse Delta doet dat bijvoorbeeld. Als ik het gemak zie waarmee nu ook gebouwen uit de jaren zestig verdwijnen. Niet dat ik daar nu een uitgesproken liefhebber van ben, maar het wordt zo wel een stuk saaier. Vergeet niet, dat bijvoorbeeld De Binnendieze in Den Bosch bijna was gedempt, ook daar ben ik mee bezig geweest. Nu is een rondvaart een toeristisch hoogtepunt.”

Wie is Jan Reijnen?

Jan Reijnen is bestuurslid van de Nederlandse Gemalenstichting en de Monumentenstichting Baet en Borgh, adviseur bij Historische Vereniging Tweestromenland, jurylid van de FIEN Erfgoedprijs, technisch adviseur Commissie Gelderland van Erfgoedvereniging Heemschut en medeorganisator van de Dag van het Watererfgoed. Hij schreef de 10 gouden regels voor waterstaatkundig erfgoed. Reijnen werd geboren in WOII in Puijflijk in het Land van Maas en Waal waar zijn vader een boerderij had. Hij volgde een opleiding levensmiddelentechnologie en werkte o.a. bij de Keuringsdienst van Waren in Dordrecht, Zuiveringschap Veluwe en bij het Waterschap Maaskant. Sinds 2007 is hij met pensioen.

Restauratie stoomgemaal De Tuut: 2 miljoen euro en
60 duizend vrijwilligersuren

Ooit telde Nederland 750 stoomgemalen, nu nog negen. Daaronder het bekende Cruquius-gemaal (1849) dat de Haarlemmermeerpolder drooglegde, maar ook De Tuut (1918) bij Appeltern. De Tuut pompte 15.000 hectare boerengrond droog in het Land van Maas en Waal tijdens de regenmaanden. Totdat in de jaren zestig de dieselgeneratoren arriveerden, die inmiddels weer vervangen zijn door een compleet geautomatiseerd, elektrisch gemaal.

De Stichting Baet en Borgh restaureerde De Tuut die in de jaren zeventig bijna was gesloopt voor de schrootprijs. Jan Reijnen zit al 38 jaar in het bestuur waarvan 25 jaar als voorzitter. Reijnen: “We hadden een stichting, maar geen centen. Gelukkig was ik net met pensioen en kon er veel tijd in steken. Stukje bij beetje hebben we het gemaal opgeknapt, met geld van gemeente, de provincie, EU en uiteindelijk ook wat van het waterschap.”

De restauratie startte in 1990 met herstel van de daken. Daarna volgde het ketelhuis, herbouw van de schoorsteen (1997), restauratie van ketels en machines en de sluizen. De Kolenloods werd hersteld (2007) en ingericht als bezoekerscentrum. Sinds 2011 is er het Stoomcafé. In totaal vergde de restauratie van De Tuut 2 miljoen euro en 60 duizend vrijwilligersuren, vertelt Reijnen. “Het heeft veel inzet, vasthoudendheid, gepraat en aanvragen gekost, maar we zijn verder gekomen dan ik ooit had gedacht”.

Vijf weekenden per jaar gaat het vuur aan onder de stoomketels en draait het gemaal, dat 440 kuub per minuut kan verzetten. Twee groepen vrijwilligers verzorgen al het onderhoud, geven rondleidingen en organiseren evenementen. Reijnen: “Heel belangrijk: we hebben veel oudere vrijwilligers, maar ook een jonge groep mensen die ’s avonds bijeenkomt.”

Artikel in het kort

  • In dit artikel laat oud-waterschapper en gepassioneerd erfgoedliefhebber Jan Reijnen zijn licht schijnen over de manier waarop je het best om kunt gaan met waterstaatkundig erfgoed.

  • De beste bescherming voor watererfgoed is volgens hem behoud van functie of een passende nieuwe functie.

  • Behoud van watererfgoed hangt nog te veel af van gepassioneerde mensen bij stichtingen en die ene enthousiasteling bij het waterschap, aldus Reijnen.

  • Niet al het erfgoed kan of hoeft volgens Reijnen bewaard te blijven, maar maak weloverwogen keuzes.

STOWA Publicaties

Hier vindt u de digitale uitgaven van STOWA waaronder het digitale magazine Ter Info.
Volledig scherm